De maandelijkse bijeenkomst “In het Licht van … Vrede” van
de Wereldvredesvlam Twente, de Raad voor Levensbeschouwingen en Religies en de
woongemeenschap de Wonne was vanavond gewijd aan de Syrisch-Orthodoxe
gemeenschap in Nederland en dan met name in Twente. De inleider, Emanuel Onsal,
sprak echter liever over de Aramese gemeenschap. Een eeuwenoud volk dat op
meerder plaatsen in de bijbel en andere bronnen uit het Midden-Oosten wordt
genoemd, maar nooit ín één rijk verenigd is geweest. Eerder versnipperd in
verschillende (stad)staatjes, waarvan Aram-Damascus het meest met het
koninkrijk Israël te maken had en in de bijbel wordt genoemd.
Ondanks, of misschien wel juist dankzij, deze politieke versplintering was de Aramese taal wijd verbreid in het Midden-Oosten en vormde rond het begin van onze jaartelling ook de lingua franca van het Midden-Oosten. Jezus zou Aramees gesproken hebben en geen Hebreeuws. Het Aramees werd de taal van de Syrisch-Orthodoxe kerk en overleefde dankzij de kerk de Arabisering van het Midden-Oosten die aan de opkomst van islam gepaard ging.
Ondanks, of misschien wel juist dankzij, deze politieke versplintering was de Aramese taal wijd verbreid in het Midden-Oosten en vormde rond het begin van onze jaartelling ook de lingua franca van het Midden-Oosten. Jezus zou Aramees gesproken hebben en geen Hebreeuws. Het Aramees werd de taal van de Syrisch-Orthodoxe kerk en overleefde dankzij de kerk de Arabisering van het Midden-Oosten die aan de opkomst van islam gepaard ging.
Omdat de meeste Arameeërs die in Nederland en vooral in Twente terecht zijn gekomen tot de Syrisch-Orthodoxe kerk behoren, worden beide gemeenschappen in Nederland feitelijk aan elkaar gelijkgesteld, maar in het Midden-Oosten is de kerkelijke achtergrond veel diverser. De zgn. Westelijke Arameeërs (in Syrië, Libanon en Turkije) behoren slechts gedeeltelijk tot de Syrisch-Orthodoxe kerk. Anderen zijn Melkitisch, Maronitisch of Syrisch-Katholiek. De Oostelijke Arameeërs in Irak en Iran behoren tot de Nestoriaanse of de Chaldeeuwse kerk.
Hoewel de Arameeërs, en met name hun geestelijken en
wetenschappers, in de beginjaren van de islam gerespecteerd werden door de
islamitische machthebbers, vonden in latere tijden steeds vaker vervolgingen
plaats die hun “hoogtepunt” (het woord “dieptepunt” is eigenlijk meer op z’n
plaats) bereikten tijdens de Aramese Sayfo die dit jaar precies 100 jaar
geleden gelijktijdig aan de Armeense Genocide plaatsvond. Deze Sayfo is onder
andere gedocumenteerd door de Aramese overlevende Naaman Abdalmesih Karabash, die
op 13 april 1903 werd geboren, tijdens de Sayfo dus 12 jaar oud was en door Emanuel
“de Aramese Anne Frank” werd genoemd. Zijn getuigenissen heeft hij te neergeschreven
in het boek “Vergoten Bloed”. Hij is in 1983 in Diyarbakir overleden. Uit de
getuigenissen die Emanuel liet zien blijkt dat de Arameeërs de Koerden als
genocideplegers noemen. Volgens Emanuel waren zowel de Armeense Genocide als de
Aramese Sayfo door de Jong-Turkse regering in het Ottomaanse Rijk georganiseerd,
maar werd de Armeense Genocide voor 80% door Turken (met name militairen)
uitgevoerd (en de overige 20% door Koerden) en de Aramese Sayfo voor 80% door
Koerdische bendes die daartoe door de Turkse overheid waren aangezet. De meeste
Arameeërs kwamen dan ook niet om door een kogel, maar door het zwaard: “sayfo”
is het Aramese woord voor “zwaard”.
Een flink aantal decennia later woedde in het zuidoosten van
Turkije de Turks-Koerdische burgeroorlog waar de Arameeërs die de Sayfo hadden
overleefd en hun nakomelingen feitelijk tussen hamer en aambeeld zaten en door
beide partijen werden aangevallen.
Waar in de late jaren zestig van de vorige eeuw de eerste
Arameeërs als “Turkse” gastarbeiders in Twente terecht waren gekomen, kwam ten
gevolge van deze Turks-Koerdische burgeroorlog vanaf 1975 een ware exodus
opgang. Onder het kabinet Den Uyl werd in 1976 en 1977 een generaal pardon
afgekondigd, maar dat werd onder Van Agt niet gecontinueerd en de Aramese
vluchtelingen die na 1977 in ons land arriveerden waren illegaal. Met
instemming van de Rooms-Katholieke bisschop van Den Bosch bezetten zij toen op
Goede Vrijdag 13 april 1979 de Sint-Jans-kathedraal en kregen daardoor
landelijke bekendheid als “Christen-Turken”. De bezetting zou enkel het
Paasweekend duren, maar duurde uiteindelijk 93 dagen voordat de regering
uiteindelijk akkoord ging en de Aramese vluchtelingen een status gaf.
Maar ook daarna kwamen nog steeds Aramese vluchtelingen uit
het Midden-Oosten (niet alleen uit Turkije, maar ook uit Syrië) naar Twente.
Eén van de aanwezigen kan zich herinneren dat ze ook werden opgevangen in
Enschedese kerken waar gemeenteleden ’s nachts ook bleven slapen om een
eventuele politie-inval te voorkomen. Hij had nog goede herinneringen aan deze
avontuurlijke tijd.
Emanuel erkent dat de Aramese vluchtelingen aanvankelijk
zwaar leunden op de ondersteuning door de Nederlandse kerken, maar vanaf het
begin van de jaren ’80 organiseerden zij zichzelf in Aramese verenigingen. Als
eerste zag in 1981 de Hengelose Aramese vereniging Baradaeüs het licht, daarna
volgende verenigingen in Enschede, Oldenzaal en Rijssen en in 1989 werd de
Suryoye/Aramese Federatie in Nederland (SAFN) opgericht. De verenigingen waren
aanvankelijk bedoeld om andere Aramese vluchtelingen op te vangen en te
ondersteunen, maar in de loop van de jaren ’90 ging men zich meer toeleggen op het
bevorderen van de Aramese cultuur.
In tegenstelling tot de Armeniërs hebben de Arameeërs nog
steeds geen eigen staat, maar dat wil niet zeggen dat ze niet georganiseerd
zijn. Emanuel onderscheid twee organisatie-verbanden: een seculiere en een
kerkelijke. Het seculiere verband bestaat internationaal uit de World Council
of Arameans (WCA) waarvan de zojuist genoemde SAFN de Nederlandse afdeling
vormt.
Kerkelijk zijn de meeste Arameeërs in Nederland cq. Twente
Syrisch-Orthodox. In 1984 kwam een Nederlands bisdom van de Syrisch-Orthodoxe
kerk tot stand dat zijn zetel in het onder de rook van Enschede liggende Glane
heeft. De Patriarch van de Syrisch-Orthodoxe kerk zetelt in Damascus en was
vorige maand in Nederland. De huidige Patriarch is de 123ste waarbij
Petrus als eerste Patriarch geldt en als rots waarop de kerk is gebouwd. Vanuit
het publiek wordt opgemerkt dat het dan ook niet erg is om geen eigen land te
hebben, omdat de kerk kennelijk op een andere rots is gebouwd. Een van de aanwezige Arameeërs stelt daarentegen dat omdat de Arameeërs geen enigen staat hebben, zij ook geen dubbele loyaliteit voelen en zich altijd als volwaardig staatsburger opgesteld hebben van het land waarin ze leven, of dat nu Turkije, Syrië of Nederland is.
Omdat de meeste Arameeërs in Nederland Syrisch-Orthodox
zijn, worden ze veelal als Syrisch-Orthodoxen aangeduid, maar volgens Emanuel
worden ze liever naar hun etnische identiteit, Arameeërs genoemd. De Twentsche
Courant Tubantia duidt ze daarentegen doorgaans aan met de naam in hun eigen
taal, Suryoye, en niet alleen veel Twentenaren maar ook veel in Twente
woonachtige Arameeërs zijn zich onder invloed daarvan ook weer Suryoye gaan
noemen, maar eigenlijk is dat vreemd omdat Suryoye geen Nederlands maar een
Aramees woord is en het lijkt alsof je je als Nederlander in Engeland steeds
als “Nederlander” laat aanduiden in plaats van het correct Engelse “Dutchman”.
Emanuel eindigt zijn verhaal met de verbinding tussen de
Aramese vlag en de Wereldvredesvlam. De Aramese vlag, die rood is gekleurd vanwege het in het verleden vergoten bloed (Aramese genocide), bevat een gouden gestileerde adelaar die ontleend is aan een heidens Aramees symbool die gevonden is in een paleis van een Aramese koning Kapara. Op de vlag is deze zonneschijf vervangen door een vlam, in het christendom symbool voor de aanwezigheid van God en met name van de Heilige Geest. Geel staat voor hoop op eigen onafhankelijk land Aram.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten