zondag 11 oktober 2015

Overblijfselen van de vredesbeweging uit de jaren ‘80

Hoewel in Nederland vooral bekend van de “Vrede van Munster” was de Westfaalse stad Münster vooral garnizoensstad. “De binnenstad was één grote kazerne”, zo stelde vandaag een deelnemer aan een door de Förderverein Friedensinitiativen in Münster georganiseerde “Matinee zur Aktualität des Friedens” met als thema “Nachlese zur Bedeutung der Friedensbewegung der 80er Jahre”. Ook tijdens de Koude Oorlog lagen nog diverse kazernecomplexen rondom de stad en het hoofdkwartier van het Duits-Nederlandse Legercorps zetelt noch altijd in de Münsterse binnenstad.


Het Amerikaanse legerkamp “Loddenheide” aan de buitenkant van Münster is tien jaar geleden door het Amerikaanse leger ontruimt en door de stad Münster omgevormd tot “Friedenspark”. Dat uit zich echter enkel in de staatnamen die naar verschillende winnaars van de Nobelprijs voor de Vrede zijn vernoemd. Aan deze straten staan vooral veel bedrijfsgebouwen. Het “vredespark” is een bedrijvenpark geworden. Alleen het kerkje van het Amerikaanse legerkamp heeft de ontmanteling ervan overleefd en is als “Friedenskappele” omgebouwd tot een soort concertzaal. Een vreemde plaats voor een concertzaal, maar wel een heel logische plaats om met elkaar stil te staan bij de doorwerking van de vredesbeweging uit de jaren ’80.



(v.l.n.r. Christoph Stässer, Ulrich Frey en Dieter Kinkelbur)

Deze terugblik vond plaats in de vorm van een interview door Dieter Kinkelbur van de de Förderverein van Ulrich Frey, destijds algemeen secretaris van de AGDF (Aktionsgemeinschaft Dienst für den Frieden), de hoofdorganisator van de grote vredesdemonstratie op 10 oktober 1981 in Bonn, dus zeg maar: de Duitse Mient Jan Faber, en Christoph Strässer, toen voorzitter van de meedemonstrerende Jungdemokraten (de jongerenafdeling van de FDP) en tegenwoordig het Münsterse lid van de Duitse Bondsdag voor de SPD (hij is van partij veranderd toen de FDP in 1982 de coalitie met de SPD inwisselde voor die met de CDU).

De eerste twee vragen hadden betrekking op de muziek en het kleurgebruik die de demonstratie van 1981 opluisterden. Voor Christoph Strässer waren de liederen van de Nederlandse maar vooral in Duitsland doorgebroken groep Bots zeer inspirerend. Ze wekten op tot opstaan en iets doen. Qua kleur was het in die tijd soberder: in plaats van de veelkleurige vredesvlag die nu de vredesbeweging in Europa kenmerkt, was in 1981 de kleur geel die van de vredesbeweging. Gevraagd naar de achtergrond daarvan moest Ulrich Frey bekennen dat ze die kleur gewoon van de Nederlandse vredesbeweging hadden overgenomen. Hij kon zich echter voorstellen dat de kleur was gekozen omdat deze opviel en ook omdat deze een aanduiding vormde van gevaar, namelijk het kernwapen.

Het gevoel dat ze zich nog van die tijd herinneren was volgens Christoph Strässer vooral de saamhorigheid: iedereen deed mee en steeds weer kwamen er meer mensen opdagen dan waarop gerekend was. Ulrich Frey noemt daarnaast de vreedzaamheid. Niet alleen hadden de deelnemers geen stenen in hun handen, maar ze hadden ook geen “stenen in het hoofd”: er waren geen gevoelens van haat of vijandschap, maar inderdaad juist van saamhorighied en verbinding. Dieter Kinkelbur vindt dat een te rooskleurige voorstelling van zaken: er waren toch ook grote conflicten binnen die zo breed samengestelde vredesbeweging. Maar Ulrich Frey stelt dat die juist binnen de vredesbeweging hanteerbaar werde gemaakt. Tot aan de grote demonstratie van 1981 weigerden bepaalde groepen met elkaar überhaupt het gesprek aan te gaan of was hen dat van hogerhand verbonden. Bijvoorbeeld de Jungsozialisten en de Kommunistische Parteit Deutschland. Vanuit de christelijke vredesgroepen, waar hij zelf toe behoorde, moest dan ware pendeldiplomatie ondernomen worden om tot uiteindelijke samenwerking te komen. Dat was de meeste extreme situatie, maar ook tussen andere groepen die elkaar tot die tijd nauwelijks zagen staan kwam het juist in het kader van de brede vredesbeweging tot samenwerking. Aldoende heeft de brede vredesbeweging uit de jaren ’80 ook (onbedoeld) een pacificerende werking op de Duitse samenleving als geheel gehad en heeft ze ook een bijdrage geleverd aan de verspoeling van het recht op demonstreren.

Christoph Strässer herinnert zich naast de moeizame communicatie tussen verschillende partijen juist ook wel de scherpe discussies binnen de eigen gelederen. Ook binnen de Jungdemokraten speelde de discussie over samenwerking met de communisten en zijn voorganger als voorzitter van de Jungdemokraten moest destijds het veld ruimen omdat hij weigerde een gezamenlijke verklaring te ondertekenen. Deze moeizame discussies tussen en binnen de verschillende organisaties waren één van de redenen dat de brede beweging uit de jaren ’80 zich beperkte tot slechts één concreet politiek punt: de plaatsing van kernwapens op Duits grondgebied. Over alle andere punten kon met het toch niet eens worden en die bleven dus gewoon liggen.

Maar in 1983 werd tot plaatsing van kernwapens op Duits grondgebied overgegaan. Had de zich tot één punt beperkende vredesbeweging toen niet verloren? Ulrich Frey stelt dat het concrete politieke punt toen verloren was, maar dat de vredesbeweging daarnaast een blijvende winst op het niveau van de samenleving had geboekt: ze had een denkproces op gang gebracht waarvan de sporen nog steeds zichtbaar zijn. En bovendien heeft een onderzoeker aangetoond dat Gorbatsjov enkele jaren later met een verwijzing naar de Duitse vredesbeweging die de bevordering van internationaal vertrouwen hoog in het vaandel voerde de Russische machthebbers ervan heeft weten te overtuigen belangrijke wapenreductie- en ontspanningsbesluiten te ondertekenen. Ook Christoph Strässe wijst erop dat de beweging als zodanig is blijven bestaan, maar dat je voor het mobiliseren van de grote massa’s heel concrete, ééndimensionale politieke punten moet hebben zoals in 2003 bijvoorbeeld met de Irak-oorlog.


Vanuit de zaal wordt opgemerkt dat het interview zich tot dusverre ten onrechte beperkt tot de demonstratie van 1981 die toen 300.000 mensen in Bonn op de been bracht, maar dat twee jaar later een tweede grote demonstratie plaatsvond waaraan 500.000 mensen deelnamen. Ulrich Frey rechtvaardigt de keuze voor 1981 omdat toen voor het eerst de geest uit de fles kwam. Dat het er in 1983 nog meer waren verklaart Christoph Strässer uit het feit dat deze vlak vóór het besluit van de Duitse regering over de plaatsing van kernraketten plaatvondt. Na dat besluit vloog de geest vrij snel weg; de brede beweging viel uiteen omdat met het niet eens kon worden over de volgende doelen. Dat de geest toen weg was, wordt door anderen bestreden. Er zijn geen grote “bundesweiten” acties meer georganiseerd, omdat iedereen zag dat die 500.000 niet meer overtroffen kon worden, maar in plaats daarvan werd het verzet geregionaliseerd en kwamen verschillende beroepsgroepen en maatschappelijke sectoren in actie.

Een aanwezige vanuit Pax Christi voert het veelgehoorde kritiekpunt aan dat de vredesbeweging uit de jaren ’80 zich wel tegen de Amerikaanse kernwapens verzette maar niet tegen de Russische. Dat zou de brede vredesbeweging hebben gespleten. Hadden de communisten de rest dan zo in de tang? Christoph Strässer vindt het verdedigbaar om alleen te demonstreren tegen datgene waar je eigen politici over gaan, in dit geval de stationering van kernwapens op Duits grondgebied. Daar staan de Russische kernraketten buiten. Ulrich Frey meent dat je deze discussie ook moet zien in het licht van het felle anti-communisme uit die tijd. Het was binnen de vredesbeweging niet eens een groot discussiepunt en al helemaal niet tussen DKP en de rest, maar vooral een kritiekpunt waarmee de tegenstanders de vredesbeweging steeds weer aan wilden pakken. En daar weigerde de vredesbeweging, naar zijn mening terecht, niet aan toe te geven.

In deze context past ook de de coördinatie van de bredere vredesacties, zoals de twee grote demonstraties, ook altijd in handen van de christelijke middengroepen waren en in ieder geval niet (meer) in die van politiek-links-georiënteerde groepen hoewel deze er zeker in het begin beter op toegerust waren. Men moest zich echter elke keer weer (kunnen) verweren tegen de beschuldiging door de Sowjetunie aangestuurd en gefinancieerd te worden en de christelijke middengroepen konden gewoon door openbaarmaking van de boekhouding aantonen dat dit niet het geval was.


Na een korte onderbreking waarin de Münsterse rapper Sbu, in 2012 winnaar van een vredesliederenfestival, een drietal nummers zingt waarin ook de zin “Krieg ist keine Lösung” te horen valt, komen we bij het tweede thema: de betekenis van de niet-bindende uitspraak van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag uit 1996 waarin verklaart wordt dat het dreigen met kernwapens in strijd is met het internationaal recht. Christoph Strässer moet toegeven dat er vervolgens weinig met deze uitspraak is gedaan. Dat geldt helaas voor meer uitspraken van het Internationaal Gerechtshof, denk maar aan de Afscheidingsmuur die Israël op Palestijns grondgebied bouwt. Spreker gelooft heilig in het internationaal recht en in de Verenigde Naties maar er zijn nog onvoldoende garanties ingebouwd dat uitspraken van het Internationaal Gerechtshof ook door de betreffende partijen worden nagekomen. En daarbij hoef je wat hem betreft helemaal niet alleen te denken aan militaire druk of aan militaire interventies: er zijn ook nog heel veel niet-militaire mogelijkheden die tot dusverre niet benut zijn.

Hij stelt daarbij dat juist bij de grote kernmachten het probleem ligt als het om de afdwingbaarheid van het internationaal recht gaat. Als permanente leden van de Veiligheidsraad zijn zij de eerstverantwoordelijken voor de implementatie ervan, maar in de praktijk zitten ze er vooral om zichzelf buiten schot te houden. Dat blijkt ook dat juist deze twee landen diverse andere verdragen, zoals die van het Internationaal Strafhof, niet hebben ondertekend. Ze hebben zichzelf buiten of zelfs boven het internationaal recht geplaatst.

In dit geval hoeven we echter niet eens te wachten op verdere stappen van de Verenigde Naties, maar had de Duitse politiek zelf ook kunnen kijken wat deze uitspraak van het Internationaal Gerechtshof betekent. Zonder publieke druk vanuit de bevolking, komt het echter niet op de agenda, zo stelt Bondsdaglid Christoph Strässer, nota bene als lid van de regerende SPD-fractie.

Ulrich Frey wil nog een andere opmerking bij de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof maken. De dreiging met kernwapens wordt inderdaad in strijd met het internationaal recht beschouwd, het bezit ervan echter niet. Er is geen wereldwijd verbod op het bezit van kernwapens, zoals dat er (inmiddels) wel is op het bezit van chemische wapens of clustermunitie. Ook daaraan zou de vredesbeweging nog veel moeten doen. De bestrijding van kernwapens zou (weer) het kernpunt van de vredesbeweging moeten zijn, juist ook nu weer nu de grootste kernwapenmachten Verenigde Staten en Rusland rond Oekraïne en Syrië recht tegenover elkaar staan. We moeten niet vergeten dat de vredesbeweging van de jaren ’80 niet alleen de kernwapens maar ook de eraan ten grondslag liggende afschrikkingsgedachte ter discussie stelde. En dat was toen en ook nu nog geen onbelangrijk thema.

In de discussie vanuit de zaal wordt gewezen op de Joegoslavië-oorlog die voor een belangrijk deel tussen de demonstraties uit de jaren ’80 en de vrijwel geheel genegeerde uitspraak van het Internationaal Gerechtshof uit 1996 inlag. Heeft deze geen dramatische invloed gehad op het denken over oorlog en vrede en geleid tot een verzwakking van de vredesbeweging? Ulrich Frey voert deze discussie terug op de spanningsvolle verhouding tussen twee verschillende Duitse lessen van de Tweede Wereldoorlog – Nie wieder Krieg en Nie wieder Auschwitz – en meent dat de discussie over humanitaire interventies en de responsibility to protect nog steeds niet zijn afgerond. Christoph Strässer meent dat de toen plaatsvindende eerste buitenlandse inzet van het Duitse leger na de Tweede Wereldoorlog een toen pas zichtbare logische consequentie was van het VN-lidmaatschap veertig jaar eerder. Je gaat dan een verantwoordelijkheid aan voor wat elders in de wereld gebeurt.


Na de lunch volgde eerst een uitwisseling van vredesinitiatieven uit Münster zelf. Het ging daarbij vooral om de vele herdenkingsmonumenten die in Münster zijn opgericht en aan oorlog en vrede herinneren. Eén van de monumenten betreft een Münsters legercorps dat aan het begin van de 20ste eeuw heeft deelgenomen aan de genocide op de Herero. In het toenmalige Duits Zuidwest-Afrika (tegenwoordig Namibië). Volgens de spreker zou er op z’n minst een plaquette aan toegevoegd moeten worden waarin deze gebeurtenis “genocide” wordt genoemd en waarin deze, en de deelname hieraan van een Münsterse legereenheid, ernstig wordt betreurd en veroordeeld. We kunnen, zo stelt de spreker, niet van Turkije verwachten de Armeense Genocide te erkennen zolang we zelf de genocide op de Herero niet als zodanig onder ogen willen zien.

Een vergelijkbaar monument, maar dan van een Münsters legercorps dat een veertigtal jaar later bij Stalingrad heeft gevochten, staat op een steenworp afstand van het hoofdkwartier van het Duits-Nederlandse legercorps dat op dit moment uitgebouwd wordt tot “Very High Readiness Joint Task Force” dat zich op een strijd in precies dezelfde, Oekraiens-Russische regio voorbereidt. Ook daar zou, volgens een andere spreker, wel eens een wat kritischer plaquette naast gezet kunnen worden.


De voormalige garnizoensstad Münster probeert zich echter, naar aanleiding van de hier en in Osnabrück gesloten Vrede van Westfalen, nadrukkelijk als “vredesstad” te profileren, hoewel daarbij de laatste tijd, ter onderscheiding van heel veel andere steden die zich graag “vredesstad” noemen, steeds vaker de term “Stadt des Dialoges” bij opduikt. Volgens een derde aanwezig is daar ook wel enige grond voor. Elke keer als er weer een expositie of iets anders rond de Vrede van Westfalen wordt genorganiseerd gaat het namelijk in hoofdzaak aan de Dertigjarige Oorlog die eraan voorafging en waarbij de Vrede van Westfalen als een slotstuk op het laatste paneel wordt gepresenteerd. In plaats daarvan zou je de Vrede van Westfalen moeten presenteren vanuit de technniek van vrede maken. Hoe maken we vrede? Welke vormen van communicatie zijn daarvoor nodig?

Een vierde spreker wil toch benadrukken dat de Vrede van Westfalen niet alleen gebeurtenis in de verre geschiedenis is, maar nog steeds een betekenis kan hebben. In de Vrede van Westfalen werd namelijk het zogenaamde en wereldwijd als zodanig bekende “Westfaalse Systeem” vastgelegd, namelijk dat staten een volledige soevereiniteit hadden in binnenlandse aangelegenheden en dat andere staten zich niet mochten mengen in interne aangelegenheden. In de hele discussie over humanitaire interventies en responsibility to protect staat dat Westfaalse Systeem op de helling, terwijl er destijds goede gronden waren voor de formulering ervan en het Westfaalse Systeem ook feitelijk heeft voorkomen dat er in de bijna drie eeuwen tussen 1648 en 1914 echt grootschalige conflicten zijn uitgevochten met zulde draconische gevolgen voor de bevolking van Europa. Ook de Dertigjarige Oorlog was geen godsdienstoorlog maar probeerden Europese grootmachten hun belangen na te jagen onder het oogmerk van de bescherming van “hun” godsdienstige partij zoals ook nu vaak humanitaire redenen worden aangevoerd om gewoon een platte-belangenoorlog te voeren. Dit thema zou juist vanuit Westfalen aan de orde gesteld moeten worden.

Helemaal aan het eind van deze “Matinee” (het was inmiddels twee uur ’s middags) mocht ik een “Blick von außen eines kritischen Freundes” geven op datgene dat over de vredesbeweging in de jaren ’80 en over de uitspraak van het internationaal gerechtshof en hun betekenissen voor de vredesbeweging anno nu gezegd was. Met een verwijzing naar de aan het begin van de ochtend genoemde invloeden van Bots en de Nederlandse vredesbeweging, stelde ik dat de Hollanditis in Nederland inmiddels ook ruimschoots voorbij is. Volgens mij is dat ook wel het nadeel van een beweging die zich heel nadrukkelijk op één concreet politiek doel richt. Het voordeel is, zoals Christoph Stässer terecht had opgemerkt, dat er rond één enkel punt een brede beweging gevormd kan worden die ook vrij gemakkelijk een grote achterban kan mobiliseren, maar ook de snelle opkomst en ondergang van de vredesbeweging rond de Irak-oorlog in 2003 laat zien dat het politieke moment voorbij is de beweging als een pudding in elkaar zakt.

Een tweede punt dat ik gemaakt heb is dat Ulrich Frey in mijn ogen terecht aangaf dat onder de strijd tegen de kernbewapening in de jaren ’80 een fundamentelere kritiek op afschrikkingspolitiek schuilging. De fundamentele discussie die nu de buitenlandpolitiek beheerst is die van een Westerse politiek die zich, bijvoorbeeld bij humanitaire interventies, opwerpt als beschermheer van de ultieme vrede en veiligheid in de wereld. Richting kernwapens betekent dat dat we nauwelijks meer “onze” eigen kernwapens als bedreiging van de vrede en veiligheid en van de mensheid als geheel zien, zoals in de jaren ’80 nog wel het geval was, maar als tamelijk gevaarloos of zelfs als beschermingsmiddel en vrijwel uitsluitend in de kernwapens in handen van anderen een bedreiging zien: Noord-Korea, India/Pakistan, Iran en Israël. Die kernwapens moeten de wereld uit; die van “ons” kunnen nog wel even blijven.

Dat het gevaar tussen “onze” en de Russische kernwapens weer terug is door de oplopende spanningen tussen Oost en West rond Syrië en Oekraïne is terecht door Ulrich Frey aan de orde gesteld. Maar dat wijst volgens mij nog op een ander punt. In de jaren ’80 richtte de vredesbeweging zich ook op ontspanning tussen Oost en West door het aangaan van contacten tussen verschillende, met name kerkelijke groeperingen aan weerszijden van het IJzeren Gordijn. Deze contacten zijn inmiddels vrijwel helemaal verdwenen. We begrijpen de gevoelens van onze EU-medeburgers in Polen en de Baltische staten niet en staan ook volledig vreemd tegenover de Russische samenleving of die in Oekraïne. Het aangaan of herstellen van dit soort contacten lijkt me van eminent belang om de thans weer oplopende spanningen van een weerwoord te voorzien. Dat was mijn derde punt.

Mijn vierde en laatste punt sloot aan bij het pleidooi van Christoph Strässer om politieke druk uit te oefenen op de Bondsdag om werk te maken van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof in 1996 of liever om te pleiten voor een verbod op kernwapens. Ik wees daarbij naar de campagne die PAX afgelopen jaar met succes heeft uitgevoerd om 40.000 handtekeningen te verzamelen onder een burgerinitiatief om de Tweede Kamer te laten spreken over een Nederlands verbod op kernwapens in navolging van 115 andere landen die dit al hadden gedaan. Om de cirkel rond te maken wees ik op het feit dat Len Munnik die het symbool van de antikernwapenbeweging uit de jaren ’80 dat ook door de Duitse vredesbeweging was overgenomen had getekend, ook, ruim 30 jaar later, het beeldmerk had gemaakt voor deze campagne “Teken tgen Kernwapens”. Ik had nog een flyertje bij me dat door Ulrich Frey in dank werd aanvaard om te kijken of iets dergelijks in Duitsland ook gestart zou kunnen worden.



De aanwezige in het publiek die het punt over het Stalingrad-monument bij het hoofdkwartier van het Duits-Nederlandse legercorps had gemaakt, wilde nog weten of het waar was dat Nederland al haar tanks had verkocht en deze nu leaste van Duitsland. Klopt. Dan, zo concludeerde de spreker, moeten we als Duitse en Nederlandse vredesbeweging echt samen aan de slag om dit aan de kaak te stellen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten