Vandaag, Wereldvluchtelingendag, organiseerden de Katholieke Vereniging
voor Oecumene, Kerk in Actie en de Syrisch-Orthodoxe Kerk in Nederland onder
auspiciën van de Raad van Kerken in Nederland een bijeenkomst over de “Kerkelijke
Hulpverlening aan de slachtoffers van de oorlog in Syrië”. Het wereldwijde aantal
vluchtelingen is namelijk nog niet zo groot geweest als nu en veruit het
grootste aantal van deze vluchtelingen is afkomstig uit Syrië.
De circa 50 aanwezigen werden verwelkomd door de Syrisch-Orthodoxe bisschop
in Nederland, Mor Polycarpus, in het Syrisch-Orthodoxe klooster St. Ephrem in
het vlakbij Enschede en tegen de Duitse grens aan geleden Glane. Het vormt
tevens de zetel van het Syrisch-Orthodoxe bisdom in Nederland.
Mor Polycarpus vertelde dat dit klooster in 1981 als eerste
Syrisch-Orthodoxe klooster in Europa werd gesticht. Haar functie was, zoals
gebruikelijk voor kloosters van de Syrisch-Orthodoxe kerk in het Midden-Oosten,
het bieden van bescherming voor de diverse Syrisch-Orthodoxe christenen die in
die tijd wegvluchten van de burgeroorlog die toen in hun woongebied in Zuidoost
Turkije woedde tussen het Turkse leger en de Koerdische opstandelingen.
Eerder waren veel Syrisch-Orthodoxe christenen al uit deze regio in het
zuidoosten van het huidige Turkije gevlucht of verdreven in het kader van de
genocide van 1915 die bekend staat als “Armeense genocide” maar ook andere
christelijke bevolkingsgroepen in het Ottomaanse Rijk betrof. Velen van hen zijn
toen naar de gebieden gevlucht die nu in het noorden van Irak, in Syrië,
Libanon en Israël/Palestina liggen. Uit noord-Irak zijn veel christenen gevlucht
tijdens de Iraakse burgeroorlog die losbarstte na Amerikaanse invasie van 2003.
Velen naar Europa, maar ook naar buurland Syrië. De afgelopen jaren zijn veel
christenen de Syrische burgeroorlog ontvlucht naar Europa, naar Libanon,
Turkije en sommigen de omgekeerde beweging naar het toen minder onveilige Irak.
Maar sinds de inname van Mosul door de jihadistische strijders voor een
Islamitische Staat in Irak en Syrië vluchten ze nu ook weer alle kanten op.
“En zo gaat het maar door”, verzucht Mor Polycarpus, “net als je ergens
een huis gebouwd hebt en je leven weer op orde denkt te hebben, word je
gedwongen weer verder te trekken. Syrisch-Orthodoxe christenen zijn nomaden
geworden, bijeengehouden door familiebanden en de kerk.” De Syrisch-Orthodoxe
kerk die haar basis in het Midden-Oosten, de bakermat van het christendom,
dreigt te verliezen. “Nederlandse politici spreken steeds over ‘opvang in de
regio’. We doen niet anders, maar binnen die regio worden we steeds weer
opgejaagd en zijn we niet veilig. Het plaatst ons voor een afschuwelijk
dilemma: doe je als Syrische kerk je uiterste best om je lidmaten zo snel
mogelijk naar het veilige Europa te brengen of probeer je uit alle macht je
wortels in het Midden-Oosten te behouden en vraag je je lidmaten om daar zoveel
mogelijk te blijven.”
De Syrisch Orthodoxe Kerk heeft volgens Mor Polycarpus voor een
tussenweg gekozen. Geef de gelovigen asjeblieft de kans de gruwelijkheden van
de oorlog te ontvluchten, maar benadruk daarbij ook het recht op terugkeer naar
Syrië en de andere landen van herkomst zodat deze aloude kerk niet definitief
uit het Midden-Oosten zal verdwijnen. Hij heeft onlangs een brief aan
staatssecretaris Teeven geschreven met het dringende verzoek om 550
familieleden van reeds in Twente woonachtige Syriërs tijdelijk naar Nederland
te laten komen om hier op adem te kunnen komen en hun leven weer op te bouwen. Vanuit
de opleidingen die ze hier dan af hebben kunnen ronden, de werkervaring die ze
hier hebben opgedaan en de contacten die ze met instellingen en bedrijven hier
hebben gelegd zouden ze dan na de oorlog naar Syrië terug kunnen keren om een
waardevolle bijdrage te leveren aan de wederopbouw van hun land.
Staatssecretaris Teeven heeft nog niet gereageerd op dit voorstel.
De tweede spreker was Samer Laham, coördinator van de hulpverlening in
Syrië namens het Grieks-Orthodox Patriarchaat in Damascus. Van de 18 miljoen
inwoners die Syrië vóór het uitbreken van de oorlog had, zijn er 4 miljoen naar
het buitenland gevlucht, maar 7 miljoen (de helft van de in Syrië
achtergebleven Syriërs) hebben eveneens huis en haard moeten verlaten en
verblijven elders in Syrië. Zij en nog 2 miljoen andere Syriërs zijn
afhankelijk van hulp van derden. Het hulpprogramma dat de Grieks-Orthodoxe Kerk
(het grootste kerkgenootschap in Syrië, vooral in het westen van het land) in
Syrië heeft uitgerold met 300 vrijwilligers bereikt in totaal 4 miljoen mensen.
85% van hen zijn geen christen; er wordt dus hulp geboden aan alle
bevolkingsgroepen. Het programma van de Grieks-Orthodoxe Kerk in Syrië wordt
financieel gesteund door ACT, de internationale protestantse hulporganisatie
waar het Nederlandse Kerk in Actie deel van uitmaakt.
Ook Samer Laham benadrukt dat Syrië lange tijd een toevluchtsoord voor
vluchtelingen uit andere landen in het Midden-Oosten was: 100 jaar geleden
vanuit het huidige Turkije, in de jaren ’30 voor christenen die het geweld ten
gevolge van de Iraakse opstand tegen het Britse gezag ontvluchtten, eind jaren ’40
grote aantallen Palestijnse vluchtelingen die de Israëlische
Onafhankelijkheidsoorlog ontvluchten (of daarbij verdreven werden), uit Libanon
tijdens de Burgeroorlog daar in de jaren ’80 en de afgelopen tien jaar uit
Irak. De Grieks-Orthodoxe Kerk had toen ook al een omvangrijk hulpprogramma
onder deze vluchtelingen en in die zin was er al een infrastructuur en de
nodige ervaring beschikbaar om ook de interne Syrische vluchtelingen te kunnen
helpen. In het Oost-Syrische Hassaka maakt de Grieks-Orthodoxe Kerk gebruik van
de kerkelijke infrastructuur van de Syrisch-Orthodoxe Kerk die daar het
grootste is en wordt daarbij gesteund door de Syrisch-Orthodoxe bisschop van
Hassaka die overigens zelf, na de ontvoering van zijn collega van Aleppo op 22
april 2013, naar Wenen is gevlucht. De hulpverlening aan Hassaka is echter een
stuk moeilijker geworden sinds ISIS zich in de hele Eurfraat-regio heeft weten
te vestigen dat West-Syrië en Oost-Syrië van elkaar scheidt en de luchtbrug
naar het vliegveld van Qamishli is gevaarlijk en bijzonder kostbaar geworden.
Samer Laham benadrukt het belang de aanwezigheid van christenen in het
Midden-Oosten. Het gaat niet alleen om historische redenen, maar christenen in
het Midden-Oosten hebben altijd, al vanaf de Arabisch-islamitische verovering
van het Midden-Oosten in de zevende eeuw na Christus, een belangrijke rol
gespeeld in de dialoog met de islam en een brug geslagen tussen de islam en het
Westers christendom. Bovendien geeft de kerk in het Midden-Oosten vorm aan haar
maatschappelijke verantwoordelijkheid als invulling van haar
geloofsovertuiging. Hij beziet de huidige strijd in het Midden-Oosten en het
oprukken van jihadistische groepen als ISIS in Syrië en Irak als een belangrijk
test voor de kerk in het Midden-Oosten om de kern van het geloof te kunnen
behouden, het geloof in de wederopstanding na het lijden en de dood. In het
Midden-Oosten, zo eindigt hij zijn bijdrage, wordt gebeden voor de kerken in Europa
en gedankt voor de inspanningen die deze zich getroosten om de hulp aan het
Midden-Oosten op te brengen.
De derde inleiding wordt verzorgd door Rolof Mulder en Yvette Shamir
van het Nederlands-Syrische Health Consortium. Rolof Mulder heeft het concept
van de “hospitainer” ontwikkeld: een mobiel ziekenhuis in gewone zeecontainers
die heel snel ergens naar toe gebracht en operationeel gemaakt kunnen worden.
Het concept werd aanvankelijk toegepast na de aardbevingen in Haïti en de
Filippijnen, maar is sinds kort ook over Syrië uitgerold waar veel bestaande
gezondheidsvoorzieningen zijn verdwenen ten gevolge van de oorlog. Rolof Mulder
is net terug van een reis die hij samen met de Syrisch-Nederlandse Yvette Shamir
door Syriër heeft gemaakt, met name door Homs en Ma’alula en hij beelden laat beelden
zien van de talloze vernielingen die zijn aangericht ten gevolge van het
algemene oorlogsgeweld maar ook ten gevolge van doelgerichte geweldsacties
tegen kerken en andere christelijke instellingen.
In Syrië werken Rolof Mulder en Yvette Shamir vooral samen met het
netwerk van Moeder Agnes, abdis van een klooster vlakbij Homs die zich tijdens
de oorlog in Syrië heeft ontwikkeld tot een belangrijk woordvoerder van de
Syrische christenen en ook een organisatie heeft opgericht die zich inzet voor
verzoening tussen de verschillende groeperingen in Syrië. Met haar hulp zijn
inmiddels hospitainers geplaatst in Homs en Tartous en is inmiddels Dara aan de
beurt. Ook Aleppo staat op het lijstje. Het project van Rolof Mulder en Yvette
Shamir wordt financieel onder andere door Cordaid / Mensen in Nood gesteund.
Er volgt na deze drie inleidingen een korte vragenronde waarbij vooral
gevraagd wordt of de geboden hulp daadwerkelijk alle groeperingen in Syrië
bereikt en of de hulp zich ook niet zo moeten richten op het door ISIS onder de
voet gelopen noorden van Irak waarbij Mor Polycarpus erop wijs dat de op
jongstleden Hemelvaartsdag nieuw geïnstalleerde patriarch van de
Syrisch-Orthodoxe Kerk, Mor Ignatius Ephrem II, vorige weer vanuit Damascus een
bezoek heeft gebracht aan de Syrisch-Orthodoxe en andere christelijke
vluchtelingen in het noorden van Irak. Verder blijken bij de vragenronde vooral
ook veel vertegenwoordigers te zitten van Twentse kerkgenootschappen die bij
deze bijeenkomsten hoopten te horen hoe zij hun Syrische streekgenoten konden
helpen, maar zich verloren voelden in de veelheid van organisaties die zich met
hulpverlening bezig houden. Samer Laham maakte tijdens deze vragenronde nog
eens duidelijk dat het niet alleen maar om noodhulp gaat, maar at in sommige
delen van Syrië inmiddels ook aan wederopbouw begonnen kan worden en aan de
restauratie van kerken en scholen.
Na afloop van deze vragenronde werd een speciaal voor deze gelegenheid
gemaakte videoboodschap vertoond van de eerder genoemde Syrisch-Orthodoxe patriarch
Ignatius Ephrem II die benadrukte dat in Syrië christenen en moslims onder het
geweld van diverse zijden hebben te leiden en de kerken in het Westen bedankte
voor hun hulp en betrokkenheid.
Het ochtendprogramma werd vervolgens afgesloten met een middaggebed in
de Syrische traditie met medewerking van het Syrisch-Orthodoxe St. Ephremkoor
waarna we werden uitgenodigde voor een overdadige middagmaaltijd.
Het middagprogramma werd vervolgens ingeleid met de film “Christenen
luiden de noodklok” die in het najaar van 2013 gemaakt was door de stichting “Help
Christenen in Syrië” onder Syrisch-Orthodoxe vluchtelingen die naar de door
Syrisch-Orthodoxe christenen bewoonde regio Tur Abdin in Zuidoost Turkije waren
gevlucht. Zij werden daar niet in grote vluchtelingenkampen opgevangen maar
door de Syrisch-Orthodoxe kloosters, kerken en de spaarzame ingezetenen van
deze regio. Eén van de geïnterviewde kerkelijk leiders van Tur Abdin hoopte dat
een aantal van deze vluchtelingen niet door zou trekken naar Istanbul of
West-Europa (waar ze weer een nieuw bestaan zouden kunnen opbouwen) maar in het
ontvolkte Tur Abdin zouden blijven om deze gebied weer tot levensvatbare,
christelijke regio om te vormen. Daartoe was dan wel nodig dat deze regio steun
zou ontvangen om een economische sector op te bouwen en daar schortte het
volgens hem nog aan.
Het hoofdbestanddeel van het middagprogramma was een panelgesprek onder
leiding van de Tubantia-journalist Gerbert Kuitert met Mor Polycarpus, Luke
Korlaar, vertegenwoordiger van de VN-vluchtelingenorganisator UNHCR in Nederland,
Herman Teule, directeur van het Instituut voor Oosters Christendom in Nijmegen,
Jelte van Wieren, hoof humanitaire hulp en wederopbouw bij het Ministerie van
Buitenlandse Zaken, en Pieter Omtzigt, lid van de Tweede Kamer voor het CDA.
Mor Polycarpus herhaalde in dit verband zijn verzoek aan staatssecretaris
Teeven om 550 Syrische familieleden een tijdelijk verblijf in Nederland aan te
bieden en was van mening dat Nederland op dit gebied veel meer kon doen en weinig
deed in vergelijking tot landen als Duitsland en Zweden. Luke Korlaar wees erop
dat de Nederlandse regering geen zozeer Syrische vluchtelingen uitnodigde, maar
we vele duizenden Syrische vluchtelingen die in Nederland waren aangekomen een
tijdelijke verblijfstatus heeft gegeven. In 2013 waren dat er ruim 23.000 en
dat aantal is inmiddels ook al over 2014 gehaald. Het zullen er dus wel minder
worden. Pieter Omtzigt was van mening dat de Nederlandse regering ook niet
verder kon gaan wil er nog iets overblijven van het draagvlak in Nederland om
vluchtelingen op te vangen. Bovendien is in Twente niet alleen een grote
gemeenschap van Syrische christenen maar ook van Syrisch alawieten aanwezig en
die zouden ook een dergelijke lijstje kunnen opstellen en aanleveren. En wat
doe je dan met vluchtelingen die bloed aan hun handen hebben? Nederland is
daarnaast zeer ruimhartig als het gaat om het financieren van de
vluchtelingenopvang in de regio en daar zouden de puissant rijke Golfstaten wel
eens wat ruimhartiger kunnen zijn. Hun bescheiden humanitaire hulp staat vooral
in groot contrast tot hun steun aan de continue stroom van strijders en wapens
naar Syrië. Het zou Syriërs veel meer helpen om hen aan te spreken op deze
proxy-oorlog die zij over de rug van de Syrische bevolking over geopolitieke en
economische belangen waar deze Syriërs part noch deel aan hebben. Een herhaling
van de genocide van 100 jaar geleden hangt in de lucht.
Herman Theule waarschuwt tegen dit soort vergelijkingen met de genocide
van 100 jaar geleden. Die genocide werd uitgevoerd door en tenminste
aangemoedigde door de overheid van het Ottomaanse Rijk terwijl het geweld dat
op dit moment in Irak en Syrië tegen christenen wordt gepleegd is het werk van
jihadistische groepen tegen de wil van de Syrische en Iraakse overheid. Volgens
Pieter Omtzigt is het resultaat echter hetzelfde en hij meent dat het Westen de
afgelopen tien jaar fout op fout heeft gestapeld als het om het Midden-Oosten
gaat, waarbij het erkennen van een groep mensen die zichzelf als leiders van de
Syrisch oppositie zagen maar geen enkele invloed in Syrië zelf hadden als de
wettige Syrische regering in plaats van de regering van Assad wel de grootste
was. Het Westen had de afgelopen tien jaar veelmeer moeten investeren in de
samenwerking met Rusland, dan zaten we nu niet met volstrekt onbeheersbare
conflicten in Syrië en Oekraïne.
Jelte van Wieren wijst erop dat het altijd gemakkelijk is om met de
kennis van nu te kunnen wijzen op foute beslissingen die in het voorjaar van
2011 zijn gemaakt. Pieter Omtzigt wijst erop dat de Volkenrechtelijk Adviseur
die de regering heeft aangesteld op basis van de aanbevelingen van de commissie
Davids, die de Nederlandse steun aan de Amerikaanse invasie in Irak onderzocht,
in 2011 ook al wees op deze malle en volkenrechtelijk onhoudbare beslissing en
dat velen er toen ook op wezen dat regime change in Syrië absoluut niet
vergelijkbaar zou zijn met regime change in Libië al was het maar vanwege de
betrokkenheid van Rusland en Iran. En hij wijst erop dat hij in 2011 niet in de
oppositie zat, maar dat het CDA toen deel uitmaakte van de regering, dus dat
zijn opmerkingen niet afgedaan kunnen worden als gemakkelijke praatjes vanuit
de oppositie.
Gevraagd naar de omvang van de Nederlandse hulp aan Syrië vertelt Jelte
van Wieren dat deze sinds het begin van 2012 84 miljoen euro omvat, althans,
als het om directe hulp aan programma’s in en rond Syrië gaat. Via de reguliere
bijdragen aan bijvoorbeeld de VN zal de Nederlandse bijdrage nog wel hoger
zijn.
Gevraagd naar de huidige situatie in Syrië vertelt Mor Polycarpus dat
hij drie weken geleden in Damascus was bij de installatie van de nieuwe
Syrisch-Orthodoxe patriarch en de hierop aansluitende synode van de
Syrisch-Orthodoxe Kerk. In Damascus was het betrekkelijk rustig, maar in een
stad als Aleppo is die situatie compleet anders. Hij wijst er ook op dat de
Syrisch Orthodoxe bisschop van Aleppo al meer dan een jaar is ontvoerd en dat
zijn collega’s van Homs en Hassaka vervolgens het land zijn ontvlucht.
Veel Syrische christenen die naar de buurlanden zijn gevlucht willen
zich op grond van eerdere ervaringen niet laten registreren waardoor ze niet in
aanmerking komen voor de door de UNHCR aan vluchtelingen geboden hulp. Luke
Korlaar zegt dat hij hier niets aan kan doen.
Het onderwerp komt op Nederlandse Syrië-gangers. Pieter Omtzigt pleit
ervoor om er alles aan te doen deze niet te laten vertrekken (bijvoorbeeld door
hun paspoort in te nemen), de werving in te perken (door een aantal radicale
moskeeën in Delft, Zoetermeer en Eindhoven aan te pakken) en hen
strafrechtelijke te vervolgen op basis van hun lidmaatschap van een terroristische
beweging (ISIS).
Ter afsluiting meldt Jelte van Wieren dat er wereldwijd 6,5 miljard
euro nodig is voor de opvang van en hulpverlening aan Syrische vluchtelingen.
Een bedrag dat de internationale gemeenschap niet of met moeite bij elkaar
krijgt. Hij is het eens met de eerdergenoemde waarneming van Pieter Omtzigt dat
de Golfstaten het ernstig laten afweten, hoewel Koeweit in dat verband weer een
positieve uitzondering vormt door vorig jaar 300 miljoen euro en dit jaar zelfs
550 miljoen euro over te maken. Gevraagd naar de Nederlandse cofinanciering van
kleinere hulpinitiatieven (waarvoor een ondergrens van 1 miljoen euro wordt
gesteld) verwijst hij door naar Stichting Vluchteling, Save the Children en
World Vision die kleinere hulpinitiatieven zouden kunnen helpen met de bedragen
die zij hiertoe van de regering hebben gekregen.
De beijeenkomst wordt vervolgens afgesloten met een oecumenische
viering door celebranten en met onderdelen uit de Rooms-Katholieke, Protestantse
en Syrisch-Orthodoxe Kerk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten