donderdag 26 maart 2015

Arameeërs, een volk zonder staat, in het Licht van Vrede

De maandelijkse bijeenkomst “In het Licht van … Vrede” van de Wereldvredesvlam Twente, de Raad voor Levensbeschouwingen en Religies en de woongemeenschap de Wonne was vanavond gewijd aan de Syrisch-Orthodoxe gemeenschap in Nederland en dan met name in Twente. De inleider, Emanuel Onsal, sprak echter liever over de Aramese gemeenschap. Een eeuwenoud volk dat op meerder plaatsen in de bijbel en andere bronnen uit het Midden-Oosten wordt genoemd, maar nooit ín één rijk verenigd is geweest. Eerder versnipperd in verschillende (stad)staatjes, waarvan Aram-Damascus het meest met het koninkrijk Israël te maken had en in de bijbel wordt genoemd.



Ondanks, of misschien wel juist dankzij, deze politieke versplintering was de Aramese taal wijd verbreid in het Midden-Oosten en vormde rond het begin van onze jaartelling ook de lingua franca van het Midden-Oosten. Jezus zou Aramees gesproken hebben en geen Hebreeuws. Het Aramees werd de taal van de Syrisch-Orthodoxe kerk en overleefde dankzij de kerk de Arabisering van het Midden-Oosten die aan de opkomst van islam gepaard ging.

Omdat de meeste Arameeërs die in Nederland en vooral in Twente terecht zijn gekomen tot de Syrisch-Orthodoxe kerk behoren, worden beide gemeenschappen in Nederland feitelijk aan elkaar gelijkgesteld, maar in het Midden-Oosten is de kerkelijke achtergrond veel diverser. De zgn. Westelijke Arameeërs (in Syrië, Libanon en Turkije) behoren slechts gedeeltelijk tot de Syrisch-Orthodoxe kerk. Anderen zijn Melkitisch, Maronitisch of Syrisch-Katholiek. De Oostelijke Arameeërs in Irak en Iran behoren tot de Nestoriaanse of de Chaldeeuwse kerk.

Hoewel de Arameeërs, en met name hun geestelijken en wetenschappers, in de beginjaren van de islam gerespecteerd werden door de islamitische machthebbers, vonden in latere tijden steeds vaker vervolgingen plaats die hun “hoogtepunt” (het woord “dieptepunt” is eigenlijk meer op z’n plaats) bereikten tijdens de Aramese Sayfo die dit jaar precies 100 jaar geleden gelijktijdig aan de Armeense Genocide plaatsvond. Deze Sayfo is onder andere gedocumenteerd door de Aramese overlevende Naaman Abdalmesih Karabash, die op 13 april 1903 werd geboren, tijdens de Sayfo dus 12 jaar oud was en door Emanuel “de Aramese Anne Frank” werd genoemd. Zijn getuigenissen heeft hij te neergeschreven in het boek “Vergoten Bloed”. Hij is in 1983 in Diyarbakir overleden. Uit de getuigenissen die Emanuel liet zien blijkt dat de Arameeërs de Koerden als genocideplegers noemen. Volgens Emanuel waren zowel de Armeense Genocide als de Aramese Sayfo door de Jong-Turkse regering in het Ottomaanse Rijk georganiseerd, maar werd de Armeense Genocide voor 80% door Turken (met name militairen) uitgevoerd (en de overige 20% door Koerden) en de Aramese Sayfo voor 80% door Koerdische bendes die daartoe door de Turkse overheid waren aangezet. De meeste Arameeërs kwamen dan ook niet om door een kogel, maar door het zwaard: “sayfo” is het Aramese woord voor “zwaard”.

Een flink aantal decennia later woedde in het zuidoosten van Turkije de Turks-Koerdische burgeroorlog waar de Arameeërs die de Sayfo hadden overleefd en hun nakomelingen feitelijk tussen hamer en aambeeld zaten en door beide partijen werden aangevallen.

Waar in de late jaren zestig van de vorige eeuw de eerste Arameeërs als “Turkse” gastarbeiders in Twente terecht waren gekomen, kwam ten gevolge van deze Turks-Koerdische burgeroorlog vanaf 1975 een ware exodus opgang. Onder het kabinet Den Uyl werd in 1976 en 1977 een generaal pardon afgekondigd, maar dat werd onder Van Agt niet gecontinueerd en de Aramese vluchtelingen die na 1977 in ons land arriveerden waren illegaal. Met instemming van de Rooms-Katholieke bisschop van Den Bosch bezetten zij toen op Goede Vrijdag 13 april 1979 de Sint-Jans-kathedraal en kregen daardoor landelijke bekendheid als “Christen-Turken”. De bezetting zou enkel het Paasweekend duren, maar duurde uiteindelijk 93 dagen voordat de regering uiteindelijk akkoord ging en de Aramese vluchtelingen een status gaf.

Maar ook daarna kwamen nog steeds Aramese vluchtelingen uit het Midden-Oosten (niet alleen uit Turkije, maar ook uit Syrië) naar Twente. Eén van de aanwezigen kan zich herinneren dat ze ook werden opgevangen in Enschedese kerken waar gemeenteleden ’s nachts ook bleven slapen om een eventuele politie-inval te voorkomen. Hij had nog goede herinneringen aan deze avontuurlijke tijd.


Emanuel erkent dat de Aramese vluchtelingen aanvankelijk zwaar leunden op de ondersteuning door de Nederlandse kerken, maar vanaf het begin van de jaren ’80 organiseerden zij zichzelf in Aramese verenigingen. Als eerste zag in 1981 de Hengelose Aramese vereniging Baradaeüs het licht, daarna volgende verenigingen in Enschede, Oldenzaal en Rijssen en in 1989 werd de Suryoye/Aramese Federatie in Nederland (SAFN) opgericht. De verenigingen waren aanvankelijk bedoeld om andere Aramese vluchtelingen op te vangen en te ondersteunen, maar in de loop van de jaren ’90 ging men zich meer toeleggen op het bevorderen van de Aramese cultuur.

In tegenstelling tot de Armeniërs hebben de Arameeërs nog steeds geen eigen staat, maar dat wil niet zeggen dat ze niet georganiseerd zijn. Emanuel onderscheid twee organisatie-verbanden: een seculiere en een kerkelijke. Het seculiere verband bestaat internationaal uit de World Council of Arameans (WCA) waarvan de zojuist genoemde SAFN de Nederlandse afdeling vormt.

Kerkelijk zijn de meeste Arameeërs in Nederland cq. Twente Syrisch-Orthodox. In 1984 kwam een Nederlands bisdom van de Syrisch-Orthodoxe kerk tot stand dat zijn zetel in het onder de rook van Enschede liggende Glane heeft. De Patriarch van de Syrisch-Orthodoxe kerk zetelt in Damascus en was vorige maand in Nederland. De huidige Patriarch is de 123ste waarbij Petrus als eerste Patriarch geldt en als rots waarop de kerk is gebouwd. Vanuit het publiek wordt opgemerkt dat het dan ook niet erg is om geen eigen land te hebben, omdat de kerk kennelijk op een andere rots is gebouwd. Een van de aanwezige Arameeërs stelt daarentegen dat omdat de Arameeërs geen enigen staat hebben, zij ook geen dubbele loyaliteit voelen en zich altijd als volwaardig staatsburger opgesteld hebben van het land waarin ze leven, of dat nu Turkije, Syrië of Nederland is.

Omdat de meeste Arameeërs in Nederland Syrisch-Orthodox zijn, worden ze veelal als Syrisch-Orthodoxen aangeduid, maar volgens Emanuel worden ze liever naar hun etnische identiteit, Arameeërs genoemd. De Twentsche Courant Tubantia duidt ze daarentegen doorgaans aan met de naam in hun eigen taal, Suryoye, en niet alleen veel Twentenaren maar ook veel in Twente woonachtige Arameeërs zijn zich onder invloed daarvan ook weer Suryoye gaan noemen, maar eigenlijk is dat vreemd omdat Suryoye geen Nederlands maar een Aramees woord is en het lijkt alsof je je als Nederlander in Engeland steeds als “Nederlander” laat aanduiden in plaats van het correct Engelse “Dutchman”.


Emanuel eindigt zijn verhaal met de verbinding tussen de Aramese vlag en de Wereldvredesvlam. De Aramese vlag, die rood is gekleurd vanwege het in het verleden vergoten bloed (Aramese genocide), bevat een gouden gestileerde adelaar die ontleend is aan een heidens Aramees symbool die gevonden is in een paleis van een Aramese koning Kapara. Op de vlag is deze zonneschijf vervangen door een vlam, in het christendom symbool voor de aanwezigheid van God en met name van de Heilige Geest. Geel staat voor hoop op eigen onafhankelijk land Aram. 



Geen opmerkingen:

Een reactie posten