Beide groepen delen een belangrijk stuk geschiedenis met als belangrijk ijkpunt de genocide die het Ottomaanse Rijk op haar Armeense, maar ook Aramese en andere christelijke bevolkingsgroepen beging en waarvan het startpunt op 24 april 1915 wordt gelegd. Volgend jaar is dat 100 jaar geleden en vooruitlopend op die 100-jarige herdenking werd vanmiddag in Almelo een herdenkingsteken, het "Armenian Genocide Memorial Almelo" onthuld.
De oprichting van een dergelijk monument was al een lang gekoesterde wens van de Armeense gemeenschap in Almelo, maar vanwege diverse protesten vanuit de eveneens omvangrijke Turkse gemeenschap in Almelo en elders in Twente, was het gemeentebestuur van Almelo tot dusver zeer terughoudend in het verlenen van haar medewerking. Uiteindelijk heeft het bestuur van de Armeense Apostolische Kerk Almelo "Surp Krikor Lusavorich" besloten om op het grondgebied van de kerk ruimte te bieden aan het herdenkingsteken dat een copie vormt van het herdenkingsmonument dat in de Armeense hoofdstad Jerevan is opgericht.
Mede naar aanleiding van haar activiteiten vorige week rond de Turkse betrokkenheid bij de oorlog in Syrië waarbij ook het vorige maand aangevallen Armeens-Syrische dorp Kesab veelvuldig is genoemd, zijn de banden tussen de Armeense gemeenschap en de Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM) weer wat steviger geworden en werd ook op prijs gesteld dat ABM een krans zou neerleggen voor de tienduizenden Arameeërs die tijdens de genocide zijn omgekomen. Binnen de Aramese gemeenschap staat deze genocide bekend als "Seyfo": het dood en verderf zaaiende zwaard.
Bij het betreden van het terrein van de Armeense kerk werden we al meteen geconfronteerd met een fotowand met beelden van de genocide en achter de kerk stond een reeds langer bestaand kleiner herdenkingsmonument. Alles omlijst met halfstok hangende Nederlandse en Armeense vlaggen. Je krijgt meteen iets van de sfeer van "4 mei" mee.
Onder de diverse prominenten bevonden zich de Tweede Kamerleden Pieter Omtzigt (CDA) en Harry van Bommel (SP). Ook Joël Voordewind (ChristenUnie) zou later nog aanschuiven, maar was te laat voor onderstaande groepsfoto.
Naast deze politieke vertegenwoordigers waren er ook vertegenwoordigers van andere oosterse kerken, met name de Syrisch-Orthodoxe Kerk en de Koptische Kerk.
De feitelijke onthulling van het monument was ook vooral een liturgisch gebeuren waarvoor bisschop Arshak Khachatryan van Etchmiadzin naar Almelo was overgekomen, als vertegenwoordiger van Zijne Heiligheid Karekin II, Katholicos van alle Armeniërs.
Toen het monument onthuld was, werd door een groot aantal, grotendeels Armeense, organisaties een krans gelegd bij het monument.
ABM vice-voorzitter, Sabo Kara, droeg de krans namens de Aramese Beweging voor Mensenrechten.
Daarna was het tijd voor een indrukwekkende reeks sprekers, die werd geopend door Onnik Gelici, voorzitter van het bestuur van de Armeense Apostolische Kerk Almelo.
In zijn welkomstwoord benadrukte hij dat, hoewel het monument het "Armenian Genocide Memorial Almelo" is genoemd, men met dit herdenkingsteken ook de genocide op Syrisch-Orthodoxe en andere christelijke gemeenschappen in het voormalige Ottomaanse Rijk wil herdenken. Om dit ook in het programma vandaag tot uitdrukking te laten komen, was ook Stire Kaya-Cirik uitgenodigd om vanuit de door haar in boekvorm gepubliceerde familiegeschiedenis "Echo uit een onverwerkt verleden" ook de wreedheden op de Syrisch-Orthodoxe gemeenschap in Turkije voor het voetlicht te brengen.
De Armeense genocide is meer dan enkel een historische gebeurtenis, zo stelde Onnik Gelici. In de moord, enkele jaren geleden, op de Turks-Armeense schrijver-journalist Hrand Dinc, die zich inzette voor verzoening en erkenning, en in de aanval op het Syrisch-Armeense stadje Kesab vorige maand waar al meer dan 1000 jaar Armeniërs woonden en waar eeuwenoude Armeense kerken en scholen zijn verwoest en duizenden Armeense christenen zijn verdreven, echoot de genocide nog steeds na. Het gaat bij het herdenken van de genocide niet alleen om het verleden, maar ook om het heden en de toekomst.
Tot slot liet hij zijn dochter een Engelstalige tekst voorlezen van William Saroyan:
"I should like to see any power of the world destroy this race, this small tribe of unimportant people, whose wars all have been fought and lost, whose structures have crumbled, literature is unread, music is unheard, and prayers are no more answered. Go ahead, destroy Armenia. See if you can do it. Send them into the desert without bread or water. Burn their homes and churches. Then see if they will not laugh, sing and pray again. For when two of them meet anywhere in the world, see if they will not create a New Armenia."
Vervolgens hield bisschop Arshak Khachatryan een toespraak, maar deze was, helaas voor degenen die geen Armeens verstaan, alleen in het Armeens.
De ambassadrice van de Republiek Armenië in Nederland, Dzulnik Aghajanian, hield haar toespraak daarentegen zowel in het Armeens als in het Engels.
Zij hield haar toespraak mede namens de minister voor de Diaspora van Armenië en constateerde dat alle Armeense organisaties en Armeense kerken in Nederland (Almelo, Amsterdam, Arnhem, Assen, Eindhoven en Maastricht) vandaag hier in Almelo vertegenwoordigd waren. Dat illustreert volgens haar de vastberadenheid van de Armeense gemeenschap om te werken aan de algemene erkenning van de genocide, nu bijna honderd jaar geleden. De machthebbers die de genocide ontkennen zijn ook niet in staat er lessen uit te trekken en zo zijn we ook honderd jaar later weer getuige van een genocide die zich onder Syrische christenen voltrekt met als recent markeringspunt de aanval vorige maand op Kesab.
Het belang van het vandaag onthulde monument is dus niet alleen de herinnering aan het verleden, maar vormt ook een waarschuwing tegen de genocides die zich thans op het vroegere grondgebied van het Ottomaanse Rijk voltrekken of elders in de wereld. Zij is er van overtuigd dat vroeg of laat ook de Turkse regering de genocide zal ontkennen en ook ooit bereid is hier excuses voor te maken.
Vervolgens opende CDA-Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt het rijtje toespraken van de aanwezige politici. Hij benadrukte dat de Armeense genocide niet een ongelukkige, uit de hand gelopen ontwikkeling was in het strijdgewoel van de Eerste Wereldoorlog die zich 100 jaar geleden ook in het Midden-Oosten voltrok, maar een geplande massamoord op bevolkingsgroepen binnen het Ottomaanse Rijk. Ontkenning van de genocide een wezenlijk onderdeel van die genocide: de ontneemt een bevolkingsgroep niet alleen haar bestaan en toekomst, maar ook haar verleden. Je ontkent dat ze ooit bestaan hebben.
Ook hij legde de relatie met de massale verdrijving van christenen uit het Midden-Oosten die zich het afgelopen decennium voltrekt. Het is volgens hem zelden zo relevant geweest om van de geschiedenis te leren als juist nu.
In 2004 nam de Tweede Kamer met algemene stemmen de motie Rouvoet aan waarmee zij de Armeense genocide erkende. In 2005 deed het Europees Parlement hetzelfde en binnen de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa staat het ook voortdurend op de agenda.
Vaak hoor je een "wir haben es nicht gewüsst". Maar wie de kranten van honderd jaar geleden openslaat ziet dat deze vol stonden met ooggetuigen verslagen van journalisten, ambassademedewerkers, missionarissen en andere Westerlingen die in die tijd door het Midden-Oosten trokken. Als voorbeeld citeert hij een artikel uit "De Gelderlander" uit 1916 waaruit blijkt dat ook in Oost-Nederland bekend was dat Armeniërs, Arameeërs en anderen massaal de woestijn in werden gedreven en zich voor de ogen van andere burgers massaal in de rivieren wierpen om een eind te maken aan het leed dat zij hadden doorstaan en nog te verduren kregen.
De Britse minister van Buitenlandse Zaken tijdens de Eerste Wereldoorlog, Balfour, zond in 1917 een bericht naar de Amerikaanse Armenian Society waarin hij liet zien dat hij tot in detail op de hoogte was van wat zich in het Midden-Oosten voltrok. Ook in Nederland was in die tijd een Armeens Steuncomité actief dat aandacht vroeg voor de genocide en opriep tot handelen van de Nederlandse regering en van andere internationale mogendheden. De Ottomaanse regering voelde zich zelfs geroepen om advertenties in Nederlandse kranten te plaatsen waarin ze aangaf dat al deze berichten tendentieus en nergens op gebaseerd waren.
De vergelijking met de huidige situatie in Syrië dringt zich op, aldus Omtzigt, en dat vraagt om alertheid.
Als tweede Tweede Kamerlid sprak Harry van Bommel van de SP. Hij herinnerde zijn gehoor eraan dat de Armeense genocide wel de Eerste Holocaust wordt genoemd. Woorden om te beschrijven wat toen gebeurd is schieten te kort en daarom staat er nu een indrukwekkend monument hier in Almelo. Hij zou het gepast vinden als volgend jaar, bij de 100-jarige herdenking, niet alleen Tweede Kamerleden hier het woord voeren maar dat er dan ook een vertegenwoordiger van de Nederlandse regering zou zijn. Eigenlijk zou een monument als dit ook in het zichzelf als Stad van Vrede en Recht profilerende Den Haag moeten staan, aldus Harry van Bommel.
Hij noemde de condoleances die de Turkse premier Erdogan gisteren aan de nabestaanden van de vermoorde Armeniërs aanbood een eerste stap in de goede richting. Een richting die Erdogan al eerder was ingeslagen toen hij in 2011 excuses maakte voor de massamoord op in Turkije levende Koerden in de jaren '30 van de vorige eeuw. Maar het is een eerste stap. Erdogan wil er nog steeds niet aan dat de genocide veel omvangrijker was dan de aantallen die hij noemt en het zou de Turkse staat passen om het wettelijke verbod op het benoemen van "de gebeurtenissen van 1915" als genocide in te trekken. Volledige erkenning van de genocide door de Turkse regering is een harde voorwaarde voor een Turks lidmaatschap van de Europese Unie.
In navolging van Pieter Omtzigt noemt ook Harry van Bommel de motie Rouvoet die tien jaar geleden unaniem door de Tweede Kamer werd aangenomen. Op zich al tamelijk uniek dat zoiets unaniem gebeurd. In deze motie erkende de Kamer echter niet alleen de genocide, maar riep ze de regering ook op om de erkenning van de genocide bij voortduring bij de Turkse regering aan de orde te stellen. Harry van Bommel heeft stellig de indruk dat de Nederlandse regering te weinig uitvoering geeft aan dat onderdeel van de motie. De Nederlandse regering lijkt de genocide zelf ook niet te willen erkennen door het in het diplomatieke verkeer altijd te hebben over "de kwestie van de genocide op de Armeniërs" in plaats van "de genocide op de Armeniërs". Daar moet de regering dus nodig op aangesproken worden.
Vanochtend hebben SP, CDA en ChristenUnie gezamenlijk een motie ingediend naar aanleiding van de (veronderstelde) Turkse betrokkenheid bij de aanval op het Armeens-Syrische stadje Kesab, vorige maand. In deze motie wordt de Nederlandse regering opgeroepen zich sterk te maken voor een internationaal onderzoek naar de gebeurtenissen in Kesab en naar de Turkse betrokkenheid daarbij. Met Patriotraketten op Turks grondgebied heeft juist Nederland er ook alle belang bij dat de waarheid aan het licht komt.
Later vanmiddag zal over deze motie worden gestemd en als eerste indiener gelooft Harry van Bommel niet dat er een Kamermeerderheid zal zijn. Dit heeft ermee te maken dat minister Timmermans stelt "geen enkele aanwijzing" te hebben over die Turkse betrokkenheid en de motie ook niet gepast vindt bij de bondgenootschappelijke relatie die we met Turkije hebben. Harry van Bommel zou dat laatste liever omkeren: een actieve betrokkenheid van Turkije bij een aanval op Kesab past niet bij de bondgenootschappelijke relatie die we met Turkije hebben.
Het derde en laatste Tweede Kamerlid was Joël Voordewind van de ChristenUnie. Hij verwees kort naar het protest tegen deze onthulling binnen de Turkse gemeenschap in Nederland en sprak zijn hoop uit dat het vandaag onthulde monument juist een bijdrage zou kunnen spelen in het proces van verzoening en erkenning. Ook hij verwelkomde de condoleances van Erdogan als een eerste stap en benadrukte dat zonder herdenking de weg vrij is voor herhaling.
Ook hij verwijst naar het Kamerdebat met Timmermans over de Turkse betrokkenheid bij de aanval op Kesab en stelt dat het geen pas heeft dat Nederland een Patriotmissie heeft uitgezonden om Turkse burgers te beschermen terwijl Turkije zelf betrokken is bij aanvallen op "onze geloofsgenoten". Het onderzoek, waarnaar in de door SP, CDA en ChristenUnie ingediende motie wordt gevraagd, zou analoog kunnen zijn aan het eerder uitgevoerde VN-onderzoek naar de inzet van chemische wapens in de oorlog in Syrië.
Tot slot verwijs Joël Voordewind naar het door zijn partij ingediende wetsvoorstel om de ontkenning van genocides strafbaar te stellen. Daarbij gaat het in de eerste plaats om de holocaust, maar ook om de Armeense genocide.
Na een muzikaal intermezzo van het Koor Geghard en de folkloregroep Zartonq is het woord aan Medardus Breh, wetenschappelijk onderzoeker aan het Diaspora- en Genocide-instituut in het vlak over de grens gelegen Bochum.
Hij benadrukt dat de geschiedenis altijd wordt geschreven door de winnaars en vanuit hun perspectief. De interpretaties van gebeurtenissen die zij willen horen en met weglating van de verhalen die ze niet willen horen. En wat niet wordt opgeschreven of uitgebeeld wordt op den duur vergeten. Naast een onderscheid tussen winnaars en verliezers moeten we echter ook een onderscheid maken tussen daders en slachtoffers. Die kunnen zich aan beide kanten, bij de overwinnaars en bij de verliezers bevinden. Het gaat om het vinden en ontwikkelen van het juist kader, het juist framework. Een gedenkplaats zoals vandaag in Almelo is onthuld kan heel goed als een hoeksteen van een dergelijk framework dienen, aldus Medardus Breh.
De tweede wetenschapper was Antonie Holslag die als docent Holocaust en Genocidestudies bij het NIOD heeft gewerkt en in 2009 het boek "In het gesteente van Ararat - een onderzoek naar de relatie tussen collectief geweld en identiteitsvorming in de Armeense gemeenschap" uitbracht. Hij stelde dat genocide meer is dan volkerenmoord, maar dat het om grootschalig geweld van een staat tegen een deel van de eigen bevolking gaat. Om het opbouwen van een (nationale) identiteit door identiteit van andere (afwijkende) bevolkingsgroepen te vernietigen. Het gaat bij genocide ook niet alleen om de moord op mensen, maar ook om de vernietiging van kerken, cultureel erfgoed, van de taal en van persoonsnamen of namen van steden en locaties. Overlevenden van de Armeense genocide werden gedwongen Turkse namen aan te nemen. Dat resulteert in een voor buitenstaanders nauwelijks in te voelen fysieke pijn.
Door wetenschappelijk onderzoek dat de afgelopen decennia systematisch en door gerenomeerde instellingen van over de hele wereld is verricht, is het praktisch onmogelijk de Armeense genocide te blijven ontkennen. De wetenschap zal aldoende de politiek beïnvloeden. Maar politici kunnen pas meerderheden creëren voor de erkenning van de genocide als mensen "in het land" het ook weten. Antonie Holslag en zijn collega's hebben zich de afgelopen jaren veel moeite getroost om in het hele land lezingen over de Armeense genocide te geven. Ook aan Turkse Nederlanders. Helaas moet hij constateren dat het voor de politiek zo noodzakelijke genocide onderzoek in Nederlandse universiteiten en onderzoekscentra aan het verdwijnen is. Vooraanstaande wetenschappers gaan met pensioen en worden niet opgevolgd. Er is geen aparte groep meer die zich met de Armeense genocide bezighoudt. De oproep aan de politiek om de bezuinigingen op dit onderzoek terug te draaien vinden echter geen gehoor omdat de parlementariërs inmiddels weer naar Den Haag zijn teruggekeerd.
Na een voordracht door de Armeense Zondagsschool St. Mesrop Mashtots, is de laatste toespraak aan de al eerder aangekondigde Stire Kaya-Cirik die in het boek "Echo uit een onverwerkt verleden" haar Syrisch-Orthodoxe familiegeschiedenis heeft gepubliceerd.
Zij stelt dat we in West-Europa heel veel beelden hebben van de Holocaust, maar geen beelden van de Armeense genocide laat staan van het leed dat andere christelijke minderheden 100 jaar geleden in het Ottomaanse Rijk is aangedaan. Met haar boek wil Stire Kaya-Cirik een bijdrage leveren aan die beeldvorming. Nadrukkelijk niet om nu levende Turken te bekritiseren. Het is volgens haar niet eerlijk en ook niet redelijk om Turken van nu de schuld te geven van wat hun voorouders honderd jaar geleden hebben gedaan. Maar de Armeniërs en Arameeërs van nu hebben er wel recht op om erkenning te krijgen voor wat hun voorouders honderd jaar geleden is aangedaan.
Inmiddels hadden de meer dan 1.000 aanwezigen al meer dan drie uur moeten staan. Het was dan ook niet verwonderlijk dat naarmate de tribune voor de genodigden aan het eind van de middag geleidelijk leeg stroomde, de vrijkomende zitplaatsen werden ingenomen door mensen die na dit lange staan ook wel eens wilden zitten.
Helemaal aan het eind van de ceremonie stroomde het monument vol met met name Armeniërs die hier door hen meegebrachte bloemen legden.
*****
De door de Kamerleden Van Bommel (SP), Knops (CDA) en Voordewind (ChristenUnie) eerder vandaag ingediende motie, luidde als volgt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er al geruime tijd veel berichten naar buiten komen die wijzen op mogelijke Turkse betrokkenheid, direct dan wel indirect, bij de oorlog in Syrië;
van mening dat het van belang is dat hier meer duidelijkheid over komt;
verzoekt de regering, in internationaal verband te pleiten voor een onafhankelijk onderzoek naar deze mogelijke Turkse betrokkenheid bij de oorlog in Syrië,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zoals de eerste indiener, Harry van Bommel, vanmiddag al zei te verwachten is de motie bij de stemmingen 's avonds verworpen met de stemmen van de fracties van de PVV, Groep Bontes/Van Klaveren, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, de PvdD en de SP voor en de andere fracties tegen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten