Onder deze titel vond vanavond in een bijgebouw van de Grote Kerk in
Almelo een door de protestantse gemeente georganiseerde bijeenkomst plaats met
Cees Blok. Behalve lidmaat van deze protestantse gemeente is Blok voormalig officier
bij de cavelerie en rechter. Zijn verhaal ging echter over zijn recente
ervaringen als vrijwilliger in het Ecumenical Accompaniment Programme in
Palestine and Israël (EAPPI) van de Wereldraad van Kerken.
Waarom gaat een protestant naar Palestina? Bloks antwoord was
tweeleding: zorg om Israël en compassie met het lot van de Palestijnen. De
betrokkenheid bij Israël kreeg Blok, net als zoveel protestanten, met zijn hele
geloofdsopvoeding mee. Zijn compassie met de Palestijnen is van veel recenter
datum. Als rechter was hij in 2007 betrokken bij een door de Nederlandse
overheid gefinancierd project om de justiële sector in Palestina te helpen
versterken. Hij heeft toen lange tijd in Ramallah gewoond. Pal naast de Chinese
ambassade. Want, zo stelt hij, China heeft de Palestijnse staat erkend. Net als
de paus overigens. Daar kunnen protestanten volgens hem nog iets van leren.
De Israëlische staat kon op veel sympathie rekenen bij de brede
Nederlandse bevolking. Niet alleen bij protestanten, maar ook bij
progressievere mensen. Israël was een beetje linksig, met die kibboetsim: een
kleinschalige samenleving met collectivistische productiemiddelen. Het was een
democratie en een rechtsstaat en de culturele bagage van de joodse bevolking
die rechtsstreeks uit Europa was geëmigreerd was voor ons heel herkenbaar. Maar
dat beeld is van toen en is inmiddels achterhaald. Van dat collectivisme,
democratie en rechtsstaat en herkenbaarheid is weinig meer over. Het gaat
volgens Blok finaal de verkeerde kant op met Israël. Dat moeten we gewoon onder
ogen zien. Net zoals de situatie van de Palestijnen.
In 2002 kwamen 15 Palestijnse kerken bijeen en richtten zich tot de
Wereldraad van Kerken met de vraag waar deze bleven. Hadden zij geen oog voor
hun lijdende broeders en zusters in het Heilig Land? In reactie op die vraag
nam de Wereldraad van Kerken het initiatief tot het EAPPI: het oecumenisch
begeleidingsprogramma in Palestina en Israël. In het kader van dit programma
zijn doorlopend 30 internationale vrijwilligers gedurende enkele maanden in
Palestina en Israël om vanuit de wereldkerk waar te nemen wat daar gaande is en
daarover te berichten. Het programma staat open voor iedereen, maar de praktijk
wijst uit dat het vooral gaat om gepensioneerden (ouder dan 60) en studenten (jonger
dan 30). Ook blijken alle deelnemers bijzonder gepassioneerd en vaak
links-georiënteerd. Bij de gepensioneerden loopt het opleidingsniveau uiteen;
de jongeren zijn allemaal hoog opgeleid.
Het EAPPI-programma van de Wereldraad van Kerken moet informatie uit de
eerste hand inbrengen in een discussie over Israël en Palestina die Blok
karakteriseert als een discussie tussen schreeuwende doven. Niemand luistert
meer naar elkaar en er zijn ook geen argumenten meer om elkaar te kunnen
overtuigen. Je wordt uitgemaakt voor racist of voor antisemiet en daartussen
zit niets meer: de grijstinten zijn weg. En dat is jammer, want de oplossing
moet toch gevonden worden in de nuance.
Blok noemt een aantal vrijwel onoverbrugbare tegenstellingen als het
gaat om de uitgangspunten van de verschillende posities in de discussie die dus
al lang geen discussie meer is maar een stellingenoorlog:
Beloofde land of landroof
Uitverkoren volk of internationaal recht
Vrijheidsstrijders of terroristen
Gevolg van holocaust of misbruik van
nagedachtenis
Proportionaliteit van geweld of
geweldloosheid
Recht of macht.
Het is overigens niet alleen de publieke opinie die volledig
gepolariseerd is. Ook het internationale denken over opstanden en het neerslaan
ervan is de afgelopen decennia ingrijpend veranderd. In de jaren ’70 hadden de
Verenigde Naties nog een paar criteria wanneer en hoe je gerechtvaardigd in opstand
mocht komen tegen een overheid. Een hele theorie over bevrijdingsoorlogen en
gerechtvaardigd verzet. Maar van dat hele leerstuk is thans helemaal niets meer
over. Eenieder die in opstand komt tegen een overheid loopt de kans het etiket
“terrorist” opgeplakt te krijgen en dat maakt de persoon in kwestie vervolgens
compleet rechteloos.
Blok probeert zelf toch vast te houden aan zekere nuances. Een enerzijds,
anderzijds. Juist ook als jurist. Voordat hij als EAPPI-vrijwilliger naar
Palestina en Israël trok heeft hij daarom voor zichzelf geformuleerd wat voor
hem wezenlijke uitgangspunten zijn:
- De staat Israël bestaat terecht en mag zich verdedigen, maar wel proportioneel (en dus niet met een kernwapen, bijvoorbeeld).
- De politiek van de huidige regering in Jeruzalem is verwerpelijk: de bezetting brengt Israël geen veiligheid, maar onheil en is voor de Palestijnen in een ramp.
- Compassie met onderdrukte Palestijnen: die zijn het slachtoffer in dit conflict en die lijden. Het Israëlische leger is daarentegen het sterkste in de hele regio; de Israëlische wapenindustrie is heel belangrijk en heeft geen last van exportvergunningen.
- De politiek van de Palestijnse regering in Ramallah is ook verwerpelijk en ook daar wordt de haat gepredikt, maar vergis je niet in de haat op de Israëlische scholen en zelfs in de Knesseth.
Verder huldigt Blok het uitgangspunt dat je niet te snel vergelijkingen
moet maken tussen de wijze waarop Israël nu de Palestijnen behandelt en wat de
joden tijdens de Tweede Wereldoorlog overkwam, maar ze dringen zich wel heel
vaak op en je ontkomt er vaak niet aan. Zo schrok Blok heel erg toen hij zich
realiseerde dat de “A” van Arabier in de Israëlische paspoorten van niet-joodse
Israëlische staatsburgers wel heel erg sterk doet denken aan de “J” die de
joden tijdens de Tweede Wereldoorlog in hun persoonsbewijs hadden staan.
Wat doet een EAPPI-vrijwilliger in Palestina en Israël? In de eerst
plaats proberen ze puur door hun internationale aanwezigheid een zekere
bescherming te bieden aan de Palestijnse bevolking tegen het geweld van de
Israëlische autoriteiten. Israël probeert uit alle macht een goed imago in het
Westen te handhaven en ze kijkt wel uit om onder het oog van westerse
waarnemers helemaal los te gaan. Daarbij maakt de Israëlische regering in
toenemende mate gebruik van particuliere veiligheidsdiensten omdat deze voor de
regering veiliger zijn dan dienstplichtigen. Ze zijn betrouwbaarder. Jonge
Israëlische dienstplichtigen kunnen zich soms helemaal verliezen als ze zich
door Palestijnse burgers in het nauw gebracht voelen, maar in toenemende mate
keren Israëlische dienstplichtigen zich ook af van de Israëlische bezettingspolitiek:
weigeren eraan mee te werken of vertellen na afloop van hun diensttijd in de
bezette gebieden uitgebreid aan het thuisfront wat ze daar hebben gezien. Blok wijst
in dit verband op de beweging “Breaking the silence” van ongeveer duizend
Israëlische dienstplichtigen die een boekje open doen over de Israëlische
bezettingspolitiek en deze aanklagen. In onze ogen zijn het helden, maar voor
veel Israëli’s zijn het verraders. Leden van “Breaking the silence” kunnen een
reguliere baan in Israël wel op hun buik schrijven en bij lezingen die ze geven
nemen de protesten vormen aan waar de commotie die wij de laatste tijd van de
voorlichtingsavonden over AZC’s kennen bleekjes bij afsteekt. Blok kan zich uit
zijn eigen diensttijd herinneren dat Nederlands Unifil-militairen louter
vanwege hun ervaringen met het Israëlisch leger in Libanon ook met verhalen
thuiskwamen die het pro-Israëlische achterland liever niet wilde horen. Kortom,
deze dienstplichtigen vormen voor de overheid een veiligheidsrisico en worden
dus vervangen door particuliere beveiligers.
Als internationaal waarnemer kun je met die ingehuurde medewerkers nog
wel uit de voeten. Een heel ander probleem zijn de Israëlische kolonisten in de
bezette gebieden. Blok spreekt van “het schuim der natie”. En het probleem is dat
deze mensen die veelal door een nietsontziende ideologie worden gedreven, zich
steeds meer gaan bewapenen. Ook met automatische geweren. Toen Blok afgelopen
najaar in de bezette gebieden was, heeft hij uitgezocht dat er 8.000
vergunningen voor automatische wapens worden afgegeven. Per dag!
Blok was als EAPPI-vrijwilliger ondergebracht in een Palestijns dorp op
de Westelijke Jordaanoever dat belaagd werd door Israëlische kolonisten. De
angst stond in de ogen te lezen van de Palestijnse bewoners. Omdat zij
nauwelijks Engels spraken en Blok geen Arabisch, ontfermde hij zich maar over
de kinderen om bij hen als spelend de angst en het gevaar te voorkomen. Ookbrachten hij en andere internationale vrijwilligers de kinderen van en naarschool. Dat was nodig, want als ze een dagje weg waren, dan werden de kinderen aangevallen
door stenengooiende kolonisten. Palestijnen die stenen gooien naar Israëlische
militairen zijn direct wereldnieuws, terwijl die militairen er met hun helmen
en kogelvrije vesten wel tegen kunnen, maar joodse kolonisten die
schoolkinderen ernstige verwondingen toebrengen door met stenen naar hen te
gooien gaan vrijuit. Ook het olijven plukken in oktober, een belangrijke bron
van bestaan voor veel Palestijen, kan ook alleen maar onder begeleiding van
internationale waarnemers.
Behalve personen worden ook gebouwen en landerijen continu aangevallen.
Per jaar worden moedwillig 600 Palestijnse huizen en 15.000 olijfbomen
vernield, soms door het Israëlisch leger, soms door kolonisten. Het is altijd onwetting.
Nederland heeft zgn. COMET-pompen geleverd aan Palestijnse boeren om zo hun
landerijen van water te kunnen voorzien, maar deze worden moedwillig door
Israël vernield en er is geen Nederlandse minister die bij de Israëlische
regering protesteert tegen de vernieling van wat met Nederlands belastinggeld
is aangekocht en naar de Palestijnse gebieden is gebracht. Ook dit komt niet
bij ons in het nieuws, zodat er ook geen maatschappelijke druk kan worden
opgebouwd om de Nederlandse regering hier wèl tegen te laten protesteren. Het
geweld van Israëlische zijde blijft aldoende buiten beeld en dit versterkt de
mythe dat alleen de Palestijnen gewelddadig zijn.
Er zijn nog een paar andere mythes om te ontzenuwen. Bijvoorbeeld de
mythe van de Muur. Dat deze niet op de zgn. “groene lijn” (de
wapenstilstandslijn van 1967 tussen het eigenlijke Israël en de bezette
gebieden) ligt is bekend, maar niet dat het tracee van de Muur überhaupt niet
vastligt. De Muur “wandelt” als het ware. Steeds verder het bezette gebied in
en annexeert daarbij steeds weer een stukje Palestijns gebied. De Muur
verschaft verder nauwelijks zekerheid. Er gaan dagelijks 150.000 Palestijnen
door de checkpoints, hele stukken van de Muur zijn niet hoger dan 4 meter en
kunnen gemakkelijk met een ladder overgeklommen worden en in de Muur zitten
vele gaten die het Palestijnse zwartwerkers mogelijk maakt om naar Israël te
komen.
Dat de Muur ook maar iets met veiligheid te maken heeft is sowieso een
fabeltje: ook al voor de bouw ervan kwamen de meeste Palestijnen die aanslagen
pleegden uit Israël zelf en niet uit de bezette gebieden. Wat de Muur wel doet
het is het vernietigen van de Palestijnse economie. Het is door die Muur
nauwelijks mogelijk om Palestijnse producten legaal of illegaal te exporteren
en een dus deel te nemen aan het internationale economische systeem. De
Palestijnse economie wordt kunstmatig overeind gehouden door hulpgelden uit de
Verenigde Staten en de Europese Unie. Dat werkt corruptie in de hand en veel
Palestijnen hebben belang bij het bestaan van de Muur en van de huidige
situatie. Maar hoe het ook zij: de Muur is er niet voor de veiligheid vanIsraël, maar voor het intimideren en onder de duim houden van de Palestijnen.
Nog een andere mythe: de Israëlische bevolking zou continu in angst
leven voor de Palestijnen. Als dat zo is, is het aangeprate angst en geen
reële. De raketten uit Gaza hebben bijvoorbeeld nog nooit een Israëli gedood.
Daarentegen is de angst van de Palestijnen voor de Israëlische bezetter reëel.
En dan vooral hun angst voor de 600.000 kolonisten die de Westelijke
Jordaanoever terroriseren en waarvan er 250.000 zwaar bewapende extremisten
zijn. Het (gewapend) verzet van Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever bank
is vrijwel nihil. Dat wekt geen verbazing als je je realiseert hoe ze volstrekt
geïntimeerd worden. Ook hier dringt zich bij Blok een vergelijking met onze
eigen bezetting in ‘40-’45 op. Met een enorme en nietsontziende militaire
overmacht laat je het wel uit je hoofd om gewelddaden te begaan. Verreweg de
meeste gewelddaden op de Westelijke Jordaanoever komen van Israëli’s.
Blok maakt zich ernstig zorgen of de Israëlische regering het fanatisme
van delen van de joodse bevolking van het land nog wel in de hand kan houden.
Met name in Jeruzalem en dan vooral rond de Tempelberg is de situatie
explosief. Officieel huldigt de regering nog steeds het principe van de Status
Quo waarbij de Rotskoepel en de Al Aqsamoskee in islamitische handen blijven en
de Klaagmuur joods. Maar de groep joodse fanatiekelingen die de islamitischeheiligdommen willen verwijderen om daar de Derde Tempel te bouwen neemt handover hand in omvang toe.
En waar zijn de christenen in dit verhaal. In bezet gebied vormen ze
een bedreigde minderheid. Zoals eerder aangegeven vragen ze om internationale
solidariteit, waarbij het de Palestijnse christenen overigens niet alleen om de
christelijke bevolking maar ook om hun islamistische buren gaat en ook EAPPI
maakt geen onderscheid. In Israël zijn ze tweederangs burger en er is op dit
moment een parlementaire meerderheid die hen nog meer rechten wil ontnemen.
Blok benadrukt dat dit bijzonder schadelijk is voor de democratie en dat dit
type maatregelen overigens niet alleen de etnische en religieuze minderheden
treft, maar ook joods-Israëlische kunstenaars en activisten.
Hoewel hun aandeel binnen de Palestijnse bevolking aanvankelijk veel
groter was, zijn er op dit moment nog 50.000 tot 60.000 Palestijnse christenen
in de bezette gebieden. En hun aantal slinkt. Men zegt omdat ze worden
weggepest door de moslims, maar de kerkleiders ontkennen dat. Een andere
verklaring is dat de Palestijnse christenen veelal net iets welvarender zijn en
meer buitenlandse contacten hebben waardoor ze weg kunnen trekken.
De verhouding tussen de Palestijnen en de Arabische landen is troebel.
De meeste Arabische regeringen bewijzen lippendienst aan de Palestijnse zaak
voor louter intern gebruik: het is altijd goed om een externe vijand te hebben.
Maar ook onder de bevolking is van veel Arabische landen is een zekere afgunst ten
aanzien van de veelal net iets beter opgeleidde en welvarende Palestijnen.
Maar ook de verhouding tussen Israël en het Westen wordt steeds
troebeler. De holocaust geldt als een belangrijke reden voor de westerse
sympathie voor Israël, maar Blok meent dat de herkenning van “ons soort mensen”
daar zeker ook een rol bij speelt. Met de huidige rabiaat-rechtse regering verliest
Israël echter snel aan populariteit in het Westen en blijven ze eigenlijk
alleen in vergelijkbaar rabiaat-rechtse kringen populair.
Terugkijkend op een aantal maanden verblijf als EAPPI-vrijwilliger
dringt de vraag zich op wat de zin van dit hele project eigenlijk is. Voor de
bevolking van het dorp waar Blok zat, maar je het verschil, maar het eigenlijke
probleem los je natuurlijk niet op. Net als in onze eigen bezettingsjaren ’40-’45
gaat het leven gewoon door. Er worden kinderen geboren. Maar de angst blijft.
Welke kant gaat het op met de Palestijnse bevolking? Wordt men
strijdbaarder of juist steeds apathischer? Sommigen zien in de messentrekkerij rond
de Tempelberg het begin van een nieuwe verzetsgolf, maar Blok kan het alleen
maar afdoen als dwaasheid. Het relevante verzet zit bij die eenzame Lutheraanin zijn Tent of Nations.
In de discussie die volgt krijgt Blok het verwijt een eenzijdig verhaal
te hebben verteld. Dat erkent hij ook. “Ik zat bij een Palestijnse familie in
een dorp. Als ik bij de kolonisten even verderop had gezeten, dan had ik een
ander verhaal verteld. Maar dat verhaal zou dan waarschijnlijk nòg negatiever
over Israël zijn.”
Desgevraagd verwacht Blok dat de zogenaamde C-zone, waar nu nog 200.000
Palestijnen wonen maar die zowel civiel als militaire onder Israëlisch bestuur
staan, binnen afzienbare tijd etnisch gezuiverd is.
Of hij hoop heeft. Weinig. De vredesbeweging aan beide kanten
weggevaagd. De regering in Jeruzalem bestaat uit fanatici in Jeruzalem; die in
Ramallah uit ruziemakers. Het volk lijdt aan beide kanten van de Muur en …
betaalt de rekening. Alle gezamenlijke projecten zijn vrijwel verdwenen, ook al
vanwege die Muur die contacten tussen Israëli’s en Palestijnen vrijwel
onmogelijk maakt. Op jonge kinderleeftijd kunnen Palestijnse en Israëlische
kindern nog wel samen spelen, als er geen hekken of muren staan. Maar op zekere
leeftijd trekken ze zich in het eigen bastion terug en komen ze niet meer met
anderen in aanraking. Net als in Europa verdwijnen de jongeren uit “de beweging”.
De enige organisatie die er in slaagt mensen aan weerszijden van de Muur met
elkaar in contact te brengen is Parents Circle waarin Israëlische en
Palestijnse ouders van door geweld omgekomen jongeren. Maar bekende Israëlische
vredesorganisaties als Vrede Nu en Vrouwen in het Zwart zijn vrijwel verdwenen.
Eigenlijk stemt de situatie volgens Blok alleen maar somber. Twee
miljoen Gazanen leven in een groot kamp; twee-en-een-half miljoen Palestijnse
Israëli’s worden in Israël als tweederangs burger behandeld en drie-en-een-half
miljoen Palestijnen wonen in getto’s op de Westelijke Jordaanoever. Op korte
termijn lijkt het heel succesvol om acht miljoen Palestijnen eronder te houden,
maar op de lange termijn is het desastreus.
Veel Israëli’s zijn bang dat de Palestijnen hun strijd niet met
aanslagen met in bed voeren. Het gemiddelde kindertal in Palestijnse gezinnen is
3,4; in Israëlisch 1,2. Maar, benadrukt Blok, dat laatste is een alles
verhullend gemiddelde. Want in Israël hebben ortodoxe joden veel grotere
gezinnen dan de Palestijnen. De seculiere Israëli’s zouden dus niet moeten
vrezen binnen afzienbare tijd door de Palestijnen overschaduwd te worden, maar
door hun orthodoxe volksgenoten. En juist door hun toenemende invloed lijkt het
probleem steeds onoplosbaarder.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten