Het blijkt dus toch wel zinvol te zijn om over TTIP te praten en Anne Maria Mineur zet vervolgens de achtergrond en ook de argumenten tegen TTIP uiteen. In feite gaat het om een handelsakkoord tussen de VS en de EU waar een aantal jaren geleden de koepelorganisaties van (vooral multinationale) ondernemingen in de VS (Chamber of Commerce) en de EU (Business Europe) het initiatief toe namen. Zij wilden namelijk af van allerlei handelsbeperkingen opgelegd door de regeringen aan beide zijden van de Atlantische Oceaan.
Op zich is er natuurlijk niets tegen internationale handel en echt nodeloze beperkingen zou je ook uit de weg moeten ruimen, maar Anne Marie Mineur noemt een drietal zaken rond TTIP waar je toch wel grote bedenkingen tegen kunt hebben.
In de eerste plaats het verschil in consumentenbescherming in Europa en Amerika. In de EU wordt in principe gewerkt vanuit het voorzorgsprincipe: je mag pas iets op de markt brengen zodra het uitgebreid is getest en veilig is bevonden. De bewijslast ligt dus bij het bedrijfsleven. In de VS geldt daarentegen het aansprakelijkheidsbeginsel.: een product wordt pas van de markt gehaald als is aangetoond dat het niet veilig is. De bewijslast ligt dus bij de consument en het is erg kostbaar om zoiets aan te tonen.
Voor TTIP zal een en andere met elkaar in overeenstemming gebracht moeten worden. Maar in beide gebieden is men ervan overtuigd dat de daar heersende werkwijze de beste is. Dus hoe stemmen we die regels af? Dat is de hamvraag maar alle vragen die daarover gesteld worden blijven onbeantwoord en dat schept onrust.
Weekmakers is een voorbeeld. Die zijn aantoonbaar slecht voor de gezondheid, maar ondanks zelfs juridische uitspraken weigert de Europese Commissie om daarvoor beperkende regels op te stellen. Waarschijnlijk nu al vanwege handelsbelangen en onder druk van het bedrijfsleven. In die zin werpt TTIP haar schaduw al vooruit.
Tegelijkertijd brengt dat Anne Marie Mineur tot een tweede kritiekpunt, namelijk dat er sprake van overlegorganen van ondernemingen die samen met ambtenaren de regels op gaan stellen waar producten aan moeten voldoen en die daarna naar de parlementen worden gestuurd die daar alleen maar "ja" of "nee" op kunnen zeggen. De regels worden dus feitelijk opgesteld door de belanghebbende producenten en niet door onafhankelijke wetenschappers of met een duidelijke inbreng van consumentenorganisaties.
Een derde kritiekpunt is het veelgehoorde Arbitragesysteem waarbij buitenlandse ondernemingen nationale regeringen aansprakelijk kunnen stellen voor eventueel geleden investeringsschade op grond van het handelsverdrag en niet op basis van nationale wetgeving. Eigenlijk worden daardoor buitenlandse ondernemingen bevoorrecht boven eigen ondernemingen. Een voorbeeld is het Zweedse bedrijf Vattenfall dat in Duitsland een kerncentrale wilde bouwen en toen Duitsland na Fukushima tot een Atomausstieg besloot arbitrage eist op grond van handelsverdragen en niet op grond van nationale (Duitse) wetgeving waarin investeringsschade natuurlijk ook al is geregeld en wordt gecompenseerd.
Een democratie zou een dergelijke onttrekking aan de eigen wetgeving niet moeten willen, maar de parlementen zwijgen. Het Europees Parlement wilde vandaag zelfs geen resolutie opstellen tegen een soortgelijke regeling in het Omvattend Economisch en Handelsverdrag CETA dat met Canada gesloten wordt.
Mensen in de EU en in de VS zien in dit soort bewegingen dat de overheid hun belangen niet langer verdedigt en stemmen vervolgens op politici die zich tegen de zittende overheid afzetten. Zoals eergisteren in Amerika is gebeurd met de verkiezing van Trump. Niet dat deze de macht van de multinationals daadwerkelijk gaat terugdringen, maar zijn retoriek sluit aan bij het anti-overheidssentiment dat door dit soort internationale economische en handelspolitiek wordt veroorzaakt. Een economische en handelspolitiek die al enkele jaren praktijk is op het (Noord- en Zuid-)Amerikaanse continent waar NAFTA heerst en die de Verenigde Staten op dit moment ook uitonderhandelen met landen rond de Pacifische Oceaan.
Hoewel Anne Marie Mineur niet tegen internationale handel is, plaatst ze, naast de bovengenoemde bezwaren bij TTIP en soortgelijke verdragen, ook kritische vraagtekens bij vrijhandel als zodanig. Het leidt er namelijk toe dat producten worden gemaakt op de plek waar dat het goedkoopste kan. En dat leidt dan weer tot een wereldeconomie waarin de productie in bepaalde regio's wordt geconcentreerd waar een monocultuur ontstaat. Met alle gevolgen voor mens, dier en milieu van dien. Terwijl diversiteit juist heel goed en gezond blijkt te zijn. We moeten de vrijhandel aan bepaalde regels blijven onderwerpen.
Hoewel Anne Marie Mineur niet tegen internationale handel is, plaatst ze, naast de bovengenoemde bezwaren bij TTIP en soortgelijke verdragen, ook kritische vraagtekens bij vrijhandel als zodanig. Het leidt er namelijk toe dat producten worden gemaakt op de plek waar dat het goedkoopste kan. En dat leidt dan weer tot een wereldeconomie waarin de productie in bepaalde regio's wordt geconcentreerd waar een monocultuur ontstaat. Met alle gevolgen voor mens, dier en milieu van dien. Terwijl diversiteit juist heel goed en gezond blijkt te zijn. We moeten de vrijhandel aan bepaalde regels blijven onderwerpen.
Uit de zaal komt de vraag of TTIP toelaat door voortschrijdend inzicht in de loop der tijd bepaalde regels zijn aan te passen. Het antwoord luidt "nee". Bij producten die eenmaal op de markt zijn gebracht is geen weg meer terug. Dat geldt bijvoorbeeld al voor het “dienstenverdrag”. De vraag is of dat in overeenstemming is met internationale verdragen zoals het Verdrag van de Europese Unie. Het Europees Parlement wil dat echter niet uit laten zoeken door het Europees Hof en de hoop is nu gevestigd op Wallonië om dat te doen en op het Bundesverfassungsgericht in Duitsland dat zichzelf op basis van de Duitse grondwet dat recht ook heeft toegeëigend.
Van het Europese of de nationale parlementen is dus weinig heil te verwachten en met CETA, dat twee weken geleden door de regeringen van de betreffende landen is ondertekend, zullen we het dus zelf moeten doen. Door middel van een referendum. Anne-Marie Mineur roept ons op om alvast te tekenen voor zo'n CETA-referendum. Bij voorkeur natuurlijk het linkse initiatief van Milieudefensie, de vakbeweging, TNI en dergelijke die met een kleine 200.000 handtekeningen al hard op weg naar de vereiste 300.000 zijn, terwijl het rechtse initiatief van Thierry Baudet nu enkele tienduizenden handtekeningen heeft.
We voelen ons als individuele burgers vaak machteloos tegenover de grote bedrijven, maar door ons te organiseren zijn we met elkaar een machtsfactor van betekenis. Dat niet alleen voor referenda, maar bijvoorbeeld ook voor consumentenboycots.
Los van de uitslag van zo'n referendum (waar je erg cynisch over kunt doen als het om de twee referenda gaat die sinds de eeuwwisseling in Nederland zijn gehouden) geeft de hele campagne erom heen en het feit dat mensen zich in de materie moeten verdiepen je de kans om jouw opvattingen over dit onderwerp naar voren te brengen en op discussiebijeenkomsten als deze aan de orde te stellen. En anders dan bij het Oekraïne-verdrag, waar nauwelijks iemand zich in het verdiept voordat het referendum hierover werd georganiseerd, is er nu al sprake van enige beweging en interesse bij mensen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten