Een schreeuw voor ons geliefde land
Rabbi Arik Ascherman
Ik begon dit artikel vorige week maandag te schrijven, maar legde het dinsdag opzij toen we het treurige nieuws ontvingen over Naftali Frankel, Eyal Yifrach en Gilad Shaar.
Ik wil echter iets vertellen over mijn ervaringen van de zondag daarvoor die nu deze nog steeds relatief vers in mij geheugen zitten. Ik weet dat ze zouden kunnen verbleken in het licht van de moord op de drie jonge Israëliërs, de moord op de 16 jaar oude Mohammed Abu Khdeir, Israëliërs (inclusief stafleden en rabbijnen van Rabbis for Human Rights) in schuilkelders (we hadden zojuist ons eerste luchtalarm in Jeruzalem). Ik weet niet hoeveel Gazanen überhaupt al toegang tot schuilkelders hebben en de dreiging van een grondoorlog in Gaza lijkt reëel te zijn. Joodse jongeren hebben Arabieren mishandeld en Arabische eigendommen vernield in de straten van Jeruzalem terwijl Palestijnen aan weerszijden van de wapenstilstandslijn gooien met stenen en Molotovcocktails en de confrontatie aangaan met de veiligheidstroepen. Onze leiders hebben krachtig veroordeeld dat individuen het recht in eigen hand nemen, maar zeggen eveneens openlijk dat de staat wraak moet nemen. De drievoudige moord diende als excuus voor de stichting van tenminste vier nieuwe “outposts” die het begin van een nieuwe nederzetting kunnen vormen. (Rabbis for Human Rights vertegenwoordigt in twee gevallen de gedupeerde Palestijnse eigenaren van de betreffende grond).
In het licht van dit alles kun je je afvragen hoe belangrijk het is dat de inwoners van El-Arabiq dapper de brandende zon weerstaan tijdens de Ramadan, dat asielzoekers in bussen werden geleden en naar de gevangenis werden teruggevoerd en dat ik zelf met pepper spray ben bespoten.
Het lijkt wel of we leven in een poel van verschillende tragedies, maar ik ben ervan overtuigd dat deze onderling gerelateerd zijn. Avraham Burg [voormalig Knesset-voorzitter en schrijver] en Gideon Levy [Israëlisch journalist] hebben gezegd wat de meesten van ons niet durven zeggen. Burg zei dat de Palestijnse samenleving wordt gegijzeld. En Levy spreekt over alle moorden op Palestijnse kinderen waarover geen enkele ophef is, inclusief de doden die vielen tijdens de zoekactie naar de drie ontvoerde Israëlische jongeren. Om het beeld compleet te maken: een heel nette en ingetogen Palestijn die ik ken vertelde me zojuist dat hij ervan overtuigd was dat Naftali, Eyal en Gilad niet vermoord zijn door Palestijnen maar dat het een Israëlisch complot zou zijn. Terwijl de vader van Mohammed Abu Khdeir overduidelijk verklaarde dat hij de moord op de drie thoraschoolstudenten afkeurde (en de ouders van deze studenten de moord op Mohammed hebben veroordeeld), memoreerde hij eveneens de mogelijkheid dat het door de joden is gedaan. Er is duidelijk iemand bezig om dit idee de wereld in te helpen. Een andere Palestijn vertelde me dat hij blij was dat de Israëliërs nu iets konden ervaren van wat de Gazanen meemaakten ook al kon hij zelf ook door de raketten geraakt worden.
De gemeenschappelijke noemer is een spirituele kortzichtigheid.
Toen ik probeerde om het geweten aan te spreken van de in het zwart geüniformeerde politie en immigratie-medewerkers die huilende en smekende asielzoekers in bussen sleepten om ze terug naar de gevangenis te brengen, kreeg ik het gevoel bijna hun gedachten te kunnen leven. Sommigen lachten om wat ze aan het doen waren. Velen keken strak. Eentje toonde een klein beetje medeleven met de ongelukkige asielzoekers. Toen ik het over het leger van farao had die achter de Israëlisch aanjaagde om hen naar Egypte terug te laten keren en hen herinnerde aan het gebod anderen niet aan te doen wat ons was aangedaan, wist ik zeker dat zij dachten aan Naftali, Gilad en Eyal. De Afrikaanse asielzoekers die ruw en soms gewelddadig in de bussen warden geladen hadden niets met die ontvoeringen te maken, maar ik wist zeker dat de gedachten aan het drietal de woede voedden tegen alle niet-joden. I hoorde hen zichzelf inprenten: “Godzijdank zijn we niet langer aan de genade van de Egyptenaren overgeleverd en aan die van allen die ons de afgelopen eeuwen hebben onderdrukt. Nu hebben wij de wapens en hoeven we nooit meer onderdrukt te worden.” Waar de ontvoeringen cq. moord dit idee van volledige controle had ondermijnd, dan was hier de kans om zichzelf er weer van te overtuigen dat ze die macht wel hadden.
Israëlische en Palestijnse verhalen van onderdrukking geven ons altijd het idee van uitverkiezing en exclusiviteit. We zijn niet meer in staat om Gods beeltenis in de “Ander” te zien zoals Bileam de engel met het getrokken zwaard zag in de Thora-lezing van afgelopen week. Het verbod op diefstal zijn niet van toepassing op ons wanneer we onze overweldigende staatsmacht gebruiken om de grond van El-Arabiq te stelen omdat de wereld het aan ons verplicht is, Arabieren 21 andere landen hebben en wij het land nodig hebben dat ons bovendien beloofd was. Ik twijfel er niet aan dat de moordenaars van Naftali, Gilad en Eyal meenden dat hun onmacht en het totale onvermogen om geïnstitutionaliseerde onderdrukking van de Palestijnen door de Israëlische staat hun daden rechtvaardigden. Ik herinner de mensen tegenwoordig weer aan de woorden van Hillel de Oudere wanneer hij een schedel in het water ziet drijven:
“Hij [Hillel] zag verder een schedel in het water drijven. Hij zei tegen de schedel: “Omdat jij anderen verdronk ben je zelf verdronken, maar uiteindelijk zullen degenen die jou verdronken ook verdrinken.” (Pirkei Avot 2:7)
We worden gemaand niet al te veel tijd te spenderen aan speculaties over de komst van de Messias, maar volgens mij komt hij of zij zodra wij met medemenselijkheid onze collectieve spirituele kortzichtigheid hebben overwonnen. In een bekende Talmoedische midrash verteld Elia aan Rabbi Yehoshua Ben Levi dat hij de Messias kan vinden als in de persoon van een verbonden bedelaar bij één van de stadspoorten van Rome. Zo lang hij alleen het lijden van het joodse volk ziet als reden om de Messias te laten komen, zal hij hem of haar niet zien. Rabbi Yehoshua zal in staat moeten zijn om de Messias te herkennen in de onooglijke gestalte van een niet-jood.
Tijdens een Israëlisch TV-debat over de vernieling van Palestijnse huizen afgelopen week [in het Hebreeuws], zei Bayit Yehudi MK Yoni Chetboun dat [Hezbollah-leider] Hassan Nasrallah naar mij had geluisterd toen ik de luisteraars eraan herinnerde dat in 2005 het Israelisch leger had besloten dat deze vernielingen meer terreurdaden voorzaakten dan voorkwamen, dit als zwakheid had gezien en daarom de volgende ontvoering had gepland. Ik realiseerde me laten dat dit gesprek plaatsvond op de derde Tammoez, mijn 25ste trouwdag. Vijfentwintig jaar geleden was de derde Tammoez ook de dag waarop mijn broers en ik bijna in de bus hadden gezeten die enkele uren voor mijn huwelijk door een terrorist was gekaapt. Sommige van mijn Israëlisch-Arabische vrienden durfden vervolgens niet naar Jeruzalem te komen vanwege deze gebeurtenis en het kostte me grote moeite hen toch over te halen. Uiteindelijk waren we allemaal gesterkt en gelukkig door het feit dat we ondanks deze tragedie als asjkenazische, sephardische en Ethiopische joden, zowel religieus als seculier, samen met joden en Arabieren tezamen waren gekomen.
De Nasrallahs van deze wereld worden gevoed door haat en conflict. Zij zijn afhankelijk van onze kortzichtigheid. Ze hebben geen antwoord wanneer ze geconfronteerd worden met grensoverschrijdende solidariteit die geworteld is in onze gemeenschappelijke humaniteit.
Rabbi Yehoshua beklaagt zich bij Elia over het feit dat de Messias had beloofd op de dag te komen waarop zij elkaar ontmoeten, maar niet kwam. Elia legt aan Rabbi Yehoshua uit dat de Messias had gezegd dat hij of zij zou komen als we zouden luisteren naar Gods woord. Luisteren is ook doen. De Messias komt als we niet enkel pro forma veroordelingen van dergelijke activiteiten naar buiten brengen. We zullen veel verder moeten gaan dan een politiek voetbalwedstrijd spelen naar aanleiding van deze tragedie zoals de NGO Monitor een rapport uitbracht over de uitspraken van mensenrechten- en linkse politieke organisaties over de ontvoering van de Thoraschoolstudenten. We zullen in staat moeten zijn om net zoveel pijn te voelen als er iets met de “Ander” gebeurt als wanneer het gebeurt met “Een van Ons”. We zullen in staat moeten zijn dezelfde afschuw en betrokkenheid te voelen om een eind te maken aan het kwaad.
We moeten verder gaan dan woorden en gevoelens van afkeuring. Ons is geleerd dat de openingszin van het V'Ahavta-gebed ("U zult de Here uw God liefhebben met heel uw hart, heel uw ziel en al uw kracht”) betekent dat we God moeten dienen met al onze inzet, alle middelen die we hebben en moet ons leven (Talmoed Brakhot 61a).
We zijn niet machteloos ook niet ongehoord als we bereid zijn om schouder aan schouder te staan.
Als je hier in Israël bent, dan hebben we diegenen nodig die bereid zijn om iets van hun tijd te geven en zichzelf aan gevaar bloot te stellen wanneer we als menselijk schild bij de olijvenoogst aanwezig zijn (gelukkig, dankzij onze overwinning bij het Hooggerechtshof in 2006, steeds minder). Sommigen doen dit nu de laatste dagen ’s nachts in Jeruzalem om te bewerkstelligen dat de politie joodse extremisten aanpakt die Arabieren mishandelen en windschermen omvertrekken. Ik deed dit op 29 juni op de Egyptische grens met Afrikaanse asielzoekerekers.
Neem contact met me op als je wil helpen in Jeruzalem. Kom naar onze wekelijkse El-Araqib-wake op zondagmiddag vanaf 16.30 uur. En als de veiligheid het toelaat, loop dan met ons op donderdag ter herinnering van Moshe Silman. Laat zijn dood niet voor niets zijn geweest. Sluit je aan bij Tag Meir en laat zien dat wij het extremism niet willen laten winnen. Verhef je stem in solidariteit met Afrikaanse asielzoekers. Sluit je bij ons aan in Knesset en in de rechtbank als we proberen om onze ervaringen in het veld te vertalen naar beleidsveranderingen.
Als je niet in Israël bent, dan hebben we je nodig om te schrijven. Onderteken onze petities, zoals die voor El-Araqib. We hebben je nodig om bezoeken te brengen, te lobbyen en zorgvuldig en betrokken te spreken over onze liefde voor Israël en voor de hele mensheid. Neem contact met ons op om een spreker van Rabbis for Human Rights uit te nodigen en in jouw gemeenschap tes preken. Mijn komende reizen naar Noord-Amerika zullen in november 2014 en mei 2015 plaatsvinden.
En ja, als je gelooft dat rabbijnen schouder aan schouder moeten staan voor de Thora en gerechtigheid, dan is je financiële bijdrage welkom. Met jouw hulp onderwijzen we jonge Israëliërs en rabbijnen in opleiding van buiten Israël. We voorkomen dat Palestijns land wordt ingenomen, strijden voor sociale huisvestiging voor Israëliërs en voor de uitvoering van de Alaluf voorstellen om armoede te bestrijden. We zijn vastbesloten te verhinderen dat plannen om "niet erkende" Bedoeïenendorpen te vernietigen, worden uitgevoerd, waarbij hun inwoners worden verplaatst en de Bedoeïenen van hun land worden beroofd.
Samen zullen we dienen als partners van de Ene die de ogen van de spiritueel blinden kan openen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten