Vanavond waren de “Bloedbroeders”, de Nederlandse Turk Sinan Can en de
Nederlandse Armeniër Ara Halici op uitnodiging van de stichting Vredes- En DuurzaamheidsActiviteiten
Netwerkstad in het theatercafé van het Rabotheater in Hengelo. Afgelopen
voorjaar, in de weken voorafgaand aan de 100ste herdenking van de
Armeense Genocide, werd hun zesdelige documentaire Bloedbroeders door de VARA
uitgezonden en vanavond waren ze in Hengelo om te vertellen over hun ervaringen
tijdens het maken van deze documentaire en na de uitzending.
Het idee voor de Bloedbroeders ontstond een paar jaar geleden bij Sinan
toen hij voor andere documentaireserie “Uitgezet”, die het leven volgde van een
aantal door Nederland uitgezette asielzoekers, een uitgezette familie naar
Armenië volgde. Voor hem was dat net zo vanzelfsprekend als de andere landen
die hij bezocht in het kader van deze serie, maar in zijn omgeving hoorde hij
wel mensen zeggen “Je gaat toch niet als Turk naar Armenië?!”. In Armenië
voelde hij zich heel plezierig, maar zodra de mensen daar ontdekten dat hij van
Turkse afkomst was, vroegen ze hem wel meteen “Waarom erkennen jullie de
genocide niet?”.
Op die vraag had hij geen antwoord en met het oog op de 100steherdenking stelde hij de VARA voor om over die vraag een nieuwe
documentaireserie te maken. Over zijn eigen positie vertelt hij dat zijn moeder
van Koerdische afkomst is en een milde positie ten opzichte van de Armeniërs
had, terwijl zijn vader toch wel vrij fel het Turkse standpunt verdedigde en de
massamoord op de Armeniërs zag als een tegenmaatregel tegen het verraad van de
Armeniërs: “Als je het Turkse volk in de rug steekt, dan is dit wat je krijgt.”
Zelf stond Sinan open voor alle mogelijke opvattingen.
Onderdeel van het plan voor de documentaire reeks was dat het een
Turks-Armeens duo zou zijn dat in Anatolië, waar de genocide zich heeft
voltrokken, op zoek zou gaan naar de waarheid of de verschillende waarheden.
Het oog voor Sinans wederhelft viel daarbij in eerste instantie op een
Nederlands-Armeense journalist die, net als Sinan, in Nijmegen woont. Deze was
bereid om mee te werken en ging voor twee maanden naar Turkije om zich te oriënteren.
Daarbij heeft hij kennelijk een aantal slechte ervaringen opgedaan, want toen
hij uit Turkije terug kwam liet hij weten niet langer mee te willen doen.
Daarmee viel wel even de grond voor het project weg en even is
overwogen om het maar te schrappen. Sinan erkent dat dat wel gemakkelijk was
geweest. “Als Turk kan ik dan altijd zeggen: ‘ik heb het geprobeerd, maar ja,
die Armeniërs wilden niet, hè?’”. Toch was het hele plan hem te dierbaar om het
te schrappen en iemand stelde hem voor om de musicalspeler Ara Halici te
vragen. “Ara, dat is toch een Turk?”, was Sinans eerste reactie, daarmee
aangevend dat heel veel Armeniërs die tegenwoordig nog in Turkije wonen of
daaruit afkomstig zijn bewust of onbewust als ‘Turk’ door het leven gaan.
Aldus werd Ara door Sinangebeld. En na een monoloog van Sinan van
anderhalf uur, zei hij dat het er even over wilde nadenken, maar hij erkent dat
hij toen eigenlijk al tot de conclusie was gekomen dat hij aan dit project mee
wilde werken. Sinan vult aan dat Ara eigenlijk een betere partner was dan de
oorspronkelijk aangezochte Armeense journalist, omdat Ara net als Sinan zelf,
er vrij open in stond en ook kon luisteren naar Turkse genocide-ontkenners,
terwijl de genoemde Armeense journalist daar veel slechter tegen kon en meteen
de discussie aanging. Waarschijnlijk is dit ook de oorzaak van zijn slechte
ervaringen tijdens zijn twee-maandenlange verblijf in Turkije.
Sinan en Ara hebben zich vervolgens ingelezen, waarbij Sinan vooral de Turkse
literatuur (vaak dunne boekjes) heeft gelezen over de (gedeeltelijke of
volledige) ontkenning en Ara de dikke pillen die meer aansluiten bij het Armeense
gezichtspunt. In talloze gesprekken ter voorbereiding van hun documentaire
legden ze de inzichten uit deze boeken naast elkaar. Waar zaten de gaten? Waar
de grootste interpretatieverschillen?
Sinan vertelt dat de genocide-ontkenners meestal wel erkennen dat er
veel Armeniërs zijn gedood (dat valt ook moeilijk te ontkennen), maar bestrijden
dat er sprake was van een vooropgezet plan. En daarom zou het geen genocide
zijn, maar een tragische bijkomstige schade (“collateral damage”) van de Eerste
Wereldoorlog die ook in alle hevigheid in het Midden-Oosten woedde (wat wij in
West-Europa wel eens vergeten met onze focus op “Flanders’ Fields”). Je zult,
zo erkent Sinan, geen zwart-op-wit bewijs vinden, geen brief of uitgevaardigd
besluit van de toenmalige machthebber Talat Pasha om een genocide te beginnen.
Zelfs niet als ook de laatste Turkse archieven open gaan. Als dat al bestaan
zou hebben, dan is het ongetwijfeld vernietigd. Maar je hebt zo’n papieren bewijs
niet nodig om te kunnen zien wat er aan de hand was. Er is voldoende indirect
bewijs (“circumstantial evidence”) dat er een van staatswege geplande
verdrijving en massamoord heeft plaatsgevonden. Daarop wijst in de eerste
plaats de omvang en systematiek waarmee de operatie werd uitgevoerd.
Maar daarnaast moesten de Turken in 1913, na de Eerste en Tweede Balkanoorlog,
de Balkan ontruimen. In Anatolië moest ruimte gecreëerd worden om de (veelal Turkse)
moslimbevolking te herhuisvesten en het oog viel daarbij op de gebieden die
door de Armeniërs en overigens ook die die door andere christelijke
bevolkingsgroepen zoals de Ponto-Grieken en Arameeërs bewoond werden. De joodse
inwoners van het Ottomaanse Rijk werden met rust gelaten. Daar zat vermoedelijk
geen complot achter, zoals wel wordt gesuggereerd, maar de joden waren vooral
handelaren en woonden in de steden. Hun verdrijving zou weinig soelaas bieden
als het om ruimte voor de islamitische Balkanbevolking gaat.
Een tweede indirect bewijs is dat het Ottomaanse Rijk in 1914 praktisch
bankroet was en in 1915 vrijwel alle staatschulden had afbetaald. Bekend is dat
het goud en andere bezittingen van de omgebrachte of verdreven Armeniërs
volgens een bepaalde verdeelsleutel verdeeld werd tussen de staat en de clan
die het uitvoerende werk deed. Er is vermoedelijk zoveel goud en ander goed
naar de Turkse staat gevloeid, dat men de staatsschuld daarmee kon afbetalen.
Ook de Armeense landerijen werden geconfiskeerd en kwamen deels in handen van
de staat en deels in handen van degenen die het vuile werk opknapten. Naast het
Turkse militaire archief uit die tijd is ook het Turkse kadaster uit de eerste
helft van de 20ste eeuw nog steeds gesloten en voor dat kadaster is
de reden simpel dat bij opening aan het licht zou komen hoeveel illegale
landtransacties in en kort na 1915 hebben plaatsgevonden. Het onlangs geopende
reusachtige presidentiële paleis van Erdogan staat op van Armeniërs
geconfiskeerde grond en zou door de nabestaanden teruggeëist kunnen worden …
En dan zijn er nog de bewijzen voor de Armeense genocide in de Duitse
archieven. Turkije was tijdens de Eerste Wereldoorlog bondgenoot van het Duitse
en het Habsburgse Rijk en het Turkse leger werd in haar strijd tegen met name
het Britse leger dat het Ottomaanse Mesopotamië (het huidige Irak) was
binnengevallen gesteund door Duitse militaire trainers en adviseurs. Deze
bleken helemaal geen moeite te hebben met het genocidale optreden tegen de (net
als hen christelijke) Armeniërs. Tussen 1904 en 1908 hebben de Duitsers zelf de
Herero-bevolking in het huidige Namibië (toenmalig Duits Zuidwest-Afrika) systematisch
uitgemoord, hetgeen wel de eerste genocide van de 20ste eeuw werd
genoemd. Betrokkenen bij die eerste genocide adviseerden de Ottomanen hoe ze te
werk moesten gaan en speelden later een vooraanstaande rol in de Holocaust. De
Duitse archieven verhullen daar helemaal niets over en het overtuigende bewijs
waar zovelen naar zeggen te zoeken is daar te vinden en niet in de nog niet
geopende Turkse archieven.
Ara vertelt dat de Bloedbroeders wel wordt verweten een eenzijdige kijk
op de geschiedenis te schetsen, maar de meeste door hen benaderde Turkse
deskundigen wilden niet aan de uitzending meewerken. Ze hebben er diverse
benaderd, maar uiteindelijk waren er maar twee bereid om de Turkse visie voor
camera uiteen te zetten. Heel bewust hebben hij en Sinan geen cent aan willen
nemen van welke Armeense (of Turkse) lobbyclub dan ook, om met grote stelligheid
te kunnen beweren dat ze zich voor geen enkele politieke agenda hebben laten
gebruiken.
Sinan herhaalt dat hij er aan het begin van de reis open in stond, maar
gedurende het maken van de documentaire van overtuigd is geraakt dat wat in
1915 is gebeurd misschien wel erger is dan genocide. Het is meer dan vernieting
van een volk, maar ook van een geschiedenis, een religie en een cultuur. Plus
de trauma’s. Het Koerdische dorp van Sinans moeder was oorspronkelijk Armeens
dorp. Dat wist niemand. Maar tijdens de reis bleek toch dat niet alle sporen uitgewist
konden worden.
Gevraagd naar de hoogtepunten van hun reis vertelt Ara over de
ontmoeting met de kleinkinderen van de Turkse landeigenaar die Ara’s
overgrootmoeder, die al op transport was gesteld, heeft weten te redden
waardoor zij de genocide overleefde en Ara überhaupt geboren kon worden. De
Turkse redder zelf is natuurlijk al lang dood, maar in diens Turkse kleinkinderen
ontdekte Ara dezelfde liefde en medemenselijkheid die hun grootvader destijds
heeft bewogen om zijn Armeense buren van een gewisse dood te redden.
Voor Sinan was het meest emotionele moment dat een 105-jarige
overlevende Armeniër die thans in Armenië woont hem als Turk na lang aarzelen
wilde vergeven voor wat zijn grootouders destijds hebben gedaan. Sinans
grootvader heeft Armeens land geconfiskeerd en vermoedelijk dus actief
deelgenomen aan de moordpartijen die daaraan voorafgingen. De Armeniër ontving
zijn Turkse bezoeker aanvankelijk met grote vijandigheid: “Zo, kom je het
karwei afmaken?!”, en destemeer indruk maakte daarom de omarming aan het eind.
In Hengelo wil Sinan nog wel een kritische opmerking over de
documentairereeks kwijt. Zoals hij al eerder zei, zijn tijdens de Armeense
Genocide niet alleen de Armeniërs, maar ook Ponto-Grieken, Arameeërs en ook
Jezidi’s uitgemoord en verdreven. In het team dat de documentaire maakte is
besloten om dat niet te vermelden. Televisie is een vrij oppervlakkig medium
dat een zo simpel mogelijke boodschap moet uitdragen, zelfs op NPO2. De term “Armeense
Genocide” is bekend, maar van Ponto-Grieken, Arameeërs en Jezidi’s heeft niemand
gehoord (de Jezidi’s inmiddels wel, vanwege de vervolging door ISIS, maar dat
was pas nadat dit besluit was genomen) en je zou dus eerst moeten uitleggen wie
deze groepen zijn. Dat werd te ingewikkeld.
Achteraf betreurt Sinan dit besluit. Want hierdoor is bijvoorbeeld de
moord op honderdduizenden Arameeërs inderdaad “Een Vergeten Genocide” (zoals deEO-documentaire heet die hierover eveneens aan de vooravond van de 100ste
herdenking op de Nederlandse televisie werd uitgezonden). De Armeense Genocide
wordt weliswaar niet erkend, maar is wel bekend. De Arameeërs en hun Sayfo kent
echter niemand.
De vragenronde werd geopend door Stire Kaya-Cirik
die twee jaar geleden vanuit een Aramees perpectief het boek “Echo van een
onverwerkt verleden” heeft uitgebracht. In dat boek stelt ze het moeizame
proces van verwerking en vergeving centraal bij de overlevenden van de genocide
en hun nazaten. Verwerken en vergeven gaat een stuk gemakkelijker als de ander bereid
is om excuses te maken en te erkennen wat gebeurd is. Daarvan is het door Sinan
genoemde hoogtepunt met de Armeense 105-jarige een prachtig en ook ontroerend voorbeeld.
Maar, zo vraagt ze, hoevelen binnen de Turkse gemeenschap zijn bereid om dat
voorbeeld te volgen?
Sinan antwoordt dat hij in reactie op de uitzendingen heel veel
hatemails heeft ontvangen, maar ook veel mailtjes met instemming. Juist ook
vanuit de Turkse gemeenschap. Dat zijn er niet veel, maar hun aantal groeit.
Onlangs sprak hij tijdens een discussie-avond van een Turkse nationalistische
jongerenvereniging. Hij kreeg alle bekende tegenwerpingen over zich heen en
hield zijn gehoor voor dat ze nu eens moesten ophouden om alleen maar na te
praten wat ze van anderen hoorden en, net als Sinan, zelf op onderzoek uit
moesten gaan. Onlangs kreeg hij een mailtje van één van de aanwezige jongeren
die dat had gedaan en inmiddels zijn lidmaatschap van de vereniging had
opgezegd. Het is een begin, maar het stroompje wordt breder.
Aan de andere kant is het goed je te realiseren dat de meeste Turken
helemaal niet over deze “kwestie” willen praten. Het aantal fanatiekelingen dat
te hoop loopt tegen elke herdenkingsmanifestatie van de Armeense Genocide is
dan ook maar gering. De kracht en omvang van de Turkse lobby tegen de
genocide-erkenning wordt vaak gigantisch overschat en is daardoor invloedrijker
dan haar krachtens de daadwerkelijk aantallen toekomt.
Stire meldt dat ze bij het schrijven van haar boek ook heeft geprobeerd
zich te verplaatsen in de positie van een Turkse vrouw en toen vooral schaamte
voelde als groter hindernis om tot erkenning over te gaan. Sinan bevestigt dat
ook de Turken getraumatiseerd zijn door “de gebeurtenissen van 1915”. De vraag
is niet alleen “wat is er met de Armeniërs gebeurd?”, maar ook “wat is er met ons
Turken gebeurd? wat heeft ons tot zulke monsters gemaakt?”. Dat zijn vragen die
je liever niet onder ogen komt en die je graag weg drukt. Het is niet voor
niets een taboe-onderwerp binnen de Turkse gemeenschap. Iets waar je liever
niet over praat. De verdrijving van de Armeniërs en andere minderheden uit
Anatolië om “Lebensraum” te scheppen, heeft de Turken noch de Koerden geluk
gebracht. Het mooie kleurenpalet dat Anatolië ooit was met de talloze door
elkaar levende bevolkingsgroepen met hun eigen taal, religie en cultuur is
verdwenen. De homogene samenleving die ervoor in de plaats is gekomen is
liefdeloos. Ook heerst de angst dat het land Turkije verdeeld gaat worden, dat
Turkije stukken land gaat verliezen. Die angst komt vooral voort uit het
onbewuste besef dat je eigenlijk op andermans land woont waar je de mensen van
verdreven hebt die nu in de buurt wonen: in Armenië, in Griekenland en in Syrië
en Irak.
Een andere bezoeker vraagt naar de reactie van Sinans ouders. Al eerder
vertelde hij dat zijn vader en moeder er verschillend in stonden en dat zijn
voornemen een aantal interessante discussies tussen zijn ouders opleverde. Naar
hem toe overheerste vooral de ouderlijke bezorgdheid: weet waar je aan begint
en wat de gevolgen kunnen zijn. Door de documentaire zijn zijn beide ouders
ervan overtuigd geraakt dat er honderd jaar geleden een genocide heeft
plaatsgevonden, maar een broer van zijn vader beschuldigt hem van landverraad
en verraad aan de familie. Een Armeense militie heeft destijds 15 familieleden
van Sinan gedood. Volgens het Turkse leger gaat het in totaal om 10.000 Turken
die door met de Russen meevechtende Armeense milities zijn gedood. Het gaat
daarbij mogelijk om 3.000 Armeense strijders. Steeds weer duikt het verhaal op
dat de Armeniërs ook Turken doodden en dat het nu eenmaal oorlog was tussen
beide bevolkingsgroepen waarbij over en weer doden vielen. Maar de verhouding
van 10.000 Turkse doden tegenover 1,5 miljoen Armeniërs en 750.000 Arameeërs is
natuurlijk helemaal zoek.
Gevraagd naar de reacties in het algemeen meldt Ara dat hij veel
positieve reacties op facebook en op straat krijgt. Hij was geroerd door een
Turkse jongen van 12 jaar die hem zijn execuses aanbood. Als hij een verhouding
moet noemen, schat hij dat 95% van de reacties positief is en 5% negatief. Dat
zijn cijfers waar Sinan alleen maar jaloers op kan worden. Bij hem is 25%
positief en 75% negatief. Een Azerbeidzjaanse man beschuldigde hem ervan dat
hij wel Koerdisch, alevitisch, Aramees, Ponto-Grieks en zo nog een 20-tal
andere afkomsten in zich moest verenigen. Sinan heeft teruggemaild: “Ik hoop
het.” Uit onderzoek blijkt dat het Turkse volk van alle Europese volkeren het
minst “zuiver” is; de “zuivere Turk” leeft ergens tussen de Oeigoeren in het
westen van China en de gemiddelde inwoner van Turkije lijkt daar in de verste
verte niet op. Het tweede volk op de lijst “minst-zuivere volkeren” is
overigens het Russische. In beide landen groeit het nationalisme de laatste
tijd heftig. Dat zal wel niet zonder reden zijn …
Ahmed Yilmaz brengt als laatste nog twee punten in. De geschiedenis van
100 jaar geleden lijkt zich op dit moment in Syrië en Noord-Irak te herhalen en
niet alleen Turkije maar ook bijvoorbeeld Nederland zou van de genocide van 100
jaar geleden moeten leren en de waarheid onder ogen moeten zien. Met betrekking
op het eerste punt vertelt Sinan dat hij op dit moment met een nieuwe
documentaireserie bezig is die over de Arabische Lente gaat en de verdrijving
van de christelijke bevolking uit het Midden-Oosten. Er vinden, met name in het
door ISIS-beheerste gebied, deportaties plaats. Net als 100 jaar geleden, maar
nu vanuit de gebieden waar met name de Aramese christenen destijds naartoe zijn
gevlucht en geprobeerd hebben een nieuw bestaan op te bouwen. De geschiedenis
herhaalt zich inderdaad.
De uitzendingen van de Bloedbroeders trokken per keer tussen de 300.000
en 400.000 kijkers, hetgeen beslist niet slecht is op NPO2. De VARA had er geen
moeite mee om over “de Armeense Genocide” te spreken, maar de NOS spreekt over “de
Armeense kwestie en massamoord”. Dat komt omdat de Nederlandse regering de
Armeense Genocide niet erkent en zelf spreekt over “de kwestie van de Armeense
Genocide”. Men zegt dat dat gebeurd uit angst voor de Turkse gemeenschap in
Nederland, maar zoals gezegd is de anti-erkenningslobby daar helemaal niet zo
sterk. Duitsland, met een uit Turkije afkomstige bevolking van 3,5 miljoen,
heeft de Armeense Genocide afgelopen voorjaar wel volmondig erkend. Het leidde
tot één demonstratie van Turken in Berlijn en daarna bleef het stil. Daarvoor
hoef je het dus niet te laten.
Volgens Sinan is de oorzaak van de Nederlandse weigering de Armeense
Genocide te erkennen het Nederlandse handelsbelang. Nederland is binnen de EU
de grootste handelspartner van Turkije. Dat kan een hoop verklaren.
Aan Ara de eer van het slotwoord. “Heb de bereidheid om naar elkaar te
luisteren. Daar ging deze serie over. Er is met de Bloedbroeders een begin
gemaakt met een beweging die bereid is om naar elkaar te luisteren. Luisteren
naar elkaar pijn.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten