maandag 8 juni 2015

Genocide stoppen zonder geweld?

Vanavond organiseerde Enschede voor Vrede de zesde Vredestuinbijeenkomst van dit jaar onder de als vraag geformuleerde titel “Genocide stoppen zonder geweld?” Tijdens de bijeenkomst over het “genocidaal proces” met Antonie Holslag, kwam deze vraag naar voren toen de genocide-deskundige benadrukte dat de internationale gemeenschap zich in het Genocideverdrag had verplicht om genocides te stoppen. Levert dat niet al te gemakkelijk een vrijbrief op tot militair ingrijpen? Leidt een militaire interventie niet sneller tot een verdere escalatie van het geweld? Is militair ingrijpen eigenlijk wel bij machte om genocide te stoppen en zou je niet eerder naar andere middelen moeten omzien? Dat laatste ook al, omdat je inzake Syrië en Irak de internationale gemeenschap, buiten de inzet van de eigen luchtmacht en militaire trainers, weinig trek lijkt te hebben in de inzet van militairen op de grond die daadwerkelijk iets zouden kunnen betekenen qua bescherming van met geweld bedreigde burgers.


Om de aanwezigen te helpen met het vinden van een antwoord op de genoemde vraag, was Sjors Beenker gevraagd om zijn ervaringen met ons te delen als lid van de Nonviolent Peaceforce een kleine tien jaar geleden op Sri Lanka en als getuige van pre- en post-genocide-situaties in onder ander Rwanda en Cambodja.

Beenker begon zijn inleiding met een schets van genocides die lang niet altijd met die term worden aangeduid omdat dat vaak te ongemakkelijk voelt. Toch wordt de massamoord van Srebrenica, waar Dutchbat bij stond, door sommigen wel als genocide geduid. In ieder geval de grootste massamoord in Europa na de Tweede Wereldoorlog. Het ging daar om 8.000 mannen en jongens. In Cambodja ging het onder de Rode Khmer om 2 miljoen burgers. Er zijn weinig mensen die dat geen genocide noemen. Maar hoe noemen we het grootschalig militair geweld van Israël tegen de Palestijnen zoals tijdens de afgelopen Gaza-oorlog waarbij 2.000 Palestijnen, de meeste burgers en waaronder 500 kinderen, omkwamen? En de 11 miljoen mensen die tijdens de Tweede Wereldoorlog omkwamen? De feitelijke uitroeiing van de Indianen in Noord-Amerika, al dan niet bewust door het verspreiden van ziektekiemen? Het meest pregnant is natuurlijk de strijd tussen Turkije en Armenië over de betiteling van “de gebeurtenissen van 1915” als “genocide”.

Beenker is als voedseldeskundige afgestudeerd in Wageningen, deed een deel van zijn studie in Rwanda en werkte daarna voor Artsen zonder Grenzen in Zuid-Soedan. Dat was noodhulp, maar hij wilde de problemen structureler aanpakken en werd ontwikkelingswerker, onder andere in Suriname. Vervolgens ervoer hij dat het probleem op een nog structureler niveau lag en wel op de manier waarop het rijke Westen de rest van de wereld “eronder” hield. Hij werd vredeswerker en met zijn ervaring als veldwerker in diverse conflictgebieden kon hij vrij snel aan de slag binnen de Nonviolent Peaceforce op Sri Lanka.

In de langdurige, gewelddadige en etnische strijd tussen voornamelijk het Srilankaanse regeringsleger en de Tamil(tijger)s had de Nonviolent Peaceforce, dat in 1999 tijdens The Hague Appeal for Peace was opgericht, een aantal teams geformeerd dat de strijd met geweldloze middelen probeerde in te dammen. Beenker noemde 7 geweldloze instrumenten die werden ingezet:

1. Waarneming (zoals verkiezingswaarnemers dat ook doen); gewoon kijken wat er gebeurt, praatje maken en rapporteren.

2. Geruchtenbeheersing: in een conflictsituatie waar bevolkingsgroepen tegenover elkaar staan kunnen bepaalde verhalen een explosieve werking hebben. Geruchten kunnen moedwillig verspreid worden om mensen aan te zetten tot vergeldingsacties. Bij geruchten ging Nonviolent Peaceforce op onderzoek uit om vast te stellen wat ervan waar was en kon bepaalde berichten ontzenuwen en daarmee vergeldingsacties voorkomen. In een uitgebreide uitweiding maakte Beenker duidelijk dat het verspreiden van valse geruchten niet alleen in dit soort burgeroorlog-achtige conflicten voorkomt, maar dat ook grootmachten zich hiervan bedienen om de steun van de eigen bevolking te verkrijgen om ten strijde te kunnen trekken. Bekend is de leugen van Colin Powell in de VN Veiligheidsraad over de aanwezigheid van massavernietigingswapens in Irak.

3. Beschermende aanwezigheid: door gewoon als groep buitenlandse waarnemers nadrukkelijk aanwezig te zijn in een gemakkelijk ontvlambare situatie kun je proberen te voorkomen dat de vlam daadwerkelijk in de pan slaat.

4. Beschermende begeleiding: dit gaat nog een stapje verder; je bent niet alleen aanwezig in een dreigingssituatie, maar je bent continu of heel frequent in de nabijheid van een bedreigde persoon.

5. Tussenbeide gaan staan: bijvoorbeeld tussen een opgetrommelde politie- of legermacht en demonstranten of rebellen. Belangrijke voorwaarde is dat je door beide partijen als onpartijdig wordt erkend en dat geen van beide zin heeft om die onpartijdigheid in de waagschaal te stellen door jou aan te vallen. Zodra dat laatste wel het geval is, kun je je maar beter uit de voeten maken en zul je je moeten beraden op een manier om je onpartijdigheid weer te herstellen. En als dat niet lukt, dan is jouw rol in deze eigenlijk uitgespeeld in het betreffende conflictgebied.

6. Pendeldiplomatie: zolang de partijen nog tegenover elkaar staan en het gevecht nog niet echt is uitgebroken, kun je nog kijken of je via pendeldiplomatie een daadwerkelijke uitbraak van de strijd kunt voorkomen. Het is dan wel belangrijk om te zorgen dat de daadwerkelijke onderhandelingen uiteindelijk door vertegenwoordigers van de partijen worden gevoerd en dat niet jij als buitenstaander een compromis probeert te formuleren. We kennen dit nog van de eerdere Vredestuinbijeenkomst over buurtbemiddeling.

7. Internationale waarneming: zorgen dat je een internationaal lobbybureau hebt dat jouw bevindingen in het veld ook bij regeringsleiders kan inbrengen, zodat de president van Sri Lanka door die regeringsleiders wordt aangesproken op wat zijn legermacht allemaal uitvreet.

Dit zijn allemaal instrumenten om de strijdende partijen zoveel mogelijk uit elkaar te houden en daadwerkelijke gevechten te voorkomen. Daarnaast zijn er instrumenten om aan iets als vredesopbouw te doen, zoals bij interetnische conflicten sportwedstrijden te organiseren waar alleen gemengde teams aan deel mogen nemen.

In de discussie komt al eerste het onderliggende probleem van het wij-zij-denken ter sprake. In diverse conflicten, overal ter wereld, zie je toch vaak hoe diep dit zit, hoe onverzoenlijk diverse partijen tegenover elkaar staan en op hoeveel steun ze kunnen rekenen bij het bestrijden van de ander. Beenker erkent dit volmondig en onderstreept het belang van het bestrijden van dit wij-zij-denken waar ook ter wereld, maar ook in Nederland waar sommige van die conflicten die elders in de wereld spelen via vluchtelingen en migranten kunnen opspelen. Het vredeseducatieproject dat tijdens de vorige Vredestuinbijeenkomst werd gepresenteerd heeft hij zelf in Amersfoort mogen uitvoeren en op basis daarvan is hij bezig met een boek waarin hij laat zien hoe 42 culturen die elkaar onderling naar het leven staan vrede hebben kunnen sluiten.

Een tweede vraag betreft de gevoeligheid van een regering voor buitenlandse druk. Die moet er wel zijn, wil een geweldloze werkwijze als die van Nonviolence Peaceforce effectief kunnen zijn. Beenker geeft aan dat de kracht van geweldloosheid en van kritiek op gewelddadig regeringsoptreden vaak wordt onderschat. Zelfs al lijkt het ogenschijnlijk niets uit te halen, het zaagt aan de poten van het systeem en na vele jaren van nauwelijks zichtbaar effect kan het dan plotseling heel hard gaan. Kijk naar Zuid-Afrika waar de anti-Apartheidsbeweging in de jaren ’80 er ook vanuit ging dat haar acties nauwelijks tot het gewenste effect leidden zolang ze de Westerse regeringen niet mee kregen in hun strijd tegen de Apartheid. Maar ondertussen had het het systeem al danig ondergraven en toen ging eind jaren ’80 plotseling heel snel. Iets dergelijks verwacht Beenker ook met Israël: ogenschijnlijk is er geen beweging in te krijgen en duurt het nog decennia voordat er een rechtvaardige vredesregeling komt, maar het zou wel eens heel snel kunnen gaan.

Ook de situatie in Syrië komt aan de orde. Enerzijds dat het concept van de Nonviolence Peaceforce daar niet echt zou kunnen werken, anderzijds dat druk op de Nederlandse regering om adequater te handelen als het trekken aan een dood paard kan worden gezien. Met betrekking tot het laatste herhaalt Beenker nog maar eens dat je vooral moet blijven trekken en dat dat dode paard dan toch van het ene moment op het andere in beweging lijkt te kunnen komen. Het is als de aanhouder die wint, de waarheid die de snelle leugen wel degelijk weet te achterhalen en de druppel die de steen uitholt. En met betrekking tot het eerste punt: ook daar kan geweldloosheid wel degelijk iets uithalen, misschien niet op de wijze van Nonviolent Peaceforce (hoewel ook daar wel degelijk onderzoek naar is gedaan – HNONT) maar dan stellig op andere wijze. Vanuit de zaal wordt in dit verband de vermoorde pater Frans van der Lugt genoemd; Beenker wijst op talloze films die de kracht van geweldloosheid in de meest dramatische geweldssituaties duidelijk maken.

Misschien, zou wordt aan het eind van de bijeenkomst geconcludeerd, is het goed om in de winterperiode, eens zo’n film tijdens een Vredestuinbijeenkomst te vertonen. Eén van de aanwezigen heeft dan ook al laten weten het erg op prijs te stellen om eens een Vredestuinbijeenkomst te hebben over het omgaan met agressie en gewelddadige of onveilige situaties op straat. Liefst ook met wat oefeningen. Beenker wijst in dit verband op het Alternatives to Violence project van de Quakers. En met deze vooruitblik naar het komende winterseizoen eindigt deze laatste Vredestuinbijeenkomst van vóór de zomer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten