Vanavond waren zo’n 150 mensen, voornamelijk Arameeërs, afgekomen op de bijeenkomst “De positie van Arameeërs in Turkije – een eeuw na de genocide van 1915” die de Suryoye Aramese Federatie Nederland (SAFN) organiseerde in het verenigingsgebouw van Platform Aram in Enschede.
In zijn welkomstwoord namens de SAFN herinnerde Johnny Shabo de aanwezigen eraan dat de genocide van 1915 zo’n 70% van de Aramese bevolking in het toenmalige Ottomaanse rijk heeft omgebracht. De Syrisch-Orthodoxe patriarch werd vervolgens uit het moderne Turkije verbannen naar het huidige Syrië en werd gevolgd door een grote groep gelovigen. De Turkse regering achtte de minderheidsbepalingen in het Verdrag van Lausanne dat in 1923 met de Westerse mogendheden werd gesloten niet van toepassing op de Arameeërs. Er mochten geen Aramese scholen en kerken gesticht worden en Arameeërs kregen een Turkse achternaam in plaats van hun Aramese. Aramese plaatsnamen in de gebieden die vierduizend jaar door Arameeërs waren bewoond werden door een speciale commissie vervangen door Turkse plaatsnamen, waarbij bijvoorbeeld de oude stad Edessa werd omgedoopt tot Urfa. En het eind van de 20ste eeuw moesten de resterende Arameeërs meerendeels het land ontvluchten vanwege de strijd tussen het Turkse leger en de Koerdisch PKK in hun woongebied in zuidoost Turkije.
Maar, zo verzekerde Shabo zijn publiek, we willen niet blijven hangen in een lange aanklacht tegen Turkije. Integendeel. We willen bruggen bouwen en bruggenbouwers van de andere zijde steunen, zoals Sinan Can, die met zijn televisiedocumentaire “Bloedbroeders” veel Turken heeft overtuigd van de genocide. Wij willen de Turkse staat niet ondermijnen, maar een Turkije helpen bouwen waarin ook ruimte voor Arameeërs is.
Door de presentatrice van de avond werd Sinan Can gevraagd waarom hij die documentaire eigenlijk heeft gemaakt. Can vertelde dat hij afkomstig is uit een gewoon gastarbeidersgezin met een Koerdische moeder en een Turkse vader. De genocide was thuis geen onderwerp, totdat Hrant Dink bijna tien jaar geleden werd vermoord. Toen drong de vraag zich op hoe het eigenlijk met die Armeniërs in Turkije zat. De Armeniërs die hij vervolgens sprak stelden hem steevast de vraag "waarom ontkennen jullie de genocide steeds?" Maar hij ontkende die genocide helemaal niet; hij wist er gewoon niets van. Dat was de aansporing om aan de vooravond van de honderdjarige herdenking in 2015 op onderzoek te gaan. En tijdens dat onderzoek ontdekte hij ook de Arameeërs en Ponto-Grieken die net als de Armeniërs slachtoffer waren van deze genocide.
De winnaar schrijft de geschiedenis, zo stelt Can. En de Turkse geschiedschrijving heeft het continu over het verraad van de Armeniërs dat aan de massamoord vooraf ging. Maar welbeschouwd is het meevechten van 5.000 Armeniërs in de Russische troepenmacht die in 1914 Turkije was binnengevallen geen afdoende verklaring voor de moordpartijen waarbij meer dan een miljoen Armeniërs omkwamen en de gruweldaden die daarbij zijn gepleegd. En waar de hele geschiedenis aan voorbij gaat is dat het zo jammer is dat de kleur uit het land is verdwenen met de Armeniërs, Arameeërs en Ponto-Grieken. De Turken en Koerden zijn er na de genocide niet gelukkiger op geworden en bij zijn ontdekkingstocht door Turkije naar sporen van Armeniërs, Arameeërs en Ponto-Grieken is Can één ding duidelijk geworden: “We missen jullie in Turkije. Met jullie erbij was er in dit land een andere samenleving geweest.”
Als Turks staatsburger wil Sinan dat de geschiedenis wordt herschreven en dat Arameeërs zich weer thuis kunnen voelen in Mardin en Armeniërs de Ararat kunnen bezoeken.
De volgende vraag was aan VVD-Tweede Kamerlid Han ten Broeke: kan de regering de genocide niet volmondig erkennen in plaats van steeds te spreken over “de kwestie van de Armeense genocide”? Ten Broeke antwoordde dat dat wat hem betreft mocht, maar dat hij zich afvroeg of we daar veel mee opschoten. Ten Broeke benadrukte dat Nederland met het aannemen van de motie Rouvoet in 2004 (hij dateerde deze motie overigens ten onrechte tien jaar eerder in 1994!) één van de eerste landen was die de genocide had erkend en dat er toen niemand wakker lag van het feit dat er over “de kwestie van de Armeense genocide” werd gespreken. De landen die veel recenter de Armeense genocide hebben erkend hebben de zich ontwikkelende tendens gevolgd door het simpelweg over “de Armeense genocide” te hebben met weglating van “de kwestie van” dat teveel doet denken aan de terminologie die de Turkse regering hanteert als zij het over “de Armeense kwestie” heeft.
Ten Broeke wijst erop dat in de terminologie “de kwestie van de Armeense genocide” wel degelijk ook over “de Armeense genocide” wordt gesproken en roept de aanwezigen op vooral geen kwestie te maken van “de kwestie van”. Dankzij het feit dat Nederland het, tamelijk toevallig, ook “de kwestie” heeft genoemd is ons land een tijdlang in staat geweest er met de Turkse regering over te spreken, waartoe zie in de betreffende motie ook werd opgeroepen. Het huidige Turkije voelt zich echter van alle kanten bedreigd (waarbij Ten Broeke niet uit wil sluiten dat het dat in hoge mate aan haar eigen gedrag heeft te danken) en is op dit moment niet in staat of in ieder geval niet bereid om de brug te slaan die haar zojuist door Johnny Shabo werd aangeboden.
Ten Broeke weet dat met name de christelijke partijen (CU, SGP en CDA) niets liever zouden zien dan een nieuwe motie in te dienen waarin “de kwestie” wordt geschrapt, maar weet ook dat andere partijen daar niets voor voelen. De VVD heeft zich afgelopen jaar dus ook als een soort bruggenbouwer opgesteld door te bemiddelen tussen de christelijke en de andere partijen en de eerstgenoemde uiteindelijk ervan overtuigd om de motie niet in te dienen om zodoende te voorkomen dat de motie zou worden afgewezen en Nederland het signaal zou afgeven de genocide niet te erkennen.
Hij roept de aanwezigen nogmaals op er geen grote kwestie van te maken en er ook voor te waken om de interne Turkse spanningen die zich de afgelopen maanden al volop in Nederland manifesteerden hier nog verder aan te wakkeren. Het beeld van de Turkse vlaggen op de Erasmusbrug in Rotterdam zal volgens Ten Broeke een enorme invloed hebben op de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen volgend jaar. Straal als Aramese gemeenschap vooral uit dat er ook migrantengemeenschappen uit het Midden-Oosten zijn die de Nederlandse waarden van tolerantie etc. wèl van harte onderschrijven.
De laatste spreker is Johny Messo, voorzitter van de World Council of Arameans (WCA). Hij benadrukt dat de lezing in de officiële Turkse geschiedschrijving dat de Armeense genocide het gevolg was van de Armeense samenwerking met het Russische invasieleger in 1914 in ieder geval niet voor de Arameeërs kan gelden, want zij hebben destijds de wapens niet opgepakt.
Dat verschil in strijdbaarheid tussen Armeniërs en Arameeërs geldt nog steeds. Ergens kan Johny Messa wel begrip opbrengen voor de angst van de Turkse regering dat zodra zij de genocide zou erkennen, het Armeense claims zal regenen op grote en belangrijke stukken land en andere voormalige bezittingen in Turkije.
Zo ligt de in de strijd tegen ISIS belangrijke NAVO-luchtmachtbasis Incirlik op grondgebied dat voor de genocide van Armeniërs zou zijn en er loopt op dit moment al een rechtszaak in Californië die door Armeniërs tegen de Turkse regering is aangespannen om dit grondgebied terug te krijgen. Bepaalde Armeense groeperingen laten niet na te benadrukken dat ze inderdaad dit soort claims zullen indienen zodra Turkije de genocide zou erkennen en dat ze het volledig aan de grond zullen proberen te krijgen.
Als Arameeërs hebben we dergelijke claims niet, zo benadrukt Messo, en zijn we er ook helemaal niet op uit de Turkse republiek te vernietigen. Integendeel. Het streven van de WCA is om Arameeërs volwaardige burgerrechten in Turkije te laten krijgen, met erkenning van taal, cultuur en religie. De WCA wil in open dialoog met de Turkse regering over de genocide en over de toekomst van Arameeërs in Turkije spreken.
Han ten Broeke is onder de indruk van de houding en vindt dat deze vorm van tolerantie begint te grenzen aan moed. Het is niet ver verwijderd van het christelijke principe om de andere wang toe te keren nadat men op de ene wang geslagen is. Respect.
Johnny Shabo vult aan dat de erkenning van de genocide door Turkije idealiter niet zou moeten plaatsvinden als gevolg van buitenlandse druk, maar als gevolg van een groeiend bewustwordingsproces binnen de Turkse samenleving. Hij trekt de vergelijking met Duitsland dat de holocaust volmondig erkend heeft en daar heel volwassen mee omgaat. Dit gaan Sinan Can iets te ver. Het naoorlogse Duitsland is wel degelijk door de geallieerden gedwongen om de holocaust te erkennen en het is een open vraag wat er gebeurd zou zijn als de geallieerden daar niet op hadden gestaan. Die eis van het erkennen van de genocide hebben dezelfde geallieerden na de Eerste Wereldoorlog niet aan Turkije opgelegd. Men vond toen de onderlinge verdeling van de restanten van het Ottomaanse rijk toen belangrijker en dat is erg kwalijk.
Johnny Shabo is in ieder geval van mening dat zoals de Joden zich inmiddels weer thuisvoelen en als gemeenschap kunnen functioneren in het huidige Duitsland, de Arameeër hopen dat ook in Turkije de ruimte ontstaat voor de politieke oppositie en ook voor religieuze en etnische minderheden. Wij wensen Turkije het beste toe. Johny Messo verhaalt aansluitend hoe hij de afgelopen jaren meerdere Turkse politici heeft gesproken, ook in regeringskringen, en dat hij daar een zekere openheid in de richting van Arameeërs bespeurde. Zo bezocht hij Diyarbakir waar de burgemeester met een roos op hem afkwam en in het Aramees zei: “jullie zijn er niet meer en jullie worden gemist". Men weet van het bestaan van Arameeërs en wat hen is aangedaan en kan er duidelijk niet goed mee omgaan.
Maar het verschil in strijdbaarheid tussen Armeniërs en Arameeërs speelt ook op een ander front. Anders dan de Armeniërs zijn de Arameeërs nauwelijks met de genocide bezig. Er is vrijwel geen onderzoek naar de Aramese genocide gedaan en er is ook geen Aramees onderzoeksinstituut voor de genocide die de feiten boven tafel kan krijgen. Als voorzitter van de WCA wordt hij steevast hartelijk in Ankara ontvangen en ontmoet daar ook wel openheid, maar deze bezoeken kan hij maar een keer per jaar afleggen. De Aramese instellingen zijn te zwak om bijvoorbeeld een permanente post in Ankara te vestigen zodat er echt op structurele basis met de Turkse regering gesproken kan worden.
Een eerste gesprekspunt waar de WCA voor ijvert bij de Turkse regering is dat men het bestaan van de Aramese bevolking en haar geschiedenis erkent. Urfa is thans een broeinest van islamitisch fundamentalisme waar inmiddels veel Syrische strijders zijn neergestreken. Er is geen enkele Arameeër meer in Urfa. Inmiddels ook niet meer in Diyarbakir. En er zijn nog maar een paar gezinnen in Mardin. In totaal zijn nog maar 1.800 Arameeërs in zuidoost Turkije, het oorspronkelijke leefgebied waar al 4000 jaar Arameeërs wonen. Wel zijn er naar verluid enkele tienduizenden krypto-Arameeërs: Arameeërs die zich schuilhouden en zich voordoen als Turk of Koerd. Als de Turkse regering tot meer openheid te bewegen is, dan kan het zijn dat deze krypto-Arameeërs uit hun schulp kruipen en bijdragen aan het overleven van een substantieel Aramees element in het multi-etnische Turkije. Als dat niet snel gebeurt, is de zaak verloren.
Aan Han ten Broeke wordt vervolgens de vraag gesteld of de omvangrijke Nederlandse handelsrelaties met Turkije ingezet zouden kunnen worden om politieke veranderingen af te dwingen. Ten Broeke is daar erg terughoudend in en wijst ook op de gevaarlijke tendens dat Turkije zich op dit moment steeds verder aan het isoleren is, in ieder geval als het om Europa gaat. Nederland en Europa hebben op dit moment andere prioriteiten ten aanzien van Turkije dan de erkenning van de genocide en daartoe moet in de eerste plaats voorkomen worden dat Turkije zich nog verder isoleert.
Johny Messo is het daar wel mee eens. Het is volgens hem, ook voor de Arameeërs, van groot belang dat Turkije in de westerse invloedssfeer blijft. Alleen dan is het land nog enigszins aan te spreken op het gebied van mensenrechten en rechten van minderheden. Dat aanspreken van Turkije lukt de afgelopen jaren overigens sowieso al steeds minder. Hij wijst er verder op dat in zuidoost Turkije al jaren, zo geen eeuwen, de wet van de jungle heerst. Niet alleen de Turkse overheid heeft eigendommen van Arameeërs ingenomen, maar ook de Koerden doen dat.
En dan weer terugkerend naar de strijdbaarheid van de eigen gemeenschap: hoe zit het met Arameeërs die zich echt zorgen maken over wat er in Tur Abdin gebeurt. Over de Aramese bezittingen, over het overleven van de daar nog aanwezige Arameeërs, over de resterende Aramese culturele erfenis.
Als aan Sinan Can de vraag wordt voorgelegd hoe hij de positie van Arameeërs in Turkije beoordeelt is zijn antwoord in één woord: “Slecht”. Maar, zo voegt hij er direct aan toe, dat geldt voor alle bevolkingsgroepen in Turkije. Turken, Koerden, alevieten, Syrische vluchtelingen, etc. Can is net als Messo, Shabo en Ten Broeke helemaal voor de dialoog met de Turkse regering, mar benadrukt dat er ook grenzen gesteld moeten worden. Erdogan overschrijdt alle grenzen en niemand spreekt hem daarop aan.
Er valt nog een hoop te doen voor Arameeërs, maar de situatie is er niet gunstiger op geworden om nu in Turkije archiefonderzoek te doen enzo. En met een president die zweert bij één volk en één taal is er moed voor nodig voor de ongetwijfeld vele tienduizenden krypto-Arameeërs die er nog zijn te zeggen: "nee hoor, ik behoor tot een ander volk en heb een andere taal."
In de korte vragenronde die volgt wordt vrijwel uitsluitend de enige politicus, Han ten Broeke, aangesproken en maakt de zaal duidelijk het niet eens te zijn met de woorden “de kwestie van” als het om de Armeense genocide gaat en met de voorzichtige aanpak van Turkije. Poetin ging er met een gestrekt been in, zo wordt hem voorgeworpen, en Erdogan vloog naar Moskou om zoete broodjes te bakken. Ten aanzien van het eerste punt stelt Ten Broeke dat geschiedschrijving niet in het politieke domein getrokken moet worden en dat het oordeel van historici in deze bepalend moet zijn. Als zij het eenduidig over genocide hebben, dan is het oordeel van politici niet meer relevant. Over het tweede punt vindt hij dat de opstelling van de Nederlandse regering onrecht wordt gedaan. Koenders was bij zijn recente bezoek aan Turkije volstrekt helder en kreeg toen inderdaad zijn Turkse collega over zich heen. Maar hoe anders dan Joe Biden, vice-president van het machtigste land op aarde, die als een schoothondje akkoord ging met het feit dat Amerika luchtsteun zou geven voor Turkse bombardementen op Koerden die door de Amerikanen waren bewapend in hun strijd tegen ISIS.
Tot slot wordt vanuit de zaal nog opgemerkt dat Arameeërs zo onderbelicht blijven in verhouding tot de Armeniërs. Sinan Can wijst erop dat de EO in het genocide-jaar de documentair “Seyfo” over de Aramese genocide en de Aramese zoektocht naar erkenning heeft uitgezonden en dat hij zelf de Aramese genocide heeft onderbelicht in de documentaireserie “Bloedbroeders”, maar de Arameeërs wel ten tonele heeft gevoerd in zijn latere documentaireserie “Arabische Storm” waar hij uitgbreid met Arameeërs in het Syrische stadje Maaloula heeft gesproken. Hij geeft de aanwezigen de woorden van het dorpshoofd van Maaloula mee toen hij deze had gevraagd hoe men al het geweld meende te kunnen overleven: "Wij zijn mensen van het leven en leren onze kinderen om te leven en niet om te doden." Ondanks de genocide, zo stelt Can, zijn jullie er nog steeds en jullie zullen er altijd blijven.
Han ten Broeke vult aan en verzekert de aanwezigen zich geen zorgen te maken over hun zichtbaarheid als Arameeërs. In de Kamer worden ze wel gezien; de Arameeërs zitten in de top 5 van bevolkingsgroepen die bij het parlement om aandacht vragen en die ook krijgen.
Tot slot wordt vanuit de zaal nog opgemerkt dat Arameeërs zo onderbelicht blijven in verhouding tot de Armeniërs. Sinan Can wijst erop dat de EO in het genocide-jaar de documentair “Seyfo” over de Aramese genocide en de Aramese zoektocht naar erkenning heeft uitgezonden en dat hij zelf de Aramese genocide heeft onderbelicht in de documentaireserie “Bloedbroeders”, maar de Arameeërs wel ten tonele heeft gevoerd in zijn latere documentaireserie “Arabische Storm” waar hij uitgbreid met Arameeërs in het Syrische stadje Maaloula heeft gesproken. Hij geeft de aanwezigen de woorden van het dorpshoofd van Maaloula mee toen hij deze had gevraagd hoe men al het geweld meende te kunnen overleven: "Wij zijn mensen van het leven en leren onze kinderen om te leven en niet om te doden." Ondanks de genocide, zo stelt Can, zijn jullie er nog steeds en jullie zullen er altijd blijven.
Han ten Broeke vult aan en verzekert de aanwezigen zich geen zorgen te maken over hun zichtbaarheid als Arameeërs. In de Kamer worden ze wel gezien; de Arameeërs zitten in de top 5 van bevolkingsgroepen die bij het parlement om aandacht vragen en die ook krijgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten