donderdag 24 september 2015

Vrede verbindt: overstijg het eigenbelang

Eén dag na de worsteling met de bloedige broederstrijd van honderd jaargeleden, stond vanavond in het gebouw van de Samenwerkende Democratische Organisaties (van mensen afkomstig uit Turkije) de huidige oorlog in Turkije centraal: de onlangs hervatte strijd tussen de Turkse regering en de Koerden. En wel vanuit het perspectief van de Turkse vredesbeweging, waartoe de inleider van vanavond, Ali Ugural, behoort.


Volgens Ali vindt iedereen “vrede” wel een mooi woord, maar bestaat de geschiedenis toch vooral uit oorlogen en geweld. De vredesbeweging zet zich, in Turkije en wereldwijd, al lange tijd in voor een vreedzaam en harmonieus samenleven, maar het lijkt maar niet te willen lukken. Sterker nog, de onderlinge spanningen lijken alleen maar erger te worden. Naast de beweging van mensen die in vrede geloven en zich daarvoor in willen zetten, bestaat een veel grotere groep van mensen die het nauwelijk interesseert. Koud laat. Alleen heel schokkende gebeurtenissen of bedreigingen brengen hen ook soms in beweging, maar dan kan het alle kanten op gaan.

Eén van de meest schokkende gebeurtenissen is de Tweede Wereldoorlog. De dag waarop deze in 1939 begon, 1 september, geldt met name in Duitsland en Rusland als “anti-oorlogsdag”. Deze symbolische datum met een duidelijk appèl om geen oorlogen meer te beginnen, is de laatste jaren echter overschaduwd door de door de Verenigde Naties uitgeroepen Internationale Dag van de Vrede op 21september.

De Anti-Oorlogsdag en de Dag van de Vrede hebben niet kunnen voorkomen dat ook na de Tweede Wereldoorlog heel grote gewelddaden zijn gepleegd. De Vietnamoorlog, de genocide in Cambodja, talloze oorlogen in Afrika, etc. Met name bij de laatste werd vaak gedaan alsof dit lokale, geïsoleerde conflicten waren, voortkomend uit de machtswellust van een dictator of vanuit eeuwenoude etnische of religieuze tegenstellingen. Maar dat beeld verhult het feit dat er altijd andere landen bij betrokken zijn geweest. Met name de grootmachten en hun bondgenoten.

De oorlog tussen Irak en Iran was niet een geïsoleerd vergrijp van Saddam Hoessein, maar deze werd in die oorlog gesteund, zo niet ertoe aangezet, door andere Arabische landen en het Westen. De vreselijke, genocidale, massamoord in Halabja werd gepleegd met gifgassen waar een Nederlands labeltje aan hing. Ook de genocide in Srebrenica vond plaats onder onze, Nederlandse ogen. Als we dat, onze eigen directe of indirecte betrokkenheid, niet onder ogen willen zien, kunnen we niet begrijpen dan wat er thans in Turkije en Syrië gebeurt. Zo vond voorafgaand aan de oorlog in Syrië vanaf 2003 de oorlog in Irak plaats, door met name een internationale coalitie, met vele duizenden doden en verdrevenen. Het ontwrichtte de regio en creëerde de voedingsbodem voor wat nu ISIS heet.

Na de Tweede Wereldoorlog zijn de Verenigde Naties en ook de NAVO opgericht om oorlogen te voorkomen. Maar ze hebben daarin gefaald. Sterker nog, vaak beginnen deze organisaties juist nieuwe oorlogen om onwelgevallige regimes ten val te brengen. Alsof dictaturen niet op een andere manier tot een einde gebracht kunnen worden dan door een oorlog of militaire interventie. Bij eerdere Vredesweekbijeenkomsten bij SDO is al aandacht besteed aan de rol vanwapenhandel en olie- en gasbelangen. Het besluit om oorlog te voeren wordt genomen door een elite die daar belang bij heeft en wij, normale vredelievende mensen, staan daar tamelijk onmachtig tegenover.

De Britten vonden in 1911 olie in het Midden-Oosten en bouwden vervolgens hun marine in de Indische Oceaan en de andere wereldzeeën om om op olie in plaats van kolen te varen. Tot in de jaren ’70 van de vorige eeuw heeft Groot-Brittannië een belangrijke vinger in de pap van de Golfregio gehad en liet daarbij niet de belangen van de bevolking ter plaatse prevaleren, maar haar eigen belang. De Amerikaanse minister Rumsfeld zei na afloop van de Irak-oorlog dat de Amerikaanse belangen, die de Britse politieke rol hadden overgenomen, al die Iraakse burgerdoden wel waard waren.

