Want hoe kortzichtig is het om te menen dat je het probleem van de eindopslag van het radioactieve afval en het risico van een nucleair ongeluk hebt opgelost door enkel de kerncentrales in eigen land te sluiten en die in het buitenland ongemoeid te laten. Sterker nog: om die kerncentrale via Duitse (, Nederlandse en Franse) bedrijven van het noodzakelijke splijtstof te voorzien, zoals gebeurt door Urenco (dat in het Duitse Gronau, het Nederlandse Almelo en het Britse Capenhurst ongeveer een derde van de totale wereldbehoefte aan verrijkt uranium produceert) en in Lingen (waar dat verrijkt uranium tot splijtstofstaven wordt verwerkt in een fabriek die inmiddels eigendom is van de – overigens noodlijdende – Franse atoomgigant Aréva).
Daarom trok deze demonstratie niet enkel antinucleaire activisten uit de regio rond Lingen en Gronau, maar ook uit verre buitenlanden. Een aantal Japanners herinnerde er bijvoorbeeld aan dat de splijtstof in de door de tsunami van 11 maart 2011 getroffen kerncentrale van Fukushima verrijkt was in één van de genoemde Urenco-fabrieken …
… en Belgische activisten uit de omgeving van de kerncentrales bij Doel (bij Antwerpen) en Tihange (bij Luik), die om de haverklap stilgelegd moeten worden vanwege een storing, wezen erop dat de splijtstofstaven voor deze inmiddels zeer riskante kerncentrales uit Lingen afkomstig zijn. Een ongeval bij één van deze kerncentrales zal ook (een deel van) Duitsland treffen, zo meldden deze activisten. Want radioactieve straling stopt niet aan de grens.
Een Franse activiste riep de hulp in van de Duitse anti-nucleaire beweging omdat de verhoudingen tussen de machtige Franse nucleaire sector en de Franse anti-nucleaire beweging erg scheef liggen in het nadeel van de tegenstanders van kernenergie. En dat terwijl het Franse nucleaire paradepaardje Aréva financieel in zwaar weer zit en de situatie dreigt dat de Franse belastingbetaler voor de kosten mag opdraaien.
Hoe de samenwerking van anti-kernenergiebewegingen over de grens succesvol kan zij, bewees Vladimir Slivyak van de Russische organisatie Ecodefense. Samen met activisten rond de Urenco-fabrieken in Gronau en Almelo wist Ecodefense in 2009 een einde te maken aan de frequente transporten van verarmd uranium (het afval van het verrijkingsproces) naar Rusland. En in 2013 resulteerde een gezamenlijke campagne van Ecodefense en de Duitse anti-kernenergiebeweging tot de stopzetting van de bouwactiviteiten aan een nieuwe kerncentrale in Kaliningrad.
Dat laatste succes leidde dan wel weer tot vergeldingsmaatregelen van de Russische overheid tegen Ecodefense. Sinds 2014 zijn vijftien rechtszaken tegen Ecodefense aangespannen en in een aantal gevallen is Ecodefense veroordeeld tot hoge boetes, waardoor ze op het randje van haar ondergang balanceerde. Maar dankzij de Duitse anti-kernenergiebeweging heeft ze dit tot dusverre weten te overleven.
De les die Slivyak uit dit alles trok was dat de anti-kernenergiebeweging het beste effect kan sorteren als ze internationaal samenwerkt. Immers, ook de nucleaire industrie werkt grensoverschrijdend. Alleen samen, zo stelde hij, kunnen we ervoor zorgen dat een wereldwijd einde aan kernenergie niet ergens in de toekomst, maar nog tijdens ons leven kan plaatsvinden. En dat is hard nodig, aldus Slivyak, want meer Tsjernobyls en Fukushima’s kunnen we ons niet veroorloven.
Veel minder lang dan de genoemde demonstranten uit Rusland, Frankrijk en België had Christina Burchert van de Arbeitskreis Umwelt (AKU) Schüttorf hoeven reizen. Schüttorf bij Bad Bentheim ligt bijna op het drielandenpunt van Nederland met de Duitse deelstaten Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen. En aldoende wordt Schüttorf omringd door de uraniumfabrieken van Aréva in het Nedersaksische Lingen die van Urenco in het Westfaalse Gronau en het Nederlandse Almelo. Drie steden die min of meer zijn omgekocht door de betreffende industrieën door kwistig met geld te strooien voor allerhande culturele, sportieve en maatschappelijke activiteiten zodat de meeste burgers van deze steden op z’n minst ambivalent tegenover deze bedrijven staat en er maar weinig lokale politici zijn die zich openlijk tegen deze bedrijven keren.
Daar komt bij dat de directies van de betreffende bedrijven er tot dusverre uitstekend in geslaagd zijn om de kwalijke gevolgen van een eventueel ongeval bij hun bedrijf zorgvuldig buiten het zicht te houden. Als voorbeeld noemt Burchert het feit dat in Nederland en Noordrijn-Westfalen jodiumpillen beschikbaar zijn voor de bevolking in geval van een ongeluk bij de kerncentrale die ook nog bij Lingen staat (en ondanks een aantal recente storingen als één van de allerlaatste Duitse kerncentrales buiten bedrijf gesteld zal worden) maar niet in Nedersaksen en dus in Lingen zelf.
De lokale directies van deze bedrijven maken graag gebruik van deze situatie van terughoudendheid bij de lokale bevolking door er bij demonstraties smalend op te wijzen dat de meeste van de ook dit keer weer vele honderden demonstranten niet uit de stad zelf maar uit het hele land afkomstig zijn.
Daarmee proberen ze verzet te kleineren, maar, zo stelt Burchert, je zou je ook kunnen afvragen waarom al die mensen uit het hele land en zelfs uit diverse buitenlanden de moeite nemen om op een mooie, vrije herfstdag helemaal naar Lingen te komen om daar te demonstreren. Het verzet van deze uraniumfabrieken is geen kwestie van “not in my backyard”, maar van heinde en verre komen mensen om zich te beklagen over het feit dat hier de goederen geproduceerd worden die elders aanleiding zijn voor zoveel ellende. En dat zouden de directies zich moeten realiseren voordat zij de tegenstanders af doen als “beroepsdemonstranten”.
En ter onderstreping van de internationale samenwerking tussen demonstranten uit tenminste vijf verschillende landen speelde de Reggae-Band Peace Development Crew uit Hannover op de markt in Lingen. Maar of het hierdoor kwam dat ook de Lingense middenstand opriep tot sluiting...?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten