Toch was de kogel vrij kort daarna toch door de kerk. Rond de jaarwisseling van 2013 naar 2014 werd besloten om vanuit de gemeente en twee van de drie woningcorporaties een proef met buurtbemiddeling te beginnen in één van de vijf stadsdelen: Oost, niet alleen qua inwonertal het grootste stadsdeel, maar ook het meest divers samengestelde stadsdeel dat Enschede kent met zowel aandachts- als riante villawijken, oude volksbuurten en VINEX-locaties. De proef zou op 1 april 2014 van start gaan, maar toen de aangetrokken coördinator Jolanda Borggreve eind januari constateerde dat zijzelf en haar team vrijwillige buurtbemiddelaars er wel klaar voor waren, zijn ze in februari al begonnen.
We zijn nu dus één jaar verder en Enschede voor Vrede was wel benieuwd hoe het nu liep. Daarom werd vanavond in de Wonne een Vredestuin-bijeenkomst belegd over “1 jaar buurtbemiddeling in Enschede”. Coördinator Jolanda Borggreve vertelde dat het eigenlijk allemaal boven verwachting was gegaan. Toen men begon was de inzet om in het eerste jaar 40 meldingen van conflicten waarbij bemiddeld moest worden af te handelen: het zijn er meer dan twee keer zoveel. In het begin vooral door de wijkagenten en woningbouwcorporaties aangedragen; sinds de zomer ook steeds meer door de betrokkenen zelf, hetgeen betekent dat ‘buurtbemiddeling’ bekend en geaccepteerd wordt. Bij die door betrokkenen zelf aangedragen conflicten komen ook conflicten voor, die in andere stadsdelen of bij de derde woningcorporatie spelen. Hoog tijd dus om na te denken over een vervroegd verder uitrollen van deze proef over de rest van de stad. Dat laatste was eigenlijk voorzien na afsluiting van de volledige proefperiode waarvoor drie jaar was uitgetrokken, maar Jolanda Borggreve ziet wel beweging binnen het gemeentebestuur en bij de andere stadsdelen (met name Centrum en West) om ook dat uitrollen te vervroegen. Misschien dat dat al na de komende zomervakantie kan gebeuren.
v.l.n.r. Maarten van der Werf, Tiny Hannink, Jolanda Borggreve, Wim Traas, Ahmed Yilmaz en Beppie Alink
Want behalve het aantal aangedragen zaken is ook het percentage “opgeloste” zaken hoger dan de verwachtingen die vooraf waren gesteld. Het landelijk gemiddelde is dat 60% van de zaken wordt opgelost en daar zou de proef ook wel op uit moeten komen, maar na dit eerste jaar kan vastgesteld worden dat 68% van de zaken door buurtbemiddeling is opgelost. Bij de 32% waarbij buurtbemiddeling niet succesvol is, ligt dat vaak aan het feit dat de wederpartij niet aan de bemiddeling mee wil doen. Je kunt die partij niet dwingen, maar dat betekent wel dat de aandragende partij met het conflict blijft zitten waarvoor het – mogelijk na lang aarzelen – bemiddeling heeft aangevraagd. Om deze aandragende partij niet alleen met de teleurstelling te laten zitten dat de wederpartij geen bemiddeling wenste, worden de vrijwilliger buurtbemiddelaars nu ook bijgetraind als coaches om de aandragende partij te kunnen coachen in het omgaan met het conflict dat ze met de buren hebben. Het conflict wordt daardoor niet opgelost, maar mogelijk wel dragelijker gemaakt voor de partij die het opgelost wilde hebben.
Tegenover deze onwil van een deel van de wederpartijen staat volgens de bemiddelaars Wim Traas en Beppie Alink die uit eerste hand over hun ervaringen vertelden, dat veel wederpartijen zodra ze door hen over het conflict worden benaderd helemaal niet in de gaten zeiden te hebben dat er een conflict was en aangeven dat ze dit zelf wel met hun buren, de aandragende partij, kunnen oplossen. In de meeste gevallen blijkt dat inderdaad het geval te zijn en hoeven de bemiddelaars dus helemaal niet met beide partijen om tafel maar is gewoon de melding dat er iets aan de hand is al voldoende. Veel conflicten komen dan vooral ook voort uit het feit dat buren helemaal niet of slecht met elkaar communiceren problemen worden verondersteld die er eigenlijk helemaal niet zijn. In het bemiddelingsproces blijkt het eigenlijke probleem vaak heel iets anders te zijn dan wat de aandragende of de wederpartij in het eerste contact aandroegen.
Op dit moment zijn er 12 opgeleide vrijwillige buurtbemiddelaars in Enschede werkzaam. Voor stadsdeel Oost zijn dat er genoeg en Jolanda Borggreve heeft zelfs een wachtlijst van mensen die ook graag aan buurtbemiddeling willen doen maar waar ze nu geen plek voor heeft. Een aantal van hen heeft ze inmiddels aan Oldenzaal uit kunnen lenen waar men ook onlangs met buurtbemiddeling is gestart en aan Hengelo waar buurtbemiddeling al langer draait maar waar men met een tekort zit. Als het om het kostenaspect gaat rekent Jolanda Borggreve snel voor dat als de wijkagent een burenruzie moet oplossen hij of zij hier al snel vier gewerkte uren voor moet schrijven terwijl zij als enige betaalde kracht in het buurtbemiddelingswerk met één uur per burenruzie wel zo’n beetje klaar is (aanmelding in ontvangst nemen, uitzetten bij de vrijwilligers, na vier of vijf weken nabellen bij de aanmeldende partij of het conflict is opgelost). Dat is dus een besparing van 75%. Punt is echter dat die besparing bij de politie nergens zichtbaar wordt en zich ook niet doorvertaalt naar de gemeente zodat het voor de gemeente een extra uitgave blijft. Geconfronteerd met het feit dat zij dit werk onbetaald doen, benadrukken Wim Traas en Beppie Alink dat het vrijwillige karakter juist heel belangrijk is om bij de mensen binnen te kunnen komen. Zij zijn geen professionele hulpverleners, hebben ook geen belang van een oplossing in de ene of de andere richting. Dat schept vertrouwen en vergroot de acceptatie.
Vanuit Zwolle is Maarten van der Werf naar deze bijeenkomst gekomen. Hij was, net als Beppie Alink maar dan als spreker, in 2013 ook aanwezig bij de eerdergenoemde Vredesweekbijeenkomsten over Buurtbemiddeling en neemt een aantal concrete gevallen uit Zwolle met ons door. Bij de genoemde resultaten in Enschede ziet hij overigens wel een belangrijk verschil met Zwolle. Daar moet in verreweg de meeste gevallen toch wel met beide partijen om de tafel worden gezeten. Kennelijk is heerst in Enschede toch nog iets van de Oost-Nederlandse gemoedelijkheid waarin we er samen wel uit komen. Voor de rest stemmen zijn ervaringen in grote mate overeen met wat de Enschedese bemiddelaars in wat globalere termen hebben geduid. Zo blijkt er inderdaad heel vaak iets onder het aangedragen conflict schuil te gaan waarvan de partijen zich in eerste instantie soms helemaal niet bewust zijn. Je moet daar als bemiddelaar een antenne voor hebben en door blijven vragen. Een algemeen recept dat je af kunt lopen is er niet. Verder moet je heel erg uitkijken om ogenschijnlijk partij te kiezen. Zelfs in het laten blijken van je begrip of juist je onbegrip voor het aangedragen probleem (het is vaak een futiliteit, maar dat kun je dus niet zeggen als dat door één van de partijen als probleem wordt gezien waarvoor deze buurtbemiddeling heeft aangedragen). Op de vraag of de buurtbemiddelaar altijd uit moet gaan van het adagium “waar twee kijven hebben twee schuld” antwoordt Wim Traas dat de schuldvraag helemaal niet aan de orde is in het bemiddelingsproces. Het gaat om de wil om er uit te komen en die moet bij beide partijen aanwezig zijn. In plaats van “waar twee kijven hebben twee schuld” is het adagium dus “waar je tussen twee bemiddelt, moeten twee bij willen dragen aan de oplossing”. Zodra één van beide partijen aan tafel zit met de diepste overtuiging dat met hem of haar niets aan de hand is en dat alleen de ander moet bewegen, is het bemiddelingsproces gedoemd te mislukken. Maarten van der Werf vult aan dat het in een bemiddelingsproces niet om sympathie of antipathie gaat, maar om empathie: het vermogen om in te kunnen voelen wat de ander beweegt.
Naar zijn overtuiging geldt ook voor conflicten die op wereldschaal spelen en die even in de discussie ter sprake komen, zoals het conflict “met Poetin” over Oekraïne. Het gaat niet om de schuldvraag, maar om begrip voor de ander en de wil om eruit te komen. Bij de buurtbemiddeling in Enschede Oost gaat het echter niet om dit soort grote problemen, maar volgens Jolanda Borggreve in de eerste plaats om geluidsoverlast, gevolgd door pesterijen en intimidatie door buren en tot slot alles wat te maken heeft met tuinen en schuttingen. Juist de hoge klassering van "pesterijen" (een begrip dat vooral met scholen, een hele tijd niets en dan ook nog even met werksituaties maar eigenlijk helemaal niet met "wonen" wordt geassocieerd) laat zien dat burenruzies soms meer het gedaante hebben van een heuse "burenoorlog", waarbij de enige oplossing nog is dat beide buren naar een ander deel van de stad verhuizen. Maarten van der Werf deelt een "escalatieladder" uit waarin een burenruzie kan verkeren die grote overeenkomsten vertoont met de escalatieladder die Anthonie Holslag vier maanden geleden inzake genocides liet zien. Soms is het conflict te ver geëscaleerd en is het niet meer uit te praten maar zijn andere maatregelen nodig. Maar voor het zover is, kan buurtbemiddeling heel succesvol zijn.
Tegenover deze onwil van een deel van de wederpartijen staat volgens de bemiddelaars Wim Traas en Beppie Alink die uit eerste hand over hun ervaringen vertelden, dat veel wederpartijen zodra ze door hen over het conflict worden benaderd helemaal niet in de gaten zeiden te hebben dat er een conflict was en aangeven dat ze dit zelf wel met hun buren, de aandragende partij, kunnen oplossen. In de meeste gevallen blijkt dat inderdaad het geval te zijn en hoeven de bemiddelaars dus helemaal niet met beide partijen om tafel maar is gewoon de melding dat er iets aan de hand is al voldoende. Veel conflicten komen dan vooral ook voort uit het feit dat buren helemaal niet of slecht met elkaar communiceren problemen worden verondersteld die er eigenlijk helemaal niet zijn. In het bemiddelingsproces blijkt het eigenlijke probleem vaak heel iets anders te zijn dan wat de aandragende of de wederpartij in het eerste contact aandroegen.
Op dit moment zijn er 12 opgeleide vrijwillige buurtbemiddelaars in Enschede werkzaam. Voor stadsdeel Oost zijn dat er genoeg en Jolanda Borggreve heeft zelfs een wachtlijst van mensen die ook graag aan buurtbemiddeling willen doen maar waar ze nu geen plek voor heeft. Een aantal van hen heeft ze inmiddels aan Oldenzaal uit kunnen lenen waar men ook onlangs met buurtbemiddeling is gestart en aan Hengelo waar buurtbemiddeling al langer draait maar waar men met een tekort zit. Als het om het kostenaspect gaat rekent Jolanda Borggreve snel voor dat als de wijkagent een burenruzie moet oplossen hij of zij hier al snel vier gewerkte uren voor moet schrijven terwijl zij als enige betaalde kracht in het buurtbemiddelingswerk met één uur per burenruzie wel zo’n beetje klaar is (aanmelding in ontvangst nemen, uitzetten bij de vrijwilligers, na vier of vijf weken nabellen bij de aanmeldende partij of het conflict is opgelost). Dat is dus een besparing van 75%. Punt is echter dat die besparing bij de politie nergens zichtbaar wordt en zich ook niet doorvertaalt naar de gemeente zodat het voor de gemeente een extra uitgave blijft. Geconfronteerd met het feit dat zij dit werk onbetaald doen, benadrukken Wim Traas en Beppie Alink dat het vrijwillige karakter juist heel belangrijk is om bij de mensen binnen te kunnen komen. Zij zijn geen professionele hulpverleners, hebben ook geen belang van een oplossing in de ene of de andere richting. Dat schept vertrouwen en vergroot de acceptatie.
Vanuit Zwolle is Maarten van der Werf naar deze bijeenkomst gekomen. Hij was, net als Beppie Alink maar dan als spreker, in 2013 ook aanwezig bij de eerdergenoemde Vredesweekbijeenkomsten over Buurtbemiddeling en neemt een aantal concrete gevallen uit Zwolle met ons door. Bij de genoemde resultaten in Enschede ziet hij overigens wel een belangrijk verschil met Zwolle. Daar moet in verreweg de meeste gevallen toch wel met beide partijen om de tafel worden gezeten. Kennelijk is heerst in Enschede toch nog iets van de Oost-Nederlandse gemoedelijkheid waarin we er samen wel uit komen. Voor de rest stemmen zijn ervaringen in grote mate overeen met wat de Enschedese bemiddelaars in wat globalere termen hebben geduid. Zo blijkt er inderdaad heel vaak iets onder het aangedragen conflict schuil te gaan waarvan de partijen zich in eerste instantie soms helemaal niet bewust zijn. Je moet daar als bemiddelaar een antenne voor hebben en door blijven vragen. Een algemeen recept dat je af kunt lopen is er niet. Verder moet je heel erg uitkijken om ogenschijnlijk partij te kiezen. Zelfs in het laten blijken van je begrip of juist je onbegrip voor het aangedragen probleem (het is vaak een futiliteit, maar dat kun je dus niet zeggen als dat door één van de partijen als probleem wordt gezien waarvoor deze buurtbemiddeling heeft aangedragen). Op de vraag of de buurtbemiddelaar altijd uit moet gaan van het adagium “waar twee kijven hebben twee schuld” antwoordt Wim Traas dat de schuldvraag helemaal niet aan de orde is in het bemiddelingsproces. Het gaat om de wil om er uit te komen en die moet bij beide partijen aanwezig zijn. In plaats van “waar twee kijven hebben twee schuld” is het adagium dus “waar je tussen twee bemiddelt, moeten twee bij willen dragen aan de oplossing”. Zodra één van beide partijen aan tafel zit met de diepste overtuiging dat met hem of haar niets aan de hand is en dat alleen de ander moet bewegen, is het bemiddelingsproces gedoemd te mislukken. Maarten van der Werf vult aan dat het in een bemiddelingsproces niet om sympathie of antipathie gaat, maar om empathie: het vermogen om in te kunnen voelen wat de ander beweegt.
Naar zijn overtuiging geldt ook voor conflicten die op wereldschaal spelen en die even in de discussie ter sprake komen, zoals het conflict “met Poetin” over Oekraïne. Het gaat niet om de schuldvraag, maar om begrip voor de ander en de wil om eruit te komen. Bij de buurtbemiddeling in Enschede Oost gaat het echter niet om dit soort grote problemen, maar volgens Jolanda Borggreve in de eerste plaats om geluidsoverlast, gevolgd door pesterijen en intimidatie door buren en tot slot alles wat te maken heeft met tuinen en schuttingen. Juist de hoge klassering van "pesterijen" (een begrip dat vooral met scholen, een hele tijd niets en dan ook nog even met werksituaties maar eigenlijk helemaal niet met "wonen" wordt geassocieerd) laat zien dat burenruzies soms meer het gedaante hebben van een heuse "burenoorlog", waarbij de enige oplossing nog is dat beide buren naar een ander deel van de stad verhuizen. Maarten van der Werf deelt een "escalatieladder" uit waarin een burenruzie kan verkeren die grote overeenkomsten vertoont met de escalatieladder die Anthonie Holslag vier maanden geleden inzake genocides liet zien. Soms is het conflict te ver geëscaleerd en is het niet meer uit te praten maar zijn andere maatregelen nodig. Maar voor het zover is, kan buurtbemiddeling heel succesvol zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten