vrijdag 9 december 2016

Studenten onderzoeken lokale vredesactivisten

De tweede helft van het symposium van de Stichting Vredeswetenschappen bestond uit de toekenning van de jaarlijkse scriptieprijs “Visions of Peace” waarmee vanuit de optiek van vredesonderzoek beste Nederlandse afstudeerscriptie wordt beloond. Hiermee probeert de stichting de aandacht voor vredesonderzoek onder studenten vast te houden en zelfs te stimuleren. De drie genomineerde universitaire afstudeerscripties betroffen eigenlijk alle drie een onderzoek naar vredesactivisme in diverse conflict- en crisisgebieden.


Wat dat betreft was het wel mooi dat in de grote centrale hal van de Hogeschool Den Haag, waar het symposium plaatsvond, in het kader van de Dag van de Rechten van de Dag (eigenlijk pas morgen, maar dan is het schoolgebouw dicht) enkele tientallen studenten deelnamen aan de schrijfmarathon van Amnesty ter ondersteuning van mensenrechtenactivisten wereldwijd.

Terug naar de drie genomineerden. De eerste presentatie was van Marieke Schöning die onderzoek had gedaan onder Syrische jongeren die zelf naar Libanon waren gevlucht maar ook als vrijwilliger meehielpen aan humanitaire projecten onder Syrische vluchtelingen in Libanon. Op basis van een aantal interviews onder deze jongeren, die over het algemeen hoger opgeleid waren, uit seculiere Syrische milieus en hadden deelgenomen aan de democratiseringsbeweging in Syrië, kwam zij tot de conclusie dat deze jongeren zichzelf in de eerste plaats toch ook als wereldburger beschouwden en universele waarden als vrijheid, democratie en mensenrechten hoog in het vaandel hadden. Vanuit deze overtuiging deden zij ook het vrijwilligerswerk onder Syrische vluchtelingen waarbij hun eigen Syrische afkomst natuurlijk wel belangrijk was, maar toch op de tweede plaats stond.


In dit werk vermeden ze zorgvuldig politieke verklaringen, vandaar de titel van de scriptie “to be or not to be political”. Enerzijds omdat ze zich zeer bewust waren van het feit dat ze te gast waren in een ander land dat politiek activisme van vluchtelingen niet op prijs stelde en als bedreiging zag voor de eigen stabiliteit. Anderzijds ook vanuit een teleurstelling in het verloop van de beweging in Syrië èn in het veelvuldige gebruik van de termen “vrijheid, democratie en mensenrechten” door Westerse regeringen die daar echter in hun ogen helemaal niet naar handelen.

Schöning kwam tot de conclusie dat deze depolitisering van geëngageerde jongeren haaks staat op de veronderstelling in de wereld van ontwikkelingssamenwerking dat de betrokkenheid van jongeren bij humanitair werk ook leidt tot een grotere politieke betrokkenheid en dat de internationale gemeenschap volstrekt voorbijgaat aan de signalen die deze jongeren met hun teleurstelling en desillusies afgeven als het om waarden als vrijheid, democratie en mensenrechten gaat terwijl zij wel tot de leiders van de toekomstige Syrische politiek en samenleving zouden kunnen uitgroeien.


Een tweede presentatie kwam van Melanie van der Lem die onderzoek had gedaan naar de vele mijnconflicten in Peru. Peru is een grondstoffenrijk land waar veel multinationale ondernemingen zijn neergestreken om de delfstoffen via mijnbouw uit de grond te halen. Die grond werd vaak bewerkt en was soms zelfs in eigendom van lokale boerengemeenschappen waarmee het conflict tussen de mijnbouwbedrijven en de lokale gemeenschap geboren is. Die gemeenschappen komen dan in verzet. In 2016 waren er in Peru meer dan 70 mijnbouwconflicten per maand in Peru. 60% van die conflicten is gewelddadig; de andere 40% blijft geweldloos. Van der Klems onderzoeksvraag was waar hem nu het verschil zit welke conflicten gewelddadig worden en welke geweldloos.

Door in Peru twee op zichzelf redelijk vergelijkbare mijnbouwconflicten, waarbij de ene echter geweldloos bleef en de andere gewelddadig werd, te analyseren en met elkaar te vergelijken hoopte Van der Klem te kunnen achterhalen waar de geweldstrigger zat en misschien tot aanbevelingen te kunnen komen hoe een conflict geweldloos te houden.

Haar onderzoek wees uit dat de weerstand van de lokale gemeenschap twee componenten heeft. De eerste is een vrij praktische, namelijk het feit dat de middelen van bestaan worden weggenomen door de komst van de mijn. Het boerenbedrijf is daardoor niet langer vol te houden. De tweede ligt op een iets dieper niveau en heeft te maken met identiteit: “dit land is altijd van ons geweest” of “wij zijn boeren en niets anders dan dat”.

Op het eerste, praktische punt is een compromis mogelijk of compensatie. De dorpsbewoners die boer willen blijven kunnen gecompenseerd worden met een stuk grond elders. En dorpsbewoners die liever in de buurt blijven wonen kunnen zich laten omscholen tot mijnwerker. Op plekken waar het verzet vooral deze praktische component heeft, blijkt het mogelijk om het mijnbouwbedrijf door middel van protesten ertoe te bewegen om tot compensatie of omscholing over te gaan en kunnen bedrijf en gemeenschap tot een vergelijk komen.

Zodra de identiteit van locatie of beroep echter de overhand heeft is een dergelijke compensatieregeling niet mogelijk. De dorpsbewoners zijn bereid om tot het uiterste te gaan en in plaats van overleg wordt van beide kanten de confrontatie gezocht. Op deze plekken slaat het verzet om in geweld.

De aanbevelingen liggen voor de hand: Maak als mijnbouwbedrijf duidelijk dat je de dorpsbewoners wil compenseren en als blijkt dat het verzet vooral vanuit de identiteit wordt gevoerd, ga dan maar op een andere plek graven.


De derde en winnende presentatie betrof het onderzoek van Johannes Chinchilla. Hij heeft een Nederlandse moeder en een El-Salvadoraanse vader. Zijn afkomst bepaalde zijn motivatie voor dit onderzoek: in El Salvador is jaren geleden een vredesakkoord tot stand gekomen, maar het geweld is sindsdien alleen maar verergerd en veel mensen die hij in El Salvador kent verlangen bijna terug naar de tijd van vóór het vredesakkoord.

Toen begin dit jaar sprake was van een op handen zijnd vredesakkoord in Colombia is hij vanuit deze ervaring in El Salvador naar Colombia afgereisd om te onderzoeken welke verwachtingen mensen van het vredesakkoord hadden en wat met name local community leaders nodig vonden om te zorgen dat het akkoord daadwerkelijk tot vrede zou leiden.


Hij heeft 45 mensen geïnterviewd in Medellín en liet ons vanmiddag een deel van een eerste versie van een film zien waarin hij deze interviews had gemonteerd. De conclusie sloot naadloos aan het verhaal dat we gisteravond in Enschede te horen kregen: het akkoord met de FARC is heel belangrijk, maar daarmee zijn de problemen in Colombia nog lang niet voorbij en zal er nog heel veel moeten gebeuren aan de verbetering van de sociale rechtvaardigheid om het over vrede te kunnen hebben. Hij eindigde met een aantal aanbevelingen voor local community leaders, namelijk: (1) bevorder het zelfbewustzijn van de gemeenschap; (2) verdedig de rechten van de gemeenschap en zorg ervoor dat de meest basale behoeftes worden bevredigd en (3) schep kansen en mogelijkheden voor de leden van de gemeenschap.

Onder de HBO-studenten was de uitslag dit keer vrij eenvoudig: er was slechts één inzending genomineerd en de prijswinnares, Windesheim-student Ann-Cathrin Joest, zat inmiddels in China. Haar presentatie bestond dus uit en ingestuurd videofilmpje waarin ze toelichtte hoe haar met Colombiaanse schoolkinderen uitgevoerd project om drinkrietje van bamboo te maken in plaats van van plastic een heleboel problemen in één keer kon oplossen: vermindering van de plastic-afvalberg, maar ook het aanleren van vaardigheden bij de kinderen om door middel van deze productie in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Gezien het verspreidingsgebied van de bambooplant heeft dit project nog een grote groeipotentie en daarmee ook de wereldvrede.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten