In reactie op het hoofdredactioneel commentaar van Han Pape in het onafhankelijke weekblad voor Twente "Roskam" van 13 juni 2014 op de demonstratie van bepaalde Turkse organisaties op 1 juni 2014 tegen het een dikke maand eerder onthulde genocidemonument, stuurden de voorzitters van de Aramese Beweging voor Mensenrechten, Enschede voor Vrede en de Samenwerkende Democratische Organisaties (van mensen afkomstig uit Turkije) een bewerkte versie van een eerder voor de Twentsche Courant Tubantia geschreven opinie-artikel in dat vandaag wel in de Roskam werd geplaatst.
“Vrijheid, blijheid,” is het motto van Han Pape in
zijn commentaar op de gebeurtenissen rond het genocidemonument in Almelo in de
Roskam van 13 juni 2014. Almelose Armeniërs die een monument ter herdenking van
“hun” genocide willen plaatsen en Turken die hiertegen demonstreren. Dat kan
allemaal in Almelo en zo is in Almelo altijd wat te doen.
Dat de weldadige Almelose rust wordt verstoord ligt
volgens Pape ook aan buitenstaanders. De meeste demonstrerende Turken kwamen
helemaal niet uit Almelo maar met hele busladingen uit de rest van het land en
verder zijn het allerlei Kamerleden onder aanvoering van Pieter Omtzigt die er
politiek garen bij trachten te spinnen en die van mening zijn dat de ontkenning
van deze genocide strafbaar gesteld zou moeten worden. Wordt er dan niet veel
te veel gewicht toegekend aan zo’n onschuldige demonstratie? En waarom horen we
die politici niet over de Hutu’s en de Tutsi’s?
Daarmee gaat Pape voorbij aan de noodzaak om lessen
uit het verleden te trekken. Wie niet in staat is om gemaakte fouten onder ogen
te zien, loopt grote kans ze domweg te herhalen. Veel nazaten van overlevenden
van de genocide die bijna 100 jaar geleden om Armeense, Aramese en andere
christelijke bevolkingsgroepen in het Ottomaanse Rijk werd gepleegd herkennen
in de gewelddadigheden die thans op het grondgebied van dat Ottomaanse Rijk, in
Syrië en Irak, worden gepleegd, de gruwelijkheden die hun grootouders vertelden
over de genocide van destijds. Militanten die met door de Turkse regering
geleverde wapens te keer gingen tegen de christelijke bevolking en hun
cultureel erfgoed. Een genocide die telkens weer herhaald wordt wanneer ze
wordt ontkend omdat met die ontkenning naast de doden zelf ook de herinnering
aan de gedoden wordt omgebracht.
Dat de deelnemers aan de demonstratie van 1 juni jl.
voor het overgrote deel niet uit Almelo zelf kwamen maar naar verluid met 115
bussen naar Almelo kwamen, wijst op een duidelijk landelijk en zelfs
internationaal georganiseerde demonstratie tegen de benoeming van “de
gebeurtenissen van 1915” als genocide. Er is gewezen op de actieve rol van de
door de Turkse overheid gecontroleerde Diyanet-moskeeën en de Nederlandse
afdeling van de AK-partij van de Turkse premier Erdoğan.
We hebben er al eerder op gewezen dat de opstelling
van de initiatiefnemers in deze “roomser dan de paus” is omdat nu precies onder
“hun” premier Erdoğan een proces van toenadering gaande is. Zo condoleerde hij
op 23 april 2014 openlijk en in zes verschillende talen de nabestaanden van de
vermoorde Armeniërs met het verlies van hun familieleden. In de verschillende
toespraken die op 24 april jl. bij de onthulling van het genocidemonument zijn
gehouden werd dat gebaar van Erdoğan ook verwelkomd als eerste stap naar een
volledig erkenning. Weliswaar nog
niet voldoende, maar er was waardering voor het feit dat hij deze stap zette en
daarmee ook in de Turkse samenleving doelbewust ruimte creëerde om hierover
openlijk te spreken. En dat zonder bang te hoeven zijn voor het nog steeds in
Turkije geldende wettelijke verbod om “de gebeurtenissen van 1915” als genocide
te bestempelen.
Om te
voorkomen dat we in een hele lange schets van toenaderingspogingen verzanden,
beperken we ons tot een paar gebeurtenissen die eind april dit jaar in Turkije
plaatsvonden. Zo heeft het Turkse parlementslid Sallahatin Demirtas openlijk,
tijdens een partijbijeenkomst van zijn partij, de BDP, een oproep aan premier
Erdoğan gedaan om zich in het openbaar uit te spreken voor de erkenning van de
genocide op alle christelijke minderheden en deze bij hun naam te noemen.
Verder hebben op 24 april dit jaar honderden mensen in verschillende steden in
Turkije, zoals Ankara en Izmir, demonstraties gehouden met als eis dat de
Turkse regering de genocide zou erkennen.
Volgend jaar
zal uitgebreid stilgestaan worden bij de honderdjarige herdenking van de
genocide. Het lijkt ons vruchtbaarder dat verschillende uit Turkije afkomstige
bevolkingsgroepen die thans in Nederland en met name in Twente wonen het
komende jaar met elkaar in gesprek gaan over wat er honderd jaar geleden
gebeurd is en hoe daarmee om te gaan. Van onze kant gaan wij dat gesprek graag
met eenieder aan.
Aziz Beth
Aho, voorzitter Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM)
Faruk Köklü,
voorzitter Samenwerkende Democratische Organisaties (van mensen afkomstig uit
Turkije – SDO)
Jan Peters, voorzitter
Enschede voor Vrede
Geen opmerkingen:
Een reactie posten