Zo herinnert zich een Turkse hoogleraar tijdens een onlangs gehouden internationale conferentie over de Eerste Wereldoorlog die met geen woord over de Armeense genocide sprak, maar woorden tekort kwam om over de Slag van Gallipoli te spreken. Hij vertelde vol vuur over een onlangs door de regering Erdogan geopend prestigieus museum dat de Slag van Gallipoli vooral herdacht als een laatste pan-islamitische slag tegen de christelijke kruisvaarders waarbij de laatsten smadelijk werden verslagen door de Ottomaanse legers die door islamitische soldaten uit alle windstreken zouden zijn samengesteld. Het viel Olaf Jessen wel op dat zijn Turkse collega met geen woord repte over het feit dat die uit alle windstreken samengestroomde moslims gewoon dienstplichtig militairen van het Ottomaanse leger waren en dat dat Ottomaanse leges haar overwinning mede te danken had aan de betrokkenheid van twee Duitse generaals die de Ottomaanse legerleiding adviseerden.
Maar waar Gallipoli de Eerste Wereldoorlog in Turkije symboliseert, doet Verdun dat dus in Duitsland en Frankrijk. De symboliek is overigens dezelfde en geldt in zekere zin de hele Eerste Wereldoorlog: honderdduizenden soldaten sneuvelen in een ware hel zonder dat één van beide partijen er uiteindelijk ook maar één meter mee op schiet. Hooguit kun je zeggen dat de Ottomanen bij Gallipoli en de Fransen bij Verdun een gigantisch vijandelijk offensief hebben weten af te slaan, maar dan wel ten koste van enorme verliezen.
Omdat in een loopgraven oorlog de aanvallende partij omdat deze uit haar loopgraven moeten komen doorgaans veel grotere verliezen lijdt dan de verdedigende partij die in haar de loopgraven kan blijven, was de militaire strategie erop gericht om door een aanval een tegenaanval te ontlokken. De Duitse legerleiding verwachtte dat dit bij de Franse vestingstad Verdun zou kunnen gebeuren. Enerzijds dat de Fransen een tegenoffensief zouden beginnen om de stad te verdedigen, maar ook dat de Britse troepen in het noordwesten van Frankrijk een offensief zouden starten omdat ze zouden verwachten dat het Duitse leger bij Verdun zou zijn samengetrokken. Dat laatste is ook gebeurd in de vorm van de Slag aan de Somme die ruim vier maanden na het begin van de Slag van Verdun op 1 juli 1916 door de Britten werd begonnen en eveneens resulteerde in enorme verliezen van mensenlevens en geen meter terreinwinst. Deze Slag aan de Somme is dan ook in Groot-Brittannië hèt symbool van de zinloosheid van de Eerste Wereldoorlog.
In zijn boek over Verdun doet Olaf Jessen gedetailleerd verslag van zowel de strijd om de macht in de respectievelijke militaire en politieke hoofdkwartieren als de strijd om leven en dood in de loopgraven. Hij maakt daarbij uitgebreid gebruik van brieven, dagboeken en memoires van zowel de generaals en politici als die van het voetvolk.
Met betrekking tot de machtsstrijd in de hoofdkwartieren maakt hij duidelijk dat zowel in Duitsland als in Frankrijk tot de 300-dagendurende Slag van Verdun politieke en militaire leiding als het ware streden om het primaat. In Frankrijk stelde stafchef Joffre al snel na het begin van het Duitse offensief voor om de vesting Verdun te ontruimen omdat het al van drie kanten door het Duitse leger was omsingeld en de bevoorrading van de vesting erg lastig was. Premier Briand dwong hem er echter toom de verdediging voort te zetten. Aan Duitse zijde speelde iets soortgelijks. Toen het Duitse offensief in april behoorlijk was vastgelopen stelde de opperbevelhebber van het Duitse leger, Von Falkenhayn, voor om de aanval af te blazen. Dat leidde tot een openlijk conflict met de Duitse kroonprins die de officiële leiding over de westelijke legermacht had en wel de “Slager van Verdun” werd genoemd. De militaire rationaliteit legde het in beide gevallen af tegen de politieke emotionaliteit als het om oorlogvoering gaat.
Toen de Fransen er in december 1916 in waren geslaagd de Duitsers helemaal terug te dringen tot de posities van waar uit de slag in februari was gestart, leidde dat in beide landen te tegengestelde ontwikkelingen. In Frankrijk was vanaf dat moment de politiek de baas over de legerleiding, terwijl “Verdun” in Duitsland feitelijk leidde tot de militaire dictatuur van Von Hindenburg en Ludendorff die de burgerlijke regering in het verdere verloop van de Eerste Wereldoorlog gaandeweg terzijde schoven. [Von Falkenhayn was inmiddels op verzoek van de Ottomaanse bondgenoot naar het Midden-Oosten vertrokken waar hij het commando voerde over de Turkse strijdgroepen die de oprukkende Britse legermachten in Irak en Palestina-Syrië tevergeefse trachtten tegen te houden - JS]
Bij het voetvolk streden ook twee tegenstrijdige gevoelens om voorrang. Ten einde de vijandelijke troepen in de loopgraven min of meer uit te schakelen werd op de eerste dag van de Slag, 21 februari 1916, door de Duitsers zeer zwaar artillerie geschut ingezet dat urenlang de bodem over een afstand van meer dan 100 kilometer liet trillen. De enorme kanonnen als Lange Franz en Dikke Berta die daarbij werden ingezet vervulden de eigen grondtroepen met ontzag en trots. Voor de Franse soldaten in de loopgraven stond deze beschieting gelijk aan de hel op aarde. Na een paar dagen werden de oprukkende Duitse voetsoldaten echter ook aanhoudend bestookt met Frans artillerievuur en sloeg hun ontzag voor deze oorlogstechnologie in afschuw. Een afschuw die maanden later alleen maar groter wordt naarmate ook hier chemische wapens worden ingezet. De omslag van ontzag en trots naar afschuw maakt Olaf Jesse treffend duidelijk aan de hand van een aantal fragmenten uit brieven en dagboekaantekeningen.
Een en ander leidde nog tot aan andere verdeeldheid in de herdenking van de Slag van Verdun en van de Eerste Wereldoorlog in het algemeen. De oorlogspropaganda aan het thuisfront (een term die volgens Olaf Jessen in de Eerste Wereldoorlog werd uitgevonden) wist de bevolking in Duitsland en Frankrijk ervan te doordringen dat hun vaders, mannen en zonen als helden voor het vaderland waren gesneuveld. In alle dorpen en steden in Frankrijk en Duitsland dragen veelal nog jaren na afloop van de oorlog geplaatste oorlogsmonumenten deze visie vol verve uit: “Onze Helden voor het Vaderland”.
Bij het voetvolk streden ook twee tegenstrijdige gevoelens om voorrang. Ten einde de vijandelijke troepen in de loopgraven min of meer uit te schakelen werd op de eerste dag van de Slag, 21 februari 1916, door de Duitsers zeer zwaar artillerie geschut ingezet dat urenlang de bodem over een afstand van meer dan 100 kilometer liet trillen. De enorme kanonnen als Lange Franz en Dikke Berta die daarbij werden ingezet vervulden de eigen grondtroepen met ontzag en trots. Voor de Franse soldaten in de loopgraven stond deze beschieting gelijk aan de hel op aarde. Na een paar dagen werden de oprukkende Duitse voetsoldaten echter ook aanhoudend bestookt met Frans artillerievuur en sloeg hun ontzag voor deze oorlogstechnologie in afschuw. Een afschuw die maanden later alleen maar groter wordt naarmate ook hier chemische wapens worden ingezet. De omslag van ontzag en trots naar afschuw maakt Olaf Jesse treffend duidelijk aan de hand van een aantal fragmenten uit brieven en dagboekaantekeningen.
Een en ander leidde nog tot aan andere verdeeldheid in de herdenking van de Slag van Verdun en van de Eerste Wereldoorlog in het algemeen. De oorlogspropaganda aan het thuisfront (een term die volgens Olaf Jessen in de Eerste Wereldoorlog werd uitgevonden) wist de bevolking in Duitsland en Frankrijk ervan te doordringen dat hun vaders, mannen en zonen als helden voor het vaderland waren gesneuveld. In alle dorpen en steden in Frankrijk en Duitsland dragen veelal nog jaren na afloop van de oorlog geplaatste oorlogsmonumenten deze visie vol verve uit: “Onze Helden voor het Vaderland”.
Eerste Wereldoorlogmonument in Gronau
Die “helden” hadden zelf echter weinig van dat heldendom aan het front ervaren. Zij hadden vooral herinnering aan de verschrikkingen en zinloosheid van de oorlog. Juist ook rond Verdun zijn veel militairen gedeserteerd. Toen de grote genius achter de Slag van Verdun, Von Falkenhayn, na de oorlog zijn memoires publiceerde en daarin aangaf dat de verovering van Verdun nooit het doel was geweest, maar dat de strategie bestond uit het laten sneuvelen van drie Franse soldaten voor telkens één Duitse soldaat, was dit voor de meeste direct betrokkenen de druppel die de emmer deed overlopen. Zij beschouwden deze opstelling van hun eigen legerleiding als een dolksteek in de rug.
Vanzelfsprekend, zo benadrukt Olaf Jessen, handelden de Franse en Britse bevelhebber, Joffre en Haig, vanuit precies dezelfde logica als Von Falkenhayn, maar omdat Frankrijk en Groot-Brittannië uiteindelijk als overwinnaar uit de oorlog tevoorschijn kwamen werd hen dit niet aangerekend.
Verdun is inmiddels uitgegroeid tot een symbool van Frans-Duitse verzoening. Voor de Fransen is het daarnaast nog steeds hèt symbool van de “Grande Guerre”. Dat komt volgens Olaf Jessen omdat de Tweede Oorlog in Frankrijk minder desastreus is geweest dan de Eerste. In de Duitse oorlogsherdenkingscultuur is “Verdun” overschaduwd door “Stalingrad” uit de Tweede Wereldoorlog. Net als Verdun uiteindelijk toch een keerpunt in de strijd en een afstraffing voor militaristische overmoed.
Vanzelfsprekend, zo benadrukt Olaf Jessen, handelden de Franse en Britse bevelhebber, Joffre en Haig, vanuit precies dezelfde logica als Von Falkenhayn, maar omdat Frankrijk en Groot-Brittannië uiteindelijk als overwinnaar uit de oorlog tevoorschijn kwamen werd hen dit niet aangerekend.
Verdun is inmiddels uitgegroeid tot een symbool van Frans-Duitse verzoening. Voor de Fransen is het daarnaast nog steeds hèt symbool van de “Grande Guerre”. Dat komt volgens Olaf Jessen omdat de Tweede Oorlog in Frankrijk minder desastreus is geweest dan de Eerste. In de Duitse oorlogsherdenkingscultuur is “Verdun” overschaduwd door “Stalingrad” uit de Tweede Wereldoorlog. Net als Verdun uiteindelijk toch een keerpunt in de strijd en een afstraffing voor militaristische overmoed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten