zondag 25 oktober 2015

Het Oost-Nederlands grensgebied als strijdtoneel

Soms is het nuttig om de noodzaak van de inzet voor vrede te onderstrepen door de herinneringen aan de oorlog tot leven te wekken. Een kleine maand na het Debat aan de Markt waarmee het inhoudelijke deel van de Vredesweek werd afgesloten, stond het Debat aan de Markt vanmiddag in het teken de oorlogsherinneringen. Inleider was Han Brummelman, auteur van het één jaar eerder verschenen boek “Onder de vliegroute - oorlog en luchtbescherming te Haaksbergen”.


Brummelmans vader was directeur van het gemeentelijk energiebedrijf van de gemeente Haaksbergen en werd al vóór het daadwerkelijke uitbreken van de Tweede Wereldoorlog aangesteld als hoofd van de Luchtbescherming binnen de gemeente Haaksbergen. Zijn werk bestond er tijdens de Tweede Wereldoorlog vooral uit om neergehaalde of neergestorte vliegtuigen op te zoeken en op te ruimen en daarover te rapporteren. Die rapporten zijn in huize Brummelman bewaard gebleven en een tiental jaren geleden besloot Han Brummelman op basis van deze rapporten een boek te schrijven waarbij hij zich veel naspeuringen heeft getroost om ook het menselijke verhaal achter de wat ambtelijke rapporten op te schrijven. Wie waren de vliegers? Wat was de beleving van de omwonenden?

Het boek begint in 1903 met het begin van de luchtvaartgeschiedenis: de gebroeder Wright. Het is, zo stelt Brummelman, eigenlijk ongelofelijk hoe snel deze nieuwe technologie ingang vond in de oorlogvoering. Een dikke tien jaar nadat de mens voor het eerst een klein stukje had kunnen vliegen, werden de vliegtuigen tijdens de Eerste Wereldoorlog massaal in de oorlogvoering ingezet. Eerst om te verkennen, maar al snel ook om te bombarderen en aan het eind van de Eerste Wereldoorlog vonden de eerste luchtgevechten plaats.

Ook Haaksbergen kreeg hier toen al iets van mee. Om aan bommenwerpers duidelijk te maken dat Haaksbergen in Nederland lag werd tijdens de Eerste Wereldoorlog op het dak van Jordaan-fabriek in Haaksbergen met grote letters het woord “HOLLAND” geschilderd. De eerste vermelding van een Luchtbescherming dateert uit 1929 toen de gemeente Haaksbergen een vragenlijst over dit onderwerp moest invullen en insturen naar het provinciebestuur van Overijssel. Vijf jaar later gebeurde dat nog eens en in 1936 werd de Wet op de bescherming bevolking aangenomen waarbij gemeentes verplicht waren om een luchtbescherming in te stellen bestaande uit een “Luchtwachtdienst”, een medische dienst, een opruimingsdienst, de brandweer e.d. De leden van deze dienst kregen een uniform en volgens een foto die Brummelman laat zien van de Haaksberger Luchtbescherming bestond deze in 1939 uit 24 personen. De Luchtwachtdienst had in Haaksbergen overigens een uitkijkpost op de kolenbunker van de firma Jordaan.

De Luchtbescherming in Haaksbergen heeft weinig kunnen doen bij de Duitse inval in mei 1940. Haaksbergen werd gewoon onder de voet gelopen en met de rest van Nederland niet verdedigd. De Nederlandse verdedigingsstrategie omvatte het opgeven van het oosten van het land en een terugtrekking achter de IJssel- en later de Grebbenberglinie. Daar meende men de vijand tegen te kunnen houden. De vernietiging van de bruggen over het Twentekanaal aan het begin van de oorlog had enkel als doel het oprukken van het Duitse leger ietwat te kunnen vertragen maar niet om ze daar tegen te houden.

Bij deze verdedigingsstrategie was echter geen rekening gehouden met het luchtwapen. Deze vloog gewoon over de linies heen om op 14 mei 1940 Rotterdam te bombarderen. Volgens Brummelman was het eigenlijk een zegen dat Nederland geen groot en sterk leger had en dat de militaire leiding het idee had dat men de strijd toch al snel zou moeten opgeven, zodat al na het bombardement op Rotterdam de capitulatie werd getekend. Had de militaire leiding gedacht het nog wal wat langer vol te kunnen blijven houden, dan waren Amsterdam en Den Haag er mogelijk ook aan gegaan.

Feit is echter dat waar ‘bescherming bevolking’ de lessen uit de Eerste Wereldoorlog had getrokken en zich had voorbereid op bombardementen, de militaire strategen die kennelijk niet of onvoldoende hadden gedaan. In de eerste oorlogsjaren merkte men in Haaksbergen overigens weinig van de oorlogshandelingen. Ook niet van het luchtwapen. De oorlog was vooral een bezetting, met inkwartiering in woonhuizen en scholen. Zo kreeg de familie Brummelman enkele maanden een Wehrmacht-officier in huis (totdat bij Sint-Isodorushoeve een barak voor officieren was gebouwd) en kreeg de jonge Han Brummelman ergens thuis les, want het schoolgebouw was gevorderd voor het onderbrengen van Duitse militairen.

De luchtverdediging beperkte zich in de eerste oorlogsjaren voornamelijk tot de verplichting om verduisteringsmaatregelen te nemen. De ramen moesten geheel geblindeerd worden en ’s nachts gingen de straatlantaarns uit. Het was echt donker. Er werden zelfs spellen op de markt gebracht ter ondersteuningen van de bewustwordingsmaatregelen als het om verduistering en luchtverdediging ging.

Halverwege de oorlog begon dit te veranderen. Haaksbergen kwam daadwerkelijk “onder de vliegroute” te liggen, namelijk onder die van de Britse bombardementsvluchten naar het Ruhrgebied. De aanwezigheid van de belangrijke Duitse Fliegerhorst Twenthe ongeveer 20 kilometer verderop was voor de Britse vliegers kennelijk geen reden om het Twentse grondgebied te mijden. Een en ander betekende ook dat de Duitse Luftwaffe met veel manschappen en materieel aanwezig was in Haaksbergen: zoeklichten en Flak-afweergeschut. Daarnaast hebben zich boven Haaksbergen diverse luchtgevechten afgespeeld tussen geallieerde bommenwerpers en Duitse jachtvliegtuigen. Net als in het aanpalende Ahaus zijn ook in Haaksbergen lanceerinrichtingen voor de V1- en de V2-raketten gebouwd maar in Haaksbergen zijn deze nooit daadwerkelijk in gebruik genomen.

In de loop van de oorlog zijn er 20 crashes (neergeschoten of neergestorte vliegtuigen) boven Haaksbergen geweest. Ongeveer de helft hiervan betrof Duitse jachtvliegtuigen; de andere helft geallieerde bommenwerpers. De eerste bommenwerper die boven Haaksbergen werd neergehaald was een Engelse Halifax TL 4 W 1270 van het 103 squadron. Dit gebeurde op 28 augustus 1942 en alle zeven inzittenden kwamen om het leven. De tweede crash betrof een Duitse Messerschmitt BF110F die op 20 februari 1943 neerkwam en waarbij de twee inzittende vliegers eveneens om het leven kwamen.

Uitwijdend over de Duits-geallieerde luchtgevechten meldt Brummelman dat prins Egmont zur Lippe-Weißenfeld, daar een belangrijke rol in speelde. Volgens Brummelman ging het hier om een volle neef van prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld en was deze gestationeerd op de Fliegerhorst Twenthe. Dan komen transnationale familierelaties, die men in deze streek natuurlijk ook kende, wel weer even heel dichtbij, maar toen ik een en ander na wilde zoeken kwam ik tot de ontdekking dat Egmont zur Lippe-Weißenfeld geen volle neef maar een hele verre achterneef van Bernhard van Lippe-Biesterfeld was en dat hij niet in Twente, maar eerst op de Fliegerhorst in Gütersloh, vervolgens in Leeuwarden en nog later in Bergen (Noord-Holland) gestationeerd was.

Vanaf 1943 werd de tijdens de oorlog ontwikkelde Amerikaanse B17-bommenwerper ingezet, bijgenaamd de “flying fortress” (het vliegende fort). Deze nieuwe bommenwerpers werden al snel in massaproductiegenomen maar de opleiding van de vliegeniers kon het zo snel niet aan. Brummelman meldt dat er erg veel onervaren Amerikaanse vliegers op vlogen. Verder vlogen deze Amerikaanse bommenwerpers overdag omdat men heel hoog kon vliegen en dus meende aan het afweergeschut te kunnen ontkomen, terwijl de Britten vooral ’s nachts bleven vliegen. Die inschatting van het afweergeschut was overigens verkeerd: de Duitse Flak-systemen hadden een bereik van 30 kilometer, terwijl de B17s niet veel hoger dan 8 kilometer konden komen. En om het verhaal over de verder ontwikkeling van het luchtwapen te vervolmaken, zij nog vermeld dat de Duitsers in 1944 de eerste straaljagers bouwden: de Messerschmidt M262. Dat was echter te laat om het verloop van de oorlog nog een andere wending te kunnen geven.

Uit de menselijke verhalen achter de feitelijke berichten over neergehaalde en neergestorte vliegtuigen blijkt hoe de Haaksberger bevolking zich veel moeite getrooste om overlevende en ontkomen geallieerde vliegers op te vangen, een tijdlang onderdak te verlenen en naar achter de frontlinie te laten ontsnappen. Natuurlijk beschouwde men deze als bondgenoot, maar tot contacten met overlevende Duitse vliegers kwam het niet omdat deze door de in Haaksbergen gelegerde Duitse troepen werden opgevangen. Een kleine uitzondering daarop is dan wel het verhaal dat Brummelman vertelde over het zomerhuisje Anja waar aan het eind van de oorlog een neergeschoten Amerikaanse vlieger wordt ondergebracht, maar het pand moet delen met een daar eveneens ondergedoken SS-deserteur die de Haaksberger ondergrondse verborgen houdt voor de Duitse autoriteiten.

In Haaksbergen zijn, zo vertelt Brummelman, ook nog 32 Russische krijgsgevangenen ondergebracht in een oude garage. Aan het eind van de oorlog kunnen ze zich redelijk vrij door het dorp bewegen, maar wat er na de oorlog van hen geworden is, blijft onduidelijk. Terugkeren naar Rusland konden ze niet, want dan hadden ze stellig de kogel gekregen wegens (vermeend) landverraad.

Een ander aspect van menselijke omgang betreft de omgekomen geallieerde militairen die in Haaksbergen werden begraven in aanwezigheid van Duitse militairen die daarbij ook een militair saluut gaven. De omgekomen Britten liggen nog steeds in Haaksbergen; de omgekomen Amerikanen liggen in Margraten en de omgekomen Duitsers in Ysselstein.

Gevraagd naar burgerdoden door luchtbombardementen, waarvan we er in Enschede vele hebben gehad, meldt Brummelman dat Haaksbergen op 16 maart 1945 is gebombardeerd waarbij 62 doden zijn gevallen waaronder de aan het begin van de oorlog door de Duitsers afgezette burgemeester jonkheer Hubertus Josef Wilhelmus Joan (Hubèrt) von Heijden (volgens internet vond dit bombardement overigens plaats op 24 maart 1945 (acht dagen voor de bevrijding van Haaksbergen) en kwamen er 56 mensen bij om. Het was een vergissingsbombardement, aldus Brummelman, maar in zijn beleving is Haaksbergen een week later wel ontsnapt aan een mogelijk doelgericht bombardement. De avond vóór de bevrijding van Haaksbergen kwam een Duitse kolonne Haaksbergen binnenrijden en stopte in de straat van de familie Brummelman. De Duitse militairen waren uitgeput en gingen de huizen langs voor water en mogelijk iets te eten. In de woonkamer van de familie Brummelman viel een aantal van hen spontaan in slaap. Vader Brummelman drong er bij de commandant op aan om zo snel mogelijk met de kolonne uit Haaksbergen te vertrekken omdat hij vreesde dat zodra een geallieerd verkenningsvliegtuig zou ontdekken dat de hele straat vol stond met Duitse tanks en andere militaire voertuigen, er weinig van de straat zou overblijven. De Duitsers hebben uiteindelijk aan dit verzoek voldaan en trokken verder richting Enschede. Ter hoogte van Usselo werden ze vanuit de lucht ontdekt en kregen ze de volle laag. De kolonne is naar verluid totaal vernietigd.

Na de uitkomst van het boek, een jaar geleden, ontstond het idee om voor de 23 ten gevolge van de luchtgevechten in Haaksbergen omgekomen geallieerde militairen een monument op te richten. Dat is op 4 april dit jaar gerealiseerd in aanwezigheid van een aantal opgespoorde familieleden van omgekomen militairen. Het monument bestaat uit een eenvoudige gedenkplaat met de tekst “Opdat wij niet vergeten” en daaronder de namen van de 23 militairen met hun leeftijden: alle tussen de 19 en 29 jaar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten