vrijdag 22 januari 2016

Eis garanties voor minderheden als je Koerdische strijders wil steunen

Vandaag stond een door de redactie ingekorte versie van het opinie-artikel van de Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM) in Trouw. Hieronder de oorspronkelijke versie.


Terwijl het Rusland verwijt de Syrische president Assad kritiekloos te ondersteunen, heeft het Westen zelf de afgelopen vijf jaar geen gelukkige hand gehad in haar keuze van te ondersteunen grondtroepen in Syrië. Bij de ondersteuning van het Vrije Syrische Leger sloot zij te lang de ogen voor het feit dat deze in toenemende mate door jihadistische groepen werd gedomineerd en dat veel van de via regionale bondgenoten geleverde wapensystemen uiteindelijk in handen van de Syrische Al Qaïda afdeling Al Nusra kwam en vervolgens in handen van ISIS die daar terreurdaden mee pleegt die zelfs Al Qaïda te ver vindt gaan. De misdaden van ISIS in Syrië werden lange tijd genegeerd, want de daar te bestrijden vijand was immers Assad, maar toen ISIS in de zomer van 2014 de tweede stad van Irak en het belangrijke pijpleidingenknooppunt, Mosul, innam en jezidi’s op de Sinjarberg had ingesloten moest het Westen de banden met tot dan toe gesteunde jihadistische groepen in Syrië wel doorsnijden.

Het Amerikaanse leger kondigde vervolgens aan om een nieuw, “gematigde” groep strijders te zullen gaan trainen om als grondtroepen in Syrië te kunnen dienen, maar een jaar later, begin oktober 2015, moest het Pentagon erkennen dat deze operatie jammerlijk mislukt was ten koste van een half miljard dollar. Een paar dagen later vormden Arabische, christelijke en Koerdische milities in Syrië, waarvan de Koerdische YPG eigenlijk de enige echt substantiële is, samen de Syrian Democratic Forces die het, volgens haar verklaring van 11 oktober 2015 en met Westerse steun, zou opnemen tegen ISIS en de regeringstroepen van Assad. Het Westen had daarmee een op papier ideale, want divers samengestelde, samenwerkingspartner. Alleen jammer dat Turkije de YPG vooral als bondgenoot zag van de PKK waarmee ze om binnenlandse politieke redenen zojuist de strijd mee had opgevoerd en waarbij ze er niet voor terugdienste, ondanks haar lippendienst aan de internationale strijd tegen ISIS, ook Koerdische doelen in Syrië en Irak te beschieten. Turkije creëerde liever een door haar zelf (mede) gecontroleerd “veilig gebied” in het noorden van Syrië dan dat ze daar de vorming van een tweede autonome Koerdische regio zou willen toestaan. Hoewel er aanvankelijk enige steun voor leek te bestaan, lijken de Westerse bondgenoten zich inmiddels te realiseren dat Turkije ook in dit “veilige gebied” vooral de Koerdische strijdgroepen zal bestrijden.

En die Koerdische strijdgroepen blijken in de praktijk de enige enigszins betrouwbare en effectieve bondgenoten die het Westerse anti-ISIS-bondgenootschap op de Syrische (en Iraakse) grond heeft. Grondtroepen die essentieel zijn in de strijd tegen ISIS die met enkel bombardementen niet te winnen is maar waarvoor het Westen geen eigen militairen wil inzetten. Op de opinie-pagina van Trouw van 4 januari jl. stelde ChristenUnie buitenlandwoordvoerder Joël Voordewind dan ook voor om in plaats van het besluit te nemen om de Nederlandse F16’s die ISIS in Irak bestrijden ook boven Syrië te laten bombarderen, rechtsstreekse militaire steun te geven aan de Koerdische strijdgroepen waarbij hij met name de YPD noemt. Naast het feit dat deze steun veel effectiever is dan luchtbombardementen geldt voor hemhet belang dat deze Koerden ook de christelijke, Turkmeense en jezidi-minderheden zullen beschermen binnen de genoemde Syrische Democratische coalitie.

Ook hier zijn echter verklaringen op papier rooskleuriger dan de praktijk. Naarmate de Koerdische positie in de door hen (mede) beheerste gebieden sterker wordt, groeit ook een Koerdisch nationalisme dat weinig op heeft met de eigen taal, cultuur en religie van de minderheden die zich deze gebieden bevinden. Veel Aramese christenen die na de verovering van Mosul en de Vlakte van Nineve door ISIS naar de Koerdische Autonome Regio in het noorden van Irak zijn gevlucht worden daar in toenemende mate als tweederangs burger behandeld en als Aramese Beweging voor Mensenrechten hebben we ook gewelddadige botsingen tussen Koerdische peshmerga’s en Aramese christenen gerapporteerd. En waar Koerden, Arabieren en Arameeërs jarenlang de noordoost-Syrische stad Hassaka eendrachtig hebben beschermd tegen (ISIS-)aanvallen, staat dit eendrachtig bondgenootschap steeds meer onder druk naarmate de Koerdische positie binnen dit bondgenootschap zich versterkt.

Op 2 november 2015 brachten 16 christelijke organisaties een gezamenlijke verklaring naar buiten waarin ze protesteerden tegen de “Koerdificering” van het noordoosten van Syrië door de YPD. Met name in de Syrische grensstad Qamisli is het de afgelopen periode meermalen tot gewelddadige incidenten gekomen. Zo zijn er steeds sterkere aanwijzingen dat de aanslagen op 30 december 2015 waarbij 13 Aramese en Armeense christenen om het leven kwamen niet door ISIS maar door de YPD zijn gepleegd en op 11 januari jl. vermoordden Koerdische strijders de Arameeër Gabriël Henry Daoud en verwondden verschillende medestrijders van de Aramese beschermingseenheid “Sootoro”.

We realiseren ons dat het Westen geen ruime keuze heeft als het gaat om bondgenoten die in de strijd tegen ISIS als grondtroepen kunnen functioneren. Maar in ruil voor wapens en trainingen zou het Westen op z’n minst eisen kunnen stellen aan haar bondgenoten waar het bijvoorbeeld de behandeling van andere minderheden betreft en duidelijk moeten maken dat er door de thans woede oorlog geen nieuwe grenzen in het Midden-Oosten getrokken worden maar dat dat hooguit tijdens de vredesonderhandelingen gebeurt waar dan ook vertegenwoordigers van deze minderheden aan tafel zitten en ook naar hun belangen zou worden gekeken worden gehoord.

Aziz Beth Aho
voorzitter Aramese Beweging voor Mensenrechten

Geen opmerkingen:

Een reactie posten