Om effectief te kunnen zijn, moet de vredesbeweging meer samenwerken over nationale grenzen heen. Ali bepleit een verbinding tussen de Turkse, de Nederlandse en de Amerikaanse vredesbeweging.

De Westerse politiek in het Midden-Oosten heeft direct of indirect ook de aanzet gegeven tot de radicalisering van de islam in het Midden-Oosten. Als vanuit de zaal wordt gevraagd waarom juist moslims radicaliseren, worden daar door anderen wel verklaringen voor gegeven, met onder andere verwijzingen naar het verleden van het christendom, maar Ali stelt dat dat niet de juist vraag is. Het is niet de godsdienst, maar het zijn de economische belangen die ten grondslag liggen aan oorlogen en geweld.

Vanuit de zaal wordt vervolgens opgemerkt dat zo’n eigenbelang soms juist parallel kan lopen aan het verlangen naar vrede. Het Westen heeft vier-en-een-half jaar lang de oorlog in Syrië voort laten woekeren en deinsde er niet voor terug het vuurtje zo af en toe nog wat op te stoken. Zolang het zich maar in het Midden-Oosten bleef afspelen. Nu grote groepen vluchtelingen deze oorlog ontvluchten en naar Europa trekken, heeft Europa plotseling een eigen belang gekregen in de beëindiging van het conflict. Je ziet dan ook dat Amerika en Rusland binnenkort op hoog niveau met elkaar om tafel gaat zitten over Syrië en dat de Amerikaanse regering haar toonhoogte over Assad al heeft laten zakken.

Ali hoopt dat de spreker gelijk heeft, maar wil nu naar de situatie in Turkije. Daar kwam 13 jaar geleden de AKP van Erdogan aan de macht. In het begin mocht deze partij, die een duidelijk islamitisch-religieuze agenda heeft, zich ook verheugen over de steun van liberalen, sociaal-democraten en Koerden, omdat ze als belangrijk agendapunt de terugdringing van de macht van het Turkse leger over de Turkse staat had. Die invloed heeft ze teruggedrongen en er is een wapenstilstand met de Koerdische PKK gesloten waarna zelfs vredesonderhandelingen zijn begonnen. Maar macht corrumpeert en de AKP kon het niet laten om gaandeweg de macht over allerlei, voorheen toch tamelijk onafhankelijke staatsorganen aan zich te trekken, waarbij Erdogan steeds autoritairdere en zelfs dictatoriale trekken begon te vertonen. Zo heeft de AKP tegenwoordig de macht over het leger, de geheime dienst en de belangrijkste economische sectoren van Turkije, terwijl de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de pers op allerlei manieren met voeten wordt getreden.

Door dit alles is de oppositie in Turkije gemarginaliseerd. Ook nu de populariteit van Erdogan lager is dan ooit en de aanhang van de oppositiepartijen CHP en HDP weer is gegroeid, is de oppositie niet in staat een deuk in een pakje boter te slaan. Er wordt vanuit de AKP een efffectieve verdeel-en-heers-politiek gevoerd. De AKP heeft inmiddels alle staatsinstellingen in handen en via de geheime dienst voert ze aanslagen uit die de bevolking weer in handen van de AKP drijft en het ontstaan van een massale protestbeweging als die op het Taksimplein in 2012 weten te voorkomen. Via het leger is ze inmiddels de strijd met de PKK weer begonnen.

De Taksim-opstanden in de zomer van 2013 gingen tegen de bemoeienissen van de regering met de persoonlijke levenssfeer. Maar tegelijk bleek de zwakte van de oppositie. Er is nu een organisatorisch verband, de Juni-Beweging, die op 10 oktober a.s. in Turkije met demonstraties in aktie wil komen. Ook Turkse intellectuelen uiten zich regelmatig, maar door de censuur in de Turkse pers hoor je daar weinig van. Sinds de Taksim-protesten zijn de maatregelen om demonstraties te voorkomen sterk aangescherpt. Toestemming voor vredesdemonstraties wordt zelden gegeven en de Turkse politie treed hard tegen hen op.

Daarentegen wordt wel vaak ruimte geboden aan provocatieve protesten van de enige bevolkingsgroep tegen de andere. De AKP strijd niet langer tegen de gevestigde macht maar gebruikt deze instituties om zelf de macht in handen te houden en strijdt met deze middelen via een verdeel-en-heers-politiek tegen de Turkse bevolking. Er wordt gaandeweg en welbewust een zekere vorm van verzuiling doorgevoerd binnen de Turkse samenleving; niet alleen tussen Turken en Koerden, maar ook tussen AKP en “de rest”. Deze werkt ook door bij de Turkse bevolking in de diaspora wordt. Als Turks vredesactivist worden Ali en zijn medestanders door veel Turken in Nederland als staatsvijanden en PKK-aanhangers gezien.

Gevraagd wordt hoe het toch komt dat de AKP in Turkije 35% van de stemmen haalt en onder Nederlandse Turken bijna 70%. Als verklaring wordt gegeven dat de Nederlandse regering voorheen het seculiere maatschappelijk werk onder de Turkse migranten financierde en deels organiseerde: zelforganisaties als SDO, het onderwijds in Eigen Taal en Cultuur, etc. Daar heeft de Nederlandse overheid zich inmiddels helemaal uit teruggetrokken en de Turkse overheid heeft dat overgenomend via de moskee verenigingen die voor een belangrijk deel onder het Turkse ministerie van godsdienstzaken vallen. Dat betekent dat de Turkse AKP-regering de afgelopen jaren haar grip op de Turkse migranten in Nederland aanmerkelijk heeft kunnen versterken. Bij verkiezing betaalt zich dat dan terug. Ali wijst erop dat in Nederland woonachtige Koerden en alevieten intensief hebben samengewerkt tijdens de onlangs gehouden verkiezingen om campagne te voeren voor de Turkse oppositie, maar die eendrachtige samenwerking, die in Turkije zelf nog ver te zoeken is, heeft een grote verkiezingswinst voor de AKP dus niet kunnen verhinderen.

De in Turkije geboren voorzitter van de Aramese Beweging voor Mensenrechten, Aziz Beth Aho, noemt als probleem dat alle groepen in Turkije alleen maar voor zichzelf opkomen. Het eigenbelang van de eigen groep, en niemand zich lijkt te bekommeren om het geheel. Honderd jaar geleden waren het de Armeniërs en de Arameeërs die hiervan het slachtoffer werden, daarna de Koerden, de alevieten en straks de Turken zelf. Hij leest in dit verband het gedicht van Martin Niemöller voor:

Toen de nazi's de communisten arresteerden heb ik gezwegen;
ik was immers geen communist.

Toen ze de sociaaldemocraten gevangenzetten heb ik gezwegen;
ik was immers geen sociaaldemocraat.

Toen ze de syndicalisten kwamen halen heb ik gezwegen;
ik was immers geen syndicalist.

Toen ze de joden opsloten heb ik gezwegen;
ik was immers geen jood.

Toen ze de katholieken arresteerden heb ik gezwegen;
ik was immers geen katholiek.

Toen ze mij kwamen halen
...was er niemand meer die nog kon protesteren.

Ali kent het gedicht en onderschrijft Aziz’ stelling dat dit precies beschrijft wat in Turkije aan de hand is. De ene groep wordt tegen de andere opgezet om vervolgens van het toneel te verdwijnen. Gezien de toenemende repressie in Turkije ziet hij echter niet hoe de vredesbeweging of anderen hier verandering in kunnen aanbrengen en hij vreest dat grote geweldsuitbarstingen tussen de bevolkingsgroepen onvermijdelijk zijn. Hij eindigt met de vraag wat Nederland zou kunnen doen om Erdogan onder druk te zetten. Het antwoord op die vraag werd gisteravond eigenlijk al door Sinan Can gegeven: “niets, want Turkije is voor Nederland een veel te belangrijke handelspartner."

De tegenvraag is wat Ali en zijn bondgenoten zelf ondernemen om de tegen elkaar opgezette bevolkingsgroepen met elkaar in contact te houden. Ali meldt dat hij en veel gelijkgezinden zich in Nederland hebben aangesloten bij de Doorbraak-beweging. Als het om polarisatie tussen verschillende uit Turkije afkomstige bevolkingsgroepen gaat, op dit moment met name Turken en Koerden, dan hangt van de plaatselijke situatie af of en zo ja wat je ertegen kunt doen. SDO-bestuurslid Mehmet Emir stelt dat in Enschede de groep Koerden vrij klein en vrijwel ongeorganiseerd is. Dat ligt in Deventer alweer heel anders. Maar hij erkent dat het goed zou zijn om de contacten tussen de verschillende uit Turkije afkomstige bevolkingsgroepen nu al te gaan verbeteren, voordat ook hier de vlam in de pan zou kunnen slaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten