Hij vertelde over zijn opvoeding in protestants Harderwijk in de jaren ’60 en ’70 waar hij zich rond zijn 16de aansloot bij de plaatselijke (kerkelijke) Vredeswerkgroep. Op Eerste Kerstdag ging je naar de kerk, op Tweede Kerstdag demonstreerde je dan bij mogelijke kernwapenobjecten in ’t Harde of Havelte. Geloof had in die dagen met heel concrete dingen te maken. Het ging niet om abstracte dingen, maar om een alledaagse, politieke praktijk. De IKV-leus “Alle kernwapens de wereld uit, om te beginnen uit Nederland”, daar kon je wat mee. Ook met noties als “de eerste stap zetten”, “jezelf kwetsbaar maken”, “je andere wang toekeren”.
Toen vervolgens het Interkerkelijk Comité Tweezijdige Ontwapening (ICTO) werd opgericht ontbrandde een felle strijd in de kerk. Er kwam een enorme verdeeldheid aan het licht. Naar hij later begreep heeft die in Enschede zelfs extreme vormen aangenomen, mede door de aanwezigheid van veel kerkgaand personeel verbonden aan de vliegbasis Twenthe. Veel kerkmensen hebben hier nog ware trauma’s aan overgehouden en huldigen het adagium dat de kerk zich maar beter niet met politiek kan inlaten. Ook “vrede” is als thema besmet geraakt.
Jaco Zuurmond kwam als eerst als student elektrotechniek in Enschede terecht. Daar kwam hij in aanraking met actieve vredesbewegingspredikanten als Jan de Jongh en Paul van Dijk. Laatstgenoemde was als ethicus aan de, toen nog, Technische Hogeschool verbonden en was bezig met promotie-onderzoek naar Cornelis Dippel, een ingenieur die zich op het gebied van de theologie begaf. Als meelezer werd bij Jaco Zuurmond een interesse voor theologie aangewakkerd en in Brussel is het “protestantse godgeleerdheid” gaan studeren.
Daarin domineerde het werk van de Zwitserse theoloog Karl Barth die na afloop van de Eerste Wereldoorlog, waarin verschillende Europese naties een hele jonge generatie aan de oorlog offerden in naam van God en Vaderland, het West-Europees christendom failliet was. Barth ging op zoek naar de wortels en roerde zich tegelijkertijd politiek. Hij geldt in de Tweede Wereldoorlog ook als één van de oprichters en inspiratiebronnen van de “Bekennende Kirche”, de vrijwel ondergrondse kerk die niet wil wijken voor de nazi-ideologie.
In het werk van Barth staat voor Jaco Zuurmond het begrip “ontvankelijkheid” centraal. Positiever dan ‘zelfrelativering’ omdat het minder de nadruk legt op het afwaarderen van je eigen gelijk en meer op het waarderen van het gelijk van de ander. Het is “de houding die zich weert tegen de menselijke neiging tot overheersing”. Ook om God niet vast te willen leggen in bewijzen – of dogma’s – maar Hem laten gebeuren.
In de tussentijd viel de Muur en werd alles anders. Terugkijkend op zijn tijd in de vredesbeweging meent Jaco Zuurmond dat het toen allemaal veel simpeler was of dat de vredesbeweging het toen allemaal simpeler voorstelde. De wereld van oorlog en vrede is ondertussen veel complexer geworden. Hij heeft grote waardering voor mensen en organisaties die op zoek zijn naar vredesinitiatieven in deze wereld en laat zich graag inspireren door initiatieven als Syria’s Request, maar geeft ruiterlijk toe dat hij die inspiratie dan ontvangt en er, in zijn ogen, weinig aan kan toevoegen. Hij is wat werken aan de wereldvrede betreft veel somberder dan toen. En het is - volgens hem- daarom maar goed dat de Vredesbeweging niet van hem afhankelijk is.
Toen vervolgens het Interkerkelijk Comité Tweezijdige Ontwapening (ICTO) werd opgericht ontbrandde een felle strijd in de kerk. Er kwam een enorme verdeeldheid aan het licht. Naar hij later begreep heeft die in Enschede zelfs extreme vormen aangenomen, mede door de aanwezigheid van veel kerkgaand personeel verbonden aan de vliegbasis Twenthe. Veel kerkmensen hebben hier nog ware trauma’s aan overgehouden en huldigen het adagium dat de kerk zich maar beter niet met politiek kan inlaten. Ook “vrede” is als thema besmet geraakt.
Jaco Zuurmond kwam als eerst als student elektrotechniek in Enschede terecht. Daar kwam hij in aanraking met actieve vredesbewegingspredikanten als Jan de Jongh en Paul van Dijk. Laatstgenoemde was als ethicus aan de, toen nog, Technische Hogeschool verbonden en was bezig met promotie-onderzoek naar Cornelis Dippel, een ingenieur die zich op het gebied van de theologie begaf. Als meelezer werd bij Jaco Zuurmond een interesse voor theologie aangewakkerd en in Brussel is het “protestantse godgeleerdheid” gaan studeren.
Daarin domineerde het werk van de Zwitserse theoloog Karl Barth die na afloop van de Eerste Wereldoorlog, waarin verschillende Europese naties een hele jonge generatie aan de oorlog offerden in naam van God en Vaderland, het West-Europees christendom failliet was. Barth ging op zoek naar de wortels en roerde zich tegelijkertijd politiek. Hij geldt in de Tweede Wereldoorlog ook als één van de oprichters en inspiratiebronnen van de “Bekennende Kirche”, de vrijwel ondergrondse kerk die niet wil wijken voor de nazi-ideologie.
In het werk van Barth staat voor Jaco Zuurmond het begrip “ontvankelijkheid” centraal. Positiever dan ‘zelfrelativering’ omdat het minder de nadruk legt op het afwaarderen van je eigen gelijk en meer op het waarderen van het gelijk van de ander. Het is “de houding die zich weert tegen de menselijke neiging tot overheersing”. Ook om God niet vast te willen leggen in bewijzen – of dogma’s – maar Hem laten gebeuren.
In de tussentijd viel de Muur en werd alles anders. Terugkijkend op zijn tijd in de vredesbeweging meent Jaco Zuurmond dat het toen allemaal veel simpeler was of dat de vredesbeweging het toen allemaal simpeler voorstelde. De wereld van oorlog en vrede is ondertussen veel complexer geworden. Hij heeft grote waardering voor mensen en organisaties die op zoek zijn naar vredesinitiatieven in deze wereld en laat zich graag inspireren door initiatieven als Syria’s Request, maar geeft ruiterlijk toe dat hij die inspiratie dan ontvangt en er, in zijn ogen, weinig aan kan toevoegen. Hij is wat werken aan de wereldvrede betreft veel somberder dan toen. En het is - volgens hem- daarom maar goed dat de Vredesbeweging niet van hem afhankelijk is.
Sinds 1998 is hij weer terug in Enschede, maar nu als predikant (in 1992 overigens als predikant in het aanpalende Glanerbrug). De Protestantse Gemeente Enschede heeft enkele jaren geleden het motto “Geloven in Enschede” gekozen. In zijn ogen geeft dat motto iets van de openheid voor andere kerkelijk, religieuze en levensbeschouwelijke tradities weer en zelfs voor initiatieven die niets met religie en levensbeschouwing te maken hebben maar gewoon het beste met de stad voor hebben en de mensen die er wonen. Het motto geeft precies de ontvankelijkheid weer voor wat er in de stad gaande is. De kerk heeft de waarheid niet in pacht, maar laat zich ook inspireren door wat er in haar omgeving gebeurt. Biedt de ruimte aan God om Zich te laten gebeuren.
Deze inhoudelijke bescheidenheid is ook in overeenstemming met de toenemende numerieke bescheidenheid van de Protestantse Gemeente in Enschede. Er wordt op dit moment toegewerkt naar één kerkgebouw in Enschede waartoe de huidige Vredeskerk wordt omgebouwd. Die Vredeskerk werd in 1954 geopend op het moment dat de laatste zichtbare sporen van de Tweede Wereldoorlog waren opgeruimd en nadat Duitsland en Frankrijk de samenwerking waren aangegaan in de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, de directe voorloper van de Europese Unie. Die naam “Vredeskerk” drukte in 1954 wel iets van een optimisme uit dat men om zich heen ook zag gebeuren. Vrede als een daadwerkelijke ontwikkeling. Iets anders dan vrede als actie of vrede als iets dat wel heel erg gecompliceerd is geworden.
Het is overigens niet om de reden dat het begrip “Vrede” minder aansprekend is geworden dat de Protestantse Gemeente Enschede heeft besloten om de naam van de kerk te veranderen. De achtergrond daarvan is dat als je besluit om in een betrekkelijk korte tijd vier van de vijf kerkgebouwen te sluiten en één gebouw als nieuw kerkelijk centrum aan te wijzen, je dan ook echt met iets nieuws moet komen en niet het idee moet geven dat één van de vijf kerkgebouwen de andere allemaal heeft overleeft. Uit een prijsvraag onder de gemeenteleden is de naam “Ontmoetingskerk” gekomen.
In hetzelfde weekend dat deze nieuwe naam bekend werd gemaakt, afgelopen zomer, vond in Jeruzalem een vredesconferentie plaats. Terwijl de raketten in de Gaza-oorlog dood en verderf zaaiden, zaten Israëlische en internationale vredesactivisten bij elkaar om te praten over “vrede”. De Israëlische schrijver en vredesactivist Etgar Keret was daarbij en schrijft in zijn artikel “Geef het compromis een kans” in de Volkskrant: “Terwijl kanonnen bulderen en Israëlische ministers vurige toespraken hielden, werd de Israëlische Vredesconferentie geopend. Het was een genoegen om de toespraken te beluisteren en de stukken te lezen van de vele welbespraakte, vastberaden mensen die het zonder blikken of blozen bleven hebben over die vurig gewenste vrede, ondanks het feit, of misschien wel dankzij het feit, dat de grond onder onzer voeten stond te trillen.”
Maar, zo vervolgt Keret, We willen “dat vrede [ons] geschonken zou worden. Als niets minder dan een geschenk, dus. Dat is kennelijk de vrede waarnaar we verlangen: iets wat we heel erg graag zouden ontvangen als een kosteloos geschenk. Maar - in tegenspraak met de gedachte dat wij zelf alleen verantwoordelijk zijn voor onze overleving - is vrede volgens dat lied God gaf je een geschenk afhankelijk van de Goddelijke Voorzienigheid. (…) Ik wil de stemming (…) niet verpesten, maar ik heb zo'n vermoeden dat God voorlopig niet van plan is om ons vrede te schenken; we zullen dus zelf ons best moeten doen om dit te bereiken. En als we erin slagen, zullen noch wij, noch de Palestijnen de vrede cadeau krijgen. Vrede is namelijk altijd een compromis tussen twee kampen. En voor dat compromis zullen beide partijen een zware prijs moeten betalen, niet alleen in grondgebied of in geld, maar ook in een verandering van hun wereldbeeld.”
Volgens Keret is “vrede” van een realiseerbare situatie vlak na de Tweede Wereldoorlog, via een doel waarnaar je kon blijven streven verworden tot een geïdealiseerde eindtijd die alleen nog maar uit de lucht kan komen vallen; de weg om er te komen kennen we niet. Of willen we niet kennen, omdat het namelijk – volgens hem – de weg van het compromis is. Van geven en nemen, maar in het geval van Israël van heel veel geven en risico’s nemen. En vooral van moed om dat te doen. Hij stelt voor om het over die weg van het compromis te hebben in plaats van over het geïdealiseerde eindstation van vrede, ook al staat het woord “compromis” minder cool op T-shirts en zullen de liedjes erover minder emoties oproepen.
Jaco Zuurmond sluit zich daarbij aan en meent dat het woord “ontmoeting” hetzelfde uitdrukt: niet alleen uitgaan van het eigen gelijk, maar ook open staan voor het gelijk van anderen. Hij vindt alleen het woord “Ontmoetingskerk” dan aansprekender dan “Compromiskerk”. Maar uiteindelijk gaat het nog wel steeds om de vrede.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten