“We zijn er nog en we zijn hier.” Dat was eigenlijk wel de
kernboodschap van de herdenking van de genocide van 1915 die vandaag wereldwijd
en ook bij het vorig jaar onthulde, grootste Armeense Genocide Monument vanWest-Europa, in Almelo, plaatsvond.
Het uit Armeense en Aramese organisaties in Twente samengestelde Comité 1915
had voorafgaand aan de eigenlijke herdenking een Stille Tocht georganiseerd,
die op de Rooms-Katholieke begraafplaats in Almelo begon en dwars door de wijk
Schelfhorst naar de Armeens Apostolische Kerk en het Armeense Genocide Monument
Almelo voerde. Vanaf het station had de gemeente Almelo een pendelbus geregeld
naar het beginpunt van de Stille Tocht.
Dat deze op de RK begraafplaats begon had een reden. Onder de talloze
Armeniërs die in de loop der jaren vooral vanuit Turkije naar Almelo waren
gekomen bevonden zich ook enkele tientallen overlevenden van de genocide. 100
jaar na de genocide hebben deze inmiddels in Almelo hun laatste rustplaats
gevonden en zijn op de RK begraafplaats begraven.
Dat wil niet zeggen dat de herdenking van de genocide was voorbehouden
aan een oudere generatie. Integendeel, aan de Stille Tocht namen alle
generaties deel.
Aankomst bij het beginpunt van de bereden politie …
… en van de Armeense geestelijkheid.
Het kopspandoek met de tekst “We zullen het nooit vergeten” en het
vergeet-me-nietje dat het internationale symbool is van de herdenking van de
Armeense Genocide.
Achter het spandoek de vlaggendragers met de Armeense, de Aramese en de
Nederlandse vlag …
… en daarachter de jongste generatie Armeense padvinders met foto’s van
de genocide van 1915 die eerder in de verschillende tentoonstellingen
hebben gehangen.
Gevolgd door de oudere Armeense padvinderij …
… en die weer door een kerkelijke processie.
Een sliert van ruim duizend mensen baant zich een weg door de woonwijk …
… langs iets bredere straten, …
… langs het winkelcentrum “de Schelfhorst” …
… en langs het wijkcentrum “De Schelf”.
Onderweg wordt de voorzitter van de Aramese Beweging voor
Mensenrechten, Aziz Beth Aho, geïnterviewd door een journalist van deomroep
RKK.
We worden opgewacht bij de Armeens Apostolische Kerk ….
… waar zich al enkele honderden, en uiteindelijk ook een duizendtal,
mensen zich verzameld hebben …
… bij het Armeense Genocide Monument Almelo …
… waar ze getuige zijn van de aankomst van de Stille Tocht.
De bisschop van de Syrisch-Orthodoxe kerk in Nederland is enigszins
verlaat, maar kan nog net op tijd aansluiten …
… om met zijn collega’s van de Armeens Apostolische kerk en die van de
Koptische kerk bij het monument te celebreren.
Vervolgens kan een deel van de
meer dan 2.000 samengestroomde mensen de verenigingszaal in om de verschillende
toespraken aan te horen. De eerste spreekster is de ambassadeur van Armenië in
Nederland, mevrouw Dzuinik Aghajanian.
Zij stelt dat elke Armeniër die nu leeft een levend protest vormt tegen
de doelstelling van de genocideplegers van 100 jaar geleden om het Armeense
volk van de aardbodem uit te wissen. “We zijn er nog en we zijn inmiddels
overal,” zo stelt Aghajanian, “maar we zijn er ook met een boodschap aan de
wereld, namelijk om geen genocides meer te plegen.” Helaas, zo moet ze
constateren, is die boodschap nog niet altijd overgekomen en ze verwijt de
internationale gemeenschap in deze ook een dubbele standaard te hanteren
waarbij economische belangen de houding bepalen ten aanzien van de genocides
die heden ten dage worden gepleegd. De huidige situatie in het Midden-Oosten
brengt dat volgens Aghajanian nog eens duidelijk voor het voetlicht.
De les van de Armeense gemeenschap zelf is volgens haar dat ze te lang
heeft gezwegen over wat er gebeurd is. De overlevenden wilden hun kinderen er
niet mee opzadelen. Maar pijn kan niet verzwegen worden. Ze moet geheeld
worden, anders blijft het rotten.
De volgende spreker was Willem
Urlings, waarnemend burgemeester van de gemeente Almelo. De gemeente die met
7.000 Armeniërs de grootste Armeense gemeenschap in Nederland herbergt. De
Armeense bevolking maakt deel uit van het multiculturele Almelo, aldus de
burgemeester, die de gemeenschap prees dat zij doorgaans in de eerste plaats
Almeloër zijn, maar op een dag als vandaag vanzelfsprekend in de eerste plaats
Armeniër. Met een impliciete verwijzing naar de Turks-nationalistischetegendemonstratie die vorig jaar plaatsvond maar dit jaar achterwege bleef,
stelde hij dat we in Almelo in vrijheid leefden en dat die vrijheid ook eenvrijheid inhield het met elkaar oneens te zijn. “Vrijheid is een luxe, die
slechts een deel van de wereld kan hebben,” zo besloot hij zijn toespraak.
Ook de derde inleider,
CDA-Tweede-Kamerlid Pieter Omtzigt, verwees naar de aanwezigheid van grote
groepen overlevenden van de genocide die in Twente waren neergestreken. Hij
stelde daarbij vast dat op dit moment meer Syrisch-Orthodoxe christenen in
Twente wonen dan in hun oorspronkelijke leefgebied Tur Abdin in het zuidoosten
van Turkije. Het belang om gebeurtenissen uit het verleden bij hun naam te
noemen is een belangrijke voorwaarde om deze niet te herhalen. Het Europees
Parlement, Frankrijk en deze week zelfs de Duitse president hebben de Armeense
genocide voluit erkend, maar e Nederlandse regering weigert het woord in de
mond te noemen en schittert ook door afwezigheid bij de internationale
herdenking eerder vandaag in de Armeense hoofdstad Jerevan. Omtzigt prees de
organisatie van deze waardige herdenking en vooral het feit dat ze met geen
enkel woord had gereageerd op de tegendemonstratie die vorig jaar door Turkse
nationalisten tegen de onthulling van het Armeense Genocide Monument in Almelo
was georganiseerd. In navolging van burgemeester Urlings stelde ook hij dat dat
getuigde van het respect waar de Nederlandse samenleving op is gebaseerd.
De volgende spreker was
emeritus hoogleraar Cor Baayen, die namens de Raad van Kerken Almelo nader
inging op de bijbelse betekenis van het woord “herdenken”. Het gaat dan niet
enkel om “terugdenken” laat staan “terugzien in wrok”, maar om een zodanig
herinneren dat het tot daden in het heden aanzien. Het is niet vrijblijvend,
maar verplichtend. In hun streven de Armeense bevolkingsgroep uit te roeien,
deed het Ottomaanse Rijk, waar de Armeniërs eeuwenlang deel van hebben
uitgemaakt, feitelijk aan zelfverminking. Dat er nog maar 80.000 Armeniërs in
Turkije wonen betekent een grote culturele verarming voor het land. Daarentegen
mag de rest van de wereld zich gezegend weten met de Armeense diaspora zodat
zij de rijke Armeense cultuur in hun midden hebben. En in de huidige Armeniërs
leven ook de Armeniërs van 100 jaar geleden voort, want zolang wij leven en hen
herinneren leven zij ook voort, aldus Baayen.
Genocide-deskundige Antonie
Holslag, wees er nog eens op dat het woord “genocide” inderdaad een kleine
dertig jaar na de Armeense genocide, die aanvankelijk “Armeense catastrofe”
heette, werd gemunt, maar dat de geestelijk vader van het woord, Lemkin, wel
degelijk de Armeense genocide op het netvlies had staan en niet de op dat
moment plaatsvindende holocaust. Dat blijkt alleen al omdat hij in zijn
definitie de overplaatsing van de kinderen van de uit te roeien bevolkingsgroep
naar ouders van het dadervolk in zijn definitie opneemt. Dat verschijnsel
maakte wel deel uit van de Armeense genocide en niet van de holocaust, aldus
Holslag, die er vervolgens op wijst dat een genocide veel meer omvat dan alleen
het fysiek doden van mensen. Het gaat ook om het uitwissen van hun cultuur, vanhun bestaan in de geschiedenis, van het verwijderen van namen die nog aan henherinneren, etc. Als je alleen focust op het doden van mensen, dan kun je de
1,5 miljoen omgekomen Armeniërs op één lijn proberen te brengen met de
miljoenen Turken en andere bevolkingsgroepen die tijdens de Eerste Wereldoorlog
zijn omgekomen onder het motto “het was nu eenmaal oorlog en er vielen aan alle
kanten slachtoffers”. Het is echter de doelbewuste, maar niet volledig
geslaagde uitwissing van de culturele erfenis van het Armeense volk die de
moord op de Armeniërs tot genocide maakt en niet enkel het feit dat er mensen
zijn omgebracht.
Europarlementariër voor de ChristenUnie en de SGP, Peter van Dalen, herinnerde
aan het Verdrag van Rome dat in 1957 een duurzame vrede beoogde tussen Europese
landen, met name Duitsland en Frankrijk. Het ging bij het Verdrag van Rome om
een interne Europese vrede. In 1992 werd het Verdrag van Maastricht gesloten
waarbij de basis werd gelegd voor een gemeenschappelijk Europees buitenlands en
veiligheidsbeleid zodat Europa ook buiten haar eigen grenzen voor vrede kon
zorgen. Vrede en veiligheid brengen is de opdracht van de Europese Unie in de
wereld, aldus Van Dalen. In dat kader was het volgens hem van belang dat het
Europees Parlement op 15 april jl. een resolutie heeft aangenomen waarin
nogmaals de Armeense genocide wordt erkend, waarin de ontkenning ervan wordt
veroordeeld en waarin Turkije wordt opgeroepen om de genocide eveneens te
erkennen. Het gaat er volgens hem nu om de woorden om te zetten in daden.
De volgende spreker was Aziz Beth Aho, voorzitter van de Aramese
Beweging voor Mensenrechten. Hij haalde de uitspraak “Wie spreekt nog over de
Armeniërs?” van de Nazi-kopstukken aan die bij de voorbereidingen van de
Holocaust verwezen naar de in hun ogen effectieve Armeense genocide. Inmiddels
spreekt iedereen over de Armeniërs en daarbij is een belangrijk element van de
Armeense genocide ongedaan gemaakt. De herinnering is niet uitgeroeid.
Maar, zo vroeg Beth Aho zich af, wie spreekt nog over de Arameeërs?
Terwijl de Armeense Genocide alom bekend is geraakt en op grote schaal wordt
erkend, is nauwelijks bekend dat gelijktijdig met de massamoord op de Armeense
christenen in het Ottomaanse Rijk ook genocide op de Aramese christenen werd
gepleegd. Binnen het Ottomaanse Rijk bestonden de Arameeërs niet als officieel
erkende aparte bevolkingsgroep en ook in de verdragen van Sèvres en Laussane
worden ze niet genoemd. Dat zet de Arameeërs op grote achterstand als het gaat
om de erkenning van “hun” genocide.
Beth Aho verwees naar de EO-documentaire “Sayfo, de vergetengenocide” die eerder deze week werd uitgezonden en waarin zowel het Aramese
volk als de op hen gepleegde genocide in de schijnwerper wordt gesteld. Ook
verwees hij naar de tentoonstellingen van het Comité 1915 waarin de
Aramese Sayfo voor het voetlicht werd gebracht. Een en ander resulteerde twee
weken geleden tot de aanname van een Kamermotie waarin naast de Armeniërs ook
de Arameeërs als slachtoffer van de genocide worden genoemd. Hij sluit af met
de boodschap dat als we willen dat er over de Arameeërs wordt gesproken, de
Arameeërs eerst en vooral zelf zullen moeten spreken en van zich zullen moeten
laten horen.
De van huis uit Syrisch
Orthodoxe Anmar Hayali, algemeen secretaris van de migrantenkerkenorganisatie
Samen Kerk in Nederland (SKIN), vroeg tijdens zijn inleiding aandacht voorchristenvervolging anno nu en benadrukte dat dit eigenlijk al door Christus was
voorzegd: “Men zal u vervolgen”. Hij sloot zijn verhaal af met een lang,
zelfgemaakt gedicht naar aanleiding van de genocide.
De laatste spreker was SP-Tweede-Kamerlid Tjitske Siderius, die verwees
naar de onlangs met de Nederlandse regering gevoegde discussie over het wel of
niet erkennen van de Armeense Genocide. Ook kondigde zij aan dat volgende maand
een delegatie van de Tweede Kamer naar Armenië zal afreizen.
Inmiddels was het programma, net als vorig jaar, al weer fors uitgelopen
en waren de meeste mensen die de toespraken via beeldschermen buiten hadden
moeten volgen al weer vertrokken. Dat deden nu ook de mensen die binnen een
plekje hadden weten te bemachtigen. Een deel van hen bleef echter wachten tot
de komst aan het eind van de avond van Sinan Can, de Turkse helft van de
“Bloedbroeders”, om met hem op de foto te kunnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten