Op de keuze om de inleidingen door twee rabbijnen, Jeremy Milgrom en Tamarah Benima, te laten houden werd later wel vanuit de zaal bekritiseerd met de opmerking dat je in plaats van enkel over de Palestijnen te spreken, je beter met de Palestijnen zou kunnen spreken en dat een bijdrage van de Palestijnse theoloog Mitri Raheb van wie anderhalve week geleden nog de Nederlandse vertaling van zijn meest recente boek “Geloven onder bezetting” ten doop werd gehouden niet zou hebben misstaan.
Maar vandaag ging het dus over de gezichtspunten van een Nederlandse en een Israëlische rabbijn die zich beiden door hun eigen context lieten leiden. Tamarah Benima nam de Nederlandse situatie als vertrekpunt en hekelde het feit dat slechts weinig Nederlanders weten hoeveel Indonesiërs door Nederlandse militairen zijn gedood tijdens de “Politionele Acties”. 100.000. We weten wel dat onder ogen van Nederlandse militairen 8.000 Bosniërs zijn vermoord. Het antwoord op de vraag of de overlevenden recht is geschied, moet in beide gevallen echter negatief beantwoord worden.
Het besef van misdaden in het verleden die door je eigen land zijn begaan of niet zijn verhinderd, leidt tot een zekere bescheidenheid. Zelfs tot nederigheid. Zie de Duitsers. In tegenstelling tot hen hebben wij Nederlanders, niet gebukt onder ons verleden, altijd onze mening klaar. We wijzen anderen terecht, tenzij onze handelsbelangen in het geding zijn. Dan gaat het plotseling niet meer over mensenrechten maar over Máxima als wapen om markten te openen. In China, Saoedi-Arabië, Qatar, de Verenigde Arabische Emiraten, etc.
Dàt is volgens Benima de context waarin we het in Nederland over recht en gerechtheid hebben.
Wat recht en gerechtigheid inhouden is niet altijd duidelijk. Het is onderdeel van een proces. Er is een joodse traditie die stelt dat de Thora vele voorschriften kent maar slechts één gebod: het instellen van rechtbanken. Dàt is de essentie van rechtvaardig met elkaar kunnen samenleven. Dáár maken we met elkaar uit wat recht en rechtvaardig is. Gerechtigheid, waarheid en vrede vormen een trits. Als één van de drie verwrongen wordt, worden ook de twee anderen verwrongen.
Die band tussen gerechtigheid en waarheid leidt tot een eerste karaktertrek van het recht: als er recht heerst kunt je oprecht zijn. Daar moeten rechtbanken voor zorgen. Voldoet het Nederlandse rechtssysteem daaraan? Als je kijkt naar de bescherming van klokkenluiders, kun je daaraan twijfelen. Corruptie in de meest directe zin van omkoping van rechters vindt in Nederland niet plaats, maar hoe zit het met kroongetuigen of financiële belangen bij de overheid die meespelen en het recht wel in een bepaalde richting sturen?
Als er recht heerst kun je opgericht lopen en de ander recht in de ogen kijken. Dan wordt ook het anderszijn hanteerbaar. Ook daarvan is lang niet altijd sprake. Bed, bad en brood is een recht en moet mensen gegeven worden omdat ze er recht op hebben. Niet uit compassie of liefdadigheid. Dan worden onrechtvaardige verhoudingen bestendigd en worden andere gedwongen “dankjewel” te zeggen. Zij kunnen dan niet opgericht lopen of de ander recht in de ogen kijken.
Gerechtigheid tenslotte zou zekerheid moeten bieden. Weten waar je aan toe bent. Dat hangt samen met dat recht hebben op. Maar volgens Benima is daarvan in Nederland helaas geen sprake. En zolang we op dat punt nog geen orde op zaken hebben, zouden we iets minder belerend naar de buitenwereld mogen zijn.
Jeremy Milgrom is afkomstig uit Israël en één van de oprichters van Rabbis for Human Rights. Recht en gerechtigheid is voor hem in deze dagen van oplopende spanning vooral een visioen van hoop. Een belofte die ooit ingelost zal worden. De Uitverkiezing en de Belofte hebben volgens Milgrom vooral met de Thora te maken en niet met het land. Het joodse volk heeft in de geschiedenis langer buiten “het land” geleefd dan erbinnen, maar heeft nooit zonder Thora hoeven leven. Het is de Thora en niet het land dat het jood-zijn definieert en Milgrom heeft er moeite mee dat Israël zichzelf als “joodse staat” definieert terwijl de meeste joden in Israël niet religieus zijn en geen boodschap aan de Thora hebben, anders dan dat er hun claim op het land op funderen.
Een punt van overeenkomst met Benima is dat ook Milgrom benadrukt dat er geen eeuwige waarheden over recht en gerechtigheid bestaan maar dat het voortdurend onderwerp van discussie is. Hij haalt daarbij de discussie tussen Abraham en God aan als het om de vernietiging van Sodom en Gomorra gaat. Hoeveel rechtvaardigen zijn nodig om deze steden te sparen?
Verder is de Thora helder dat gerechtigheid aan individuen toekomt. Aan weduwen, wezen en de vreemdeling. Dat laatste hoogstactueel met de discussie over vluchtelingen. De vreemdeling is een persoon die tot een andere volk behoort, maar staat niet voor dat volk als geheel. Aan de individu moet recht gedaan worden, maar hoe zit het met het betreffende volk? In de Bijbel zijn oproepen te lezen dat de andere volken die Israël in het beloofde land aantreft verjaagd of zelfs uitgemoord dienen te worden. Milgrom wijst erop dat de rabbijnse traditie al lang geleden heeft gesteld dat deze opdracht sinds de verovering van het noordelijke deel van Israël door Sanherib niet lang toepasbaar kan zijn omdat niet langer vastgesteld kan worden wie van de inwoners van dat land jood is of tot een andere volk behoort.
Rabbijnen die op grond van deze teksten uit de Tenach dus oproepen de Palestijnen te verjagen of te doden hebben het dus bij het verkeerde eind. Sommigen doen een beroep op Amalek en verwijzen daarbij naar het boek Esther waar een nazaat van de Amalekieten de vernietiging van het hele joodse volk gepland had, maar volgens Milgrom is dit verhaal, waar in de joodse traditie nog een apart feest voor wordt gevierd, historisch nooit gebeurd. Gelukkig, zo stelt hij, zijn de rabbijnen die met de bijbel in de hand de vernietiging van de Palestijnen voorstaan in de minderheid. De verhalen over het moeizaam samenleven met andere volken gaan vooral over dit onvermogen om je aan de Bijbelse normen te houden en niet over het bezit van het land. Het probleem met die andere volken is dat ze andere goden dienen. Niet dat ze het land bezitten.
Van het dienen van andere goden is echter geen sprake meer. De meeste joden zeggen, ondanks de leer van de Drieëenheid, dat ze geen probleem hebben met de christelijke godsdienst en de islam is net zo monotheïstisch als het jodendom. Het probleem van het samenleven in het huidige Israël is dus niet religieus maar nationalistisch. En dat heeft met de aard van het zionisme te maken. Daar moet Milgrom bij aantekenen dat zich op dit punt een scheidslijn in zijn eigen familie aftekent. Zijn eigen familie kon begin 20ste eeuw nog vrij gemakkelijk van Oost-Europa naar de Verenigde Staten vluchten. De familie van zijn vrouw kon dat in de jaren ’20 niet meer. Toen sloten de Verenigde Staten hun grenzen en bleek het Britse mandaatgebied Palestina feitelijk de enige mogelijkheid voor de talloze Oost-Europese joden die aan de pogroms in met name Polen en Oekraïne trachtten te ontkomen. Tussen 1916 en 1920 zijn in Oekraïne honderdduizenden joden door geweld omgekomen. Voor veel joden was het zionisme dus de enige kans op overleven. Milgrom zelf blijft zich echter afvraagen waarom het zionisme het overleven van joden koppelt aan het plaats moeten maken door een ander volk. Waarom gaat het zionisme ten koste van een ander volk?
Als het over recht en gerechtigheid gaat, dan meent Milgrom dat we dat niet in het rechtsstelsel van één volk of één staat moeten zoeken, maar in het internationaal recht en internationale gerechtigheid. De welbekende verzen in Jesaja en Micha over het omsmeden van zwaarden tot ploegscharen en speren tot sikkels, worden voorafgegaan door een visioen van het samenkomen van de volkeren om over recht en gerechtigheid te praten. Iets dat in de Verenigde Naties plaatsvindt of zou moeten plaatsvinden.
Gevraagd naar het Palestijns nationalisme stelt Milgrom dat het de Palestijnen niet primair om een staat gaat, maar om terugkeer naar het eigen land.
Na de lunchpauze kon in twee rondes workshop doorgesproken worden met de twee rabbijnen, maar ook om een workshop te bezoeken van Henk Fonteyn over gerechtigheid en het Israëlische leger, van Maaike Hoffer over het Come and See programma, van Aarnoud van den Deijl over preken over gerechtigheid en van Meta Floor over Naim Ateek en Abraham Heschel. Zelf heb ik de laatstgenoemde workshops bezocht om te constateren dat deze in feitelijk in elkaar overliepen. Zowel in de preek als in het lezen van de twee auteurs zou het voor alles moeten gaan om de ontmoeting met de tekst en met de ervaringen. Een actief luisteren naar wat gezegd wordt maar ook naar wat het met je doet als luisteraar. In de laatstgenoemde workshop leidde dat tot de conclusie dat recht en compassie bij elkaar horen met actie als derde poot. Het gaat niet alleen over het formele recht, over solidariteit met anderen, maar ook om tot handelen te komen.
Tot slot was het bemoedigend om te merken dat de studiereis die we twee jaar geleden met de Oecumenische Vrouwengroep Twente-Bethlehem naar Palestina en Israël hebben gemaakt toch wordt voortgezet en ook komend voorjaar van 9 tot 18 maart 2016 zal plaatsvinden. Zie: www.voorbijdemuren.nl.
Het besef van misdaden in het verleden die door je eigen land zijn begaan of niet zijn verhinderd, leidt tot een zekere bescheidenheid. Zelfs tot nederigheid. Zie de Duitsers. In tegenstelling tot hen hebben wij Nederlanders, niet gebukt onder ons verleden, altijd onze mening klaar. We wijzen anderen terecht, tenzij onze handelsbelangen in het geding zijn. Dan gaat het plotseling niet meer over mensenrechten maar over Máxima als wapen om markten te openen. In China, Saoedi-Arabië, Qatar, de Verenigde Arabische Emiraten, etc.
Dàt is volgens Benima de context waarin we het in Nederland over recht en gerechtheid hebben.
Wat recht en gerechtigheid inhouden is niet altijd duidelijk. Het is onderdeel van een proces. Er is een joodse traditie die stelt dat de Thora vele voorschriften kent maar slechts één gebod: het instellen van rechtbanken. Dàt is de essentie van rechtvaardig met elkaar kunnen samenleven. Dáár maken we met elkaar uit wat recht en rechtvaardig is. Gerechtigheid, waarheid en vrede vormen een trits. Als één van de drie verwrongen wordt, worden ook de twee anderen verwrongen.
Die band tussen gerechtigheid en waarheid leidt tot een eerste karaktertrek van het recht: als er recht heerst kunt je oprecht zijn. Daar moeten rechtbanken voor zorgen. Voldoet het Nederlandse rechtssysteem daaraan? Als je kijkt naar de bescherming van klokkenluiders, kun je daaraan twijfelen. Corruptie in de meest directe zin van omkoping van rechters vindt in Nederland niet plaats, maar hoe zit het met kroongetuigen of financiële belangen bij de overheid die meespelen en het recht wel in een bepaalde richting sturen?
Als er recht heerst kun je opgericht lopen en de ander recht in de ogen kijken. Dan wordt ook het anderszijn hanteerbaar. Ook daarvan is lang niet altijd sprake. Bed, bad en brood is een recht en moet mensen gegeven worden omdat ze er recht op hebben. Niet uit compassie of liefdadigheid. Dan worden onrechtvaardige verhoudingen bestendigd en worden andere gedwongen “dankjewel” te zeggen. Zij kunnen dan niet opgericht lopen of de ander recht in de ogen kijken.
Gerechtigheid tenslotte zou zekerheid moeten bieden. Weten waar je aan toe bent. Dat hangt samen met dat recht hebben op. Maar volgens Benima is daarvan in Nederland helaas geen sprake. En zolang we op dat punt nog geen orde op zaken hebben, zouden we iets minder belerend naar de buitenwereld mogen zijn.
Jeremy Milgrom is afkomstig uit Israël en één van de oprichters van Rabbis for Human Rights. Recht en gerechtigheid is voor hem in deze dagen van oplopende spanning vooral een visioen van hoop. Een belofte die ooit ingelost zal worden. De Uitverkiezing en de Belofte hebben volgens Milgrom vooral met de Thora te maken en niet met het land. Het joodse volk heeft in de geschiedenis langer buiten “het land” geleefd dan erbinnen, maar heeft nooit zonder Thora hoeven leven. Het is de Thora en niet het land dat het jood-zijn definieert en Milgrom heeft er moeite mee dat Israël zichzelf als “joodse staat” definieert terwijl de meeste joden in Israël niet religieus zijn en geen boodschap aan de Thora hebben, anders dan dat er hun claim op het land op funderen.
Een punt van overeenkomst met Benima is dat ook Milgrom benadrukt dat er geen eeuwige waarheden over recht en gerechtigheid bestaan maar dat het voortdurend onderwerp van discussie is. Hij haalt daarbij de discussie tussen Abraham en God aan als het om de vernietiging van Sodom en Gomorra gaat. Hoeveel rechtvaardigen zijn nodig om deze steden te sparen?
Verder is de Thora helder dat gerechtigheid aan individuen toekomt. Aan weduwen, wezen en de vreemdeling. Dat laatste hoogstactueel met de discussie over vluchtelingen. De vreemdeling is een persoon die tot een andere volk behoort, maar staat niet voor dat volk als geheel. Aan de individu moet recht gedaan worden, maar hoe zit het met het betreffende volk? In de Bijbel zijn oproepen te lezen dat de andere volken die Israël in het beloofde land aantreft verjaagd of zelfs uitgemoord dienen te worden. Milgrom wijst erop dat de rabbijnse traditie al lang geleden heeft gesteld dat deze opdracht sinds de verovering van het noordelijke deel van Israël door Sanherib niet lang toepasbaar kan zijn omdat niet langer vastgesteld kan worden wie van de inwoners van dat land jood is of tot een andere volk behoort.
Rabbijnen die op grond van deze teksten uit de Tenach dus oproepen de Palestijnen te verjagen of te doden hebben het dus bij het verkeerde eind. Sommigen doen een beroep op Amalek en verwijzen daarbij naar het boek Esther waar een nazaat van de Amalekieten de vernietiging van het hele joodse volk gepland had, maar volgens Milgrom is dit verhaal, waar in de joodse traditie nog een apart feest voor wordt gevierd, historisch nooit gebeurd. Gelukkig, zo stelt hij, zijn de rabbijnen die met de bijbel in de hand de vernietiging van de Palestijnen voorstaan in de minderheid. De verhalen over het moeizaam samenleven met andere volken gaan vooral over dit onvermogen om je aan de Bijbelse normen te houden en niet over het bezit van het land. Het probleem met die andere volken is dat ze andere goden dienen. Niet dat ze het land bezitten.
Van het dienen van andere goden is echter geen sprake meer. De meeste joden zeggen, ondanks de leer van de Drieëenheid, dat ze geen probleem hebben met de christelijke godsdienst en de islam is net zo monotheïstisch als het jodendom. Het probleem van het samenleven in het huidige Israël is dus niet religieus maar nationalistisch. En dat heeft met de aard van het zionisme te maken. Daar moet Milgrom bij aantekenen dat zich op dit punt een scheidslijn in zijn eigen familie aftekent. Zijn eigen familie kon begin 20ste eeuw nog vrij gemakkelijk van Oost-Europa naar de Verenigde Staten vluchten. De familie van zijn vrouw kon dat in de jaren ’20 niet meer. Toen sloten de Verenigde Staten hun grenzen en bleek het Britse mandaatgebied Palestina feitelijk de enige mogelijkheid voor de talloze Oost-Europese joden die aan de pogroms in met name Polen en Oekraïne trachtten te ontkomen. Tussen 1916 en 1920 zijn in Oekraïne honderdduizenden joden door geweld omgekomen. Voor veel joden was het zionisme dus de enige kans op overleven. Milgrom zelf blijft zich echter afvraagen waarom het zionisme het overleven van joden koppelt aan het plaats moeten maken door een ander volk. Waarom gaat het zionisme ten koste van een ander volk?
Als het over recht en gerechtigheid gaat, dan meent Milgrom dat we dat niet in het rechtsstelsel van één volk of één staat moeten zoeken, maar in het internationaal recht en internationale gerechtigheid. De welbekende verzen in Jesaja en Micha over het omsmeden van zwaarden tot ploegscharen en speren tot sikkels, worden voorafgegaan door een visioen van het samenkomen van de volkeren om over recht en gerechtigheid te praten. Iets dat in de Verenigde Naties plaatsvindt of zou moeten plaatsvinden.
Gevraagd naar het Palestijns nationalisme stelt Milgrom dat het de Palestijnen niet primair om een staat gaat, maar om terugkeer naar het eigen land.
Na de lunchpauze kon in twee rondes workshop doorgesproken worden met de twee rabbijnen, maar ook om een workshop te bezoeken van Henk Fonteyn over gerechtigheid en het Israëlische leger, van Maaike Hoffer over het Come and See programma, van Aarnoud van den Deijl over preken over gerechtigheid en van Meta Floor over Naim Ateek en Abraham Heschel. Zelf heb ik de laatstgenoemde workshops bezocht om te constateren dat deze in feitelijk in elkaar overliepen. Zowel in de preek als in het lezen van de twee auteurs zou het voor alles moeten gaan om de ontmoeting met de tekst en met de ervaringen. Een actief luisteren naar wat gezegd wordt maar ook naar wat het met je doet als luisteraar. In de laatstgenoemde workshop leidde dat tot de conclusie dat recht en compassie bij elkaar horen met actie als derde poot. Het gaat niet alleen over het formele recht, over solidariteit met anderen, maar ook om tot handelen te komen.
Tot slot was het bemoedigend om te merken dat de studiereis die we twee jaar geleden met de Oecumenische Vrouwengroep Twente-Bethlehem naar Palestina en Israël hebben gemaakt toch wordt voortgezet en ook komend voorjaar van 9 tot 18 maart 2016 zal plaatsvinden. Zie: www.voorbijdemuren.nl.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten