maandag 30 juni 2014

Aanbieding rapport over de betrokkenheid van Turkije bij wandaden in Syrië aan de Tweede Kamer

Vandaag reisde voor de vierde keer dit jaar een delegatie van de Aramese Beweging voor Mensenrechten van Enschede naar Den Haag om daar, dit keer samen met een delegatie van Jubliee Campaign, een rapport aan te bieden over de betrokkenheid van Turkije bij wandaden in Syrië aan leden van de Vaste Commissie Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer. De delegaties werden ontvangen "in bijzondere procedure" door de Kamerleden Omtzigt, Voordewind en Van der Staaij.


Peter Bronsveld (Jubilee Campaign) dankt de aanwezige Kamerleden voor de ontvangst. Hij spreekt zijn verbijstering uit over het feit dat de Amerikaanse regering onlangs heeft besloten voor 500 miljoen dollar wapens te gaan leveren aan de Syrische rebellen om daarmee ISIS te bevechten. Alsof de afgelopen periode ons niet geleerd heeft dat er geen duidelijke grenzen tussen de verschillende rebellengroepen zijn te trekken en wapens en rebellen continu van de ene groep naar de andere groep gaan en dus ook bij ISIS terecht komen. Het Westerse beleid ten aanzien van Syrië wordt bepaald door een zekere beeldvorming die helemaal is losgezongen van de feiten op de grond. Met het rapport dat Jubilee Campaign en de Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM) aanbieden willen zij die feiten op de grond centraal stellen.

Aziz Beth Aho (ABM) begint zijn presentatie van de inhoud van het rapport met de constatering dat beide organisaties de afgelopen periode vaker aandacht hebben gevraagd voor de betrokkenheid van Turkije bij de wandaden in Syrië; twee maanden geleden nog met de presentatie van de Turkse onderzoeksjournalist Erkan Metin. Diverse Kamerleden hebben mede op basis hiervan ook vragen gesteld en moties ingediend, maar steevast worden de wandaden tegen christenen in Syrië en in Irak en de betrokkenheid van Turkije daarