maandag 10 maart 2014

Bij de druzen

Om 8.30 uur zaten we al weer in de bus die ons vanochtend naar het druzen-dorp Isfiyah net iets ten zuiden van Haifa zou brengen. In totaal zijn er in (het noorden van) Israël 22 druzendorpen (18 in het eigenlijke Israël en 4 in de Golan) met een gezamenlijke bevolking van 120.000 druzen. Wereldwijd gaat het om 1,5 miljoen druzen. De druzen hebben een aparte status in Israël omdat ze in 1948 aan de joodse zijde hebben meegevochten tegen de Palestijnse moslims en christenen. In tegenstelling tot de Palestijnse burgers van de staat Israël dienen de druzen ook in het Israëlisch leger, zij het dat hun vrouwen, anders dan de joodse vrouwen, van deze dienstplicht zijn vrijgesteld.
 

We werden in Isfiya rondgeleid door een niet-religieuze druus. Volgens hem is 70% van de druzen niet religieus en 30% wel. Deze laatste groep is te herkennen aan de zwarte of donkerblauwe kleding met een witte hoofdbedekking (zowel mannen als vrouwen), waarbij de mannen tot en met middelbare leeftijd een snor laten staan en hun hoofdhaar vrijwel wegscheren en op latere leeftijd ook een baard laten groeien. In het dorp kwamen we meerdere religieuze druzen tegen, maar fotograferen werd niet op prijs gesteld.
 
In het dorp kwamen we een leegstaand kerkgebouw tegen waarvan de oudste resten nog uit de Byzantijnse tijd zouden dateren. De christelijke bevolking van Isfiyah heeft deze kerk in 1948 verlaten om aan de andere kant van het dorp een nieuwe kerk te bouwen. Daar wonen nu ook de meeste christenen van het dorp terwijl het oude dorpscentrum vooral door druzen wordt bewoond.


Vlak naast de oude kerk staat het heiligdom van de druzen met een aparte ingang voor mannen en voor vrouwen. Niet-religieuze druzen en niet-druzen mogen hier niet binnengaan. De religie van de druzen is een geheime religie gebaseerd op de wijsheden van oude profeten en met invloeden vanuit onder andere de Griekse filosofie.
 

De vijf belangrijkste profeten van het druzendom zijn aangeduid in de druzenvlag. De groene driehoek aan de linkerzijde staat voor Jetro, de schoonvader van Mozes. Ze staat tevens voor vruchtbaarheid en rechtvaardigheid. De bovenste, rode baan staat voor Abraham en de liefde. De gele baan daaronder voor Abu Abdallah die ook wel Jehuda wordt genoemd en voor de wijsheid. De blauwe baan daaronder voor Elia en voor het geloof, het uitspansel en de zee. De onderste witte voor Zebulon, voor lucht en voor puurheid.


Terwijl we in de huiskamer van onze gids schuilen voor een flinke hagelbui vertelt hij dat de druzendom al enkele duizenden jaren oud is maar altijd in het geheim werd beleden. Het is een geloof in één God en in de eenheid van de mensheid. Alles in de wereld om ons heen is een projectie van wat God wil en doet. Rond het jaar 1000 kwam het druzendom aan de oppervlakte en werd toen streng vervolgd door de Fatamidische kaliefen die rond die tijd in Egypte en het zuidelijk deel van het huidige Israël en Palestina heersten. (Dat verklaart misschien ook waarom de druzen vooral in het noorden van Israël, in Libanon en in het zuiden van Syrië wonen – JS). Druzenfamilies blijven eeuwen op hetzelfde gebied wonen en zijn loyaal naar de boven hen gestelde overheid zonder zelf een eigen staat te willen stichten. Dit verklaart de loyaliteit van de druzen in Israël aan de Israëlische staat en het feit dat de druzen op de Golan trouw zijn gebleven aan de Syrische regering.
 

De loyaliteit aan de Israëlische regering komt niet alleen tot uitdrukking in het feit dat de druzen in het Israëlisch leger dienen, maar ook uit het feit dat men diverse ministeries en parlementariërs heeft geleverd en op dit moment zes Israëlische ambassadeurs waaronder de ambassadeur in Washington.

Gevraagd naar de reden waarom de druzen in 1948 de kant van de nieuwe Israëlische staat hebben gekozen en niet voor die van de andere reeds aanwezige bewoners van Palestina, vertelt onze gids dat de druzen zelf ook onder vuur lagen van de Palestijnen. Van de 14 druzendorpen ten zuiden van Haifa waren er in 1948 nog maar 2 over. Waar Palestijnse burgers van Israël hetwoord “Arabier” in hun paspoort hebben staan, hebben de druzen het woord “druus” als aanduiding van hun etniciteit.
 

Na deze kennismaking met een tamelijk onbekende minderheid in Israël zetten we koers naar Haifa en rijden we langs Technion die met zijn hoge toren op de hoogste top van het Karmelgebergte al van verre te herkennen is.
 

Wij zakken echter af naar de oude, Arabisch-Ottomaanse binnenstad van Haifa waar in een oud pand, dat na het (gedwongen?) vertrek van hier woonachtige welgestelde familie een tijdlang als kantoor in gebruik is geweest van een oliemaatschappij en nu als kantoor dient van de Palestijnse organisatie Mossawa. De naam betekent “gelijkheid” en das is ook meteen ook het werkveld van de organisatie.
 

We worden welkom geheten door Rania Laham, de derde Rania die ons deze studiereis heeft toegesproken. Haar verhaal sluit in zekere zin wel aan bij wat de vorige Rania ons gisteren in Nazareth heeft verteld. Toen ging het over de systematische achterstelling van Palestijnse gemeentes in Israël, nu over het onderwijs. Terwijl 20% van de Israëlische bevolking Palestijns (Arabisch) is, gaat slechts 5% van het overheidsbudget naar Palestijnse (Arabische) gemeentes, scholen etc. Afgezien van het feit dat Arabische scholen in Israël minder geld krijgen dan joodse scholen voor leermiddelen en docenten, Is de aandacht op Arabische scholen voor de verschillende vakken minder dan op joodse scholen omdat op joodse scholen alleen maar onderwijs in Hebreeuws / Ivriet en Engels gegeven hoeft te worden en op Arabische scholen ook nog in het Arabisch.

Volgens Rania zou het juist een heel goed idee zijn als ook op de joodse scholen Arabisch geleerd zou worden. Alle buurlanden van Israël (Libanon, Syrië, Palestina, Jordanië en Egypte) zijn Arabischtalig. Als je ooit met je buren zou willen praten is het heel handig om dan de taal te kennen. Dan begrijp je misschien ook meer van ze en kun je misschien ooit in vrede met elkaar leven.

Van de 17 Israëlische universiteiten is er geen enkele Arabisch-talig, terwijl 20% van de Israëlische bevolking Arabisch als moedertaal heeft. Het is voor Palestijnse (Arabische) studenten ook om andere redenen lastig om aan Israëlische universteiten te studeren en de meesten kiezen dan ook voor een universiteit elders. Zo studeren er op dit moment 7.000 Palestijnen uit Israël in Jordanië, 500 aan de Palestijnse universiteiten op de Westelijke Jordaanoever en 2.500 elders in de wereld. Bij terugkeer naar Israël worden de diploma’s van deze universiteiten niet automatisch erkend; zelfs niet van gerenommeerde universiteiten in het Westen. Afgestudeerden die met de opgedane kennis aan de slag willen in Israël moeten een soort controle-examen doen. Dat kan alleen in het Hebreeuws, hetgeen betekent dat je van alle vaktermen die je in het Arabisch of Engels hebt geleerd eerst ook nog het Hebreeuwse woord moet leren. Niet iedereen slaagt daarvoor en soms zakken mensen ook doelbewust niet omdat ze te weinig kennis konden reproduceren, maar omdat familieleden op een zwarte lijst staan. In het flatgebouw van Rania is een in het buitenland afgestudeerd arts werkzaam als reparateur omdat hij drie keer is gezakt voor zijn controle-examen omdat een neef van hem ervan verdacht wordt een zelfmoordterrorist geholpen te hebben. Geheel onwetend had deze neef die zelfmoordterrorist een lift gegeven.

Los van moeilijkheden die Israël maakt bij het erkennen van universitaire diploma’s is 68% van de Palestijnen in Israël werkloos. Dat is niet omdat ze dom zijn of niet willen werken, maar omdat veel personeelsadvertenties eisen dat je al in het leger hebt gediend (“after service”). Maar in het Israëlisch leger dienen alleen joden (en druzen) en zijn Palestijnen uitgesloten. Daar kom je dus nooit tussen.

Er is ook discriminatie op de woningmarkt. Haifa presenteert zich graag als “the city of coexistence” (de stad van het samen leven), maar alle gemeenschappen leven strikt gescheiden wijken: Ethiopische joden, Palestijnen, Russische joden, Oriëntaalse joden en helemaal bovenaan de ladder Askenazische joden. Overigens is volgens Rania 40% van de na 1990 naar Israël geëmigreerde Russische joden eigenlijk christen. “En ik kan het weten. Ik ben zelf Grieks-Orthodox en ze zitten allemaal bij mij in de kerk.”

Tijdens de oorlog met Libanon in 2006 was de helft van de dodelijke slachtoffers van de raketaanvallen van Hezbollah op Haifa Palestijn. En dat komt omdat in de Arabische wijken minder schuilkelders zijn dan in de door joden bewoonde wijken.

Naast al deze omstandigheden, zijn er 35 wetten in Israël die discriminatoir zijn jegens de Palestijnse bevolking in Israël. Een paar jaar geleden heeft Mossawa het initiatief genomen om en breder Coalitie tegen Racisme op te richten die niet alleen is gericht op de systematische achterstelling van de Palestijnse burgers van Israël, maar ook op die van de Ethiopische joden, de Russische joden en Oriëntaalse joden. Gezamenlijk vormen al deze minderheden weer een meerderheid binnen Israël en zo krijg je ook een en ander voor elkaar.


Mossawa strijdt voor haar doelen langs de juridische weg, maar soms ook met demonstraties. Palestijnse demonstraties worden in Israël soms hard neergeslagen en de afgelopen jaren zijn 33 aanhangers van Mossawa hierbij omgekomen (zie foto).

Gevraagd naar het vredesproces, stelt Rania dat er vooral ook vrede (tussen de verschillende bevolkingsgroepen) in Israël moet komen voordat je vrede met landen en bevolkingsgroepen buiten Israël kunt sluiten. Volgens haar heeft de Arabische of Palestijnse minderheid in Israël een belangrijke sleutel in dat vredesproces in handen omdat juist zij een bemiddelende rol kunnen spelen. Volgens haar zouden de Palestijnen in Israël ook aan de onderhandelingstafel moeten zitten. Dat is in ieder geval ook een nadrukkelijke wens van de onderhandelaars van Palestina.


We gaan vervolgens nog wat verder “downtown” en ontmoeten daar Adam van dezelfde Socialistisch-Zionistische Jeugdbeweging als die waarmee we gisteren hebben kennisgemaakt in de stadskibboets in Nazareth Illit. Het verband waarbinnen Adam werkt is echter nog steeds die van de Jeugdbeweging en ze omvat 60 joden die in verschillende appartementen in Haifa wonen.

Adam begint met een korte schets van de stedelijke ontwikkeling van Haifa. Tot 1880 was het een Palestijnse stad met een christelijke en islamitische bevolking die min of meer half om half verdeeld was. Daarna kwam juist ook hier, in deze havenstad, de joodse migratie op gang. Daarbij onderscheidt Adam net als Anton gisteren twee verschillende groepen. Een groep die heel idealistisch iets nieuws wilde beginnen in Israël en zich in kibboetsen vestigde en een groep die zich niet veilig voelde in Europa en hier in Palestina een veilig heenkomen zocht, echter met medeneming van alles wat vertrouwd was uit (Midden-)Europa. Deze laatste groep vestigde zich in Haifa en bouwde rond de Arabisch-Ottomaanse binnenstad een Europese stad vol Bauhaus-architectuur en met een universiteit (Technion) op Europese schnitt (ik heb al eens gelezen dat in de beginjaren van de universiteit van Haifa een felle discussie werd gevoerd of de voertaal hier Duits of Hebreeuws moest zijn; dat was nog vóór de Eerste Wereldoorlog – JS).

De stad ontwikkelde zich door en de rijkere bevolkingsgroepen gingen steeds hoger op de Karmel wonen tot de top zo’n beetje bereikt was. Op dit moment kun je de bevolkingsopbouw van de stad daadwerkelijk op de berghelling aflezen. In de oude stad, dichtbij de haven, wonen de Palestijnen / Arabieren; daaromheen in de eerste joodse wijken wonen tegenwoordig de Russische en Ethiopische joden, daarboven de joden behorend tot de middenklasse daar weer boven, het dichtst bij de top, de meest welvarende joden.
Deze strikte scheiding van verschillende bevolkingsgroepen heeft geleid tot een minimum aan geweld in Haifa, zeker in vergelijking met andere grote steden, maar van “the city of coexistence” (zoals we dat vanochtend ook al bij Rania tegenkwamen) is geen sprake.
Wat de Jeugdbeweging van Adam tracht te doen is het bij elkaar brengen van de verschillende bevolkingsgroepen en vooral van de schoolkinderen in naschoolse activiteiten. Hij noemt het, ook wel in lijn met Rania, “het opbouwen van een samenleving die aldoende geschikt gemaakt wordt voor de vrede” (building a society that is fit for peace). De mensen die aan de top van de berg wonen zijn voor vrede, weet Adam. Maar de mensen die daaronder woonachtig zijn stemmen rechts en extreem-rechts. Degenen die het meest desperaat zijn, voelen ook de meeste haat.

Gezien de overlappen in hun analyses ligt de vraag voor de hand of deze socialistisch-zionistische jeugdbeweging ook samenwerkt met Arabische of Palestijnse groepen. Volgens Adam wordt daar wel naar gestreefd, in ieder geval als het om het praktische werk gaat. Ideologisch zou het ook moeten kunnen omdat het zionisme volgens hem gebaseerd is op het recht op zelfbeschikking voor alle volkeren en dus ook de Palestijnen.

Daadwerkelijke veranderingen komen volgens hem niet vanuit de politiek, maar altijd vanuit sociale bewegingen. Hij verwijst daarbij naar de burgerrechtenbeweging van Martin Luther King jr. en de Anti-Apartheidsbeweging in Zuid-Afrika en spreekt met jaloezie over de grote geweldloosheidsbewegingen aan Palestijnse zijde in Ramallah en Jenin. “Zoiets zouden we ook in Israël moeten hebben.” Hoe zit het dan met de sociale protestbeweging waar Daffy Liv over sprak? Adam benadrukt dat het bij die beweging niet over burgerrechten, racisme en het vredesproces ging, hoewel hij ook van mening is dat ook die bewegingen vaak voortkomen uit bewegingen die sociaal-economische problemen adresseren. Er is dus nog hoop.

Zijn verwijzing naar de Anti-Apartheidsbeweging roept de vraag op wat hij vindt van de wereldwijde oproep tot Boycot, Desinvesteringen en Sancties ten aanzien van Israël. Dat heeft immers een belangrijke bijdrage geleverd aan de omverwerping van de Apartheid in Zuid-Afrika. Met dat laatste is hij het niet eens, maar hij benadrukt wel dat zijn organisatie probeert om zo weinig mogelijk producten vanuit de nederzettingen in de bezette gebieden te gebruiken. Of je de Israëlische regering door een algemene boycot op andere gedachten kunt brengen, betwijfeld hij. Hij ziet meer in het samenwerken met joodse organisaties buiten Israël.
 

Aan het eind van onze ontmoeting met Adam vraagt hij onze aandacht voor de stadsvernieuwing die in het oude centrum van Haifa gaande is. Er worden historische panden opgeknapt en elders wordt een hele nieuwe zakenwijk uit de grond gestampt (zoals te zien is op bovenstaande foto), maar het leidt ook tot een verdrijving van de hier woonachtige Palestijnse (Arabische) bevolking. Het is het algemene verhaal van stadsvernieuwing, maar bij een stad met zo’n gelaagde, etnische bevolkingsopbouw zijn de gevolgen inderdaad nog eens dramatischer dan in Nederland.

Na een korte rondwandeling door de oude binnenstad van Haifa is het weer tijd om terug te keren naar Nes Ammim. In de bus legt Maaike alvast uit dat het dorp destijds is opgericht door Zwitserse, Duitse en Nederlandse christenen die hiermee hun solidariteit met de jonge staat Israël tot uitdrukking wilden brengen: “een teken van de volkeren”, is de woordelijke betekenis van Nes Ammim. Het grondgebied waarop het dorp werd gevestigd is gekocht van een druzische sjeik die in de nadagen van het Ottomaans bestuur heel veel grond in Galilea heeft verworven omdat hij goede contacten had met het Ottomaans bestuur en veel boerenzonen uit Galilea uit het Ottomaanse leger kon houden. Dat deed hij dan in ruil voor een lapje grond van de betreffende boer.

Het grondgebied was dus eerlijke gekocht, hoewel het best zou kunnen zijn dat er ook bij Nes Ammim een vernietigd Palestijns dorp heeft gelegen. Dat is niet te achterhalen, omdat de sporen ervan zijn uitgewist. Alleen bij het omploegen van het land komen zo af en toe voorwerpen boven die wijzen op recente bewoning. Andere sporen worden gevormd door cactushagen die als hekwerk om de dorpen heen stonden en bijna onverwoestbaar zijn. En onderweg van Haifa naar Nes Ammim rijden we langs een islamitische begraafplaats die ooit naast een inmiddels verdwenen dorp heeft gelegen …
 


… en waarvan alleen het hoofdgebouw van de moskee nog overeind staat:

 

Eenmaal aangekomen in Nes Ammim krijgen we van haar een rondleiding over het terrein waar een heus museumpje is ingericht over het inmiddels 50-jarige Nes Ammim.


Na het eten worden we in het kerkgebouw verwacht dat nadrukkelijk geen kerk mag heten (want het propageren van het christelijk geloof staat nadrukkelijk niet in de doelstelling van Nes Ammim) maar dat House Of Prayer and Study (HOPS) wordt genoemd.
 

Daar leidt Pieter Dronkers ons verder in. Hij predikant binnen de Protestants Kerk Nederland en werkt nu drie jaar als predikant in Nes Ammim en tevens als coördinator van de dialoogprojecten die Nes Ammim organiseert of huisvest en die financieel door de PKN worden ondersteund.
 

51 jaar geleden werd Nes Ammim gesticht om als Europese kerken lessen te trekken uit een theologie die mede aan de basis heeft gestaan van het Europees antisemitisme en aan de holocaust. Lessen in dialoog met joden. De vragen van toen zijn nog steeds belangrijk, maar er zijn vragen bijgekomen die ook veel te maken hebben met de kritiek op Israël en haar omgang met de Palestijnen. Daar komt bij dat, hoewel Nes Ammim nooit echt een kibboets is geweest, ook dit dorp zich aanvankelijk op de ontwikkeling van een agrarische economische basis richtte (in de vorm van een rozenkwekerij) en zich in die zin ook geplaatst ziet voor de gisterochtend door Anton beschreven “Kibboets-crisis”. In zekere zin net als de stadskibboets van Anton heeft ook Nes Ammim gekozen voor dialoogprojecten gericht op een versterken van de cohesie tussen bevolkingsgroepen in Israël.

Nes Ammim biedt nog steeds onderdak aan enkele tientallen Europese vrijwilligers (projecten gefinancierd door de Evangelische Kirche Deutschland), maar lang niet zoveel meer als de paar honderd die ooit in de rozenkwekerij hebben geholpen. Ze richt zich er ook juist meer op om Europese vrijwilligers, naast het werken in het hotel dat enkele jaren geleden tot stand is gekomen om dialooggroepen te huisvesten, de mogelijkheid te bieden om kennis te maken met diverse joodse en Palestijnse organisaties in Israël, zoals wij dat de afgelopen dagen ook hebben ondervonden. Sinds kort rijdt er een lijnbus van Nes Ammim naar “de bewoonde wereld” zodat vrijwilligers die in Nes Ammim wonen ook in projecten kunnen meedraaien in de omliggende steden, zoals taal- en computercursussen. Ook gaan groepen vrijwilligers naar de Palestijnse kant van de muur om te helpen bij de olijfoogst of het planten van olijfbomen.

Daarnaast is Nes Ammim bezig om op de vrijgekomen landbouwgronden een Israëlisch dorp te stichten voor zowel joodse als Palestijnse bewoners met als doel om ook hier te ontdekken hoe joden en Palestijnen kunnen samenleven. Op dit vlak wordt ook samengewerkt met Neve Shalom / Wahat al Salam, een reeds bestaand joods-Palestijns dorp in Galilea waarvan diverse bewoners ook al eens in Enschede zijn geweest om te spreken over dit “teken van vrede”. Uitdagingen liggen bijvoorbeeld in het opzetten van een joods-Arabische school in een land waar het onderwijs strikt gescheiden is voor joden en Arabieren.

Met betrekking tot de achterban in Europa weet Nes Ammim zich voor een aantal andere uitdagingen geplaatst, zoals het veranderend kerkelijk landschap, de andere kijk op Israël, maar ook problemen met antisemitische en de multiculturele samenleving in Nederland en andere Europese landen. Dit jaar is Nes Ammim gevraagd om het PKN-pakket voor de Israël-zondag (5 oktober) te verzorgen, hetgeen men in samenspraak met joodse en Palestijnse theologen in Israël wil invullen en in het weekend van 20 t/m 22 oktober organiseert Nes Ammim, mede op verzoek van de Sabeelgroep in Nazareth, een Studentenseminar over de joods-christelijke dialoog in de context van de Israëlische bezetting van Palestina.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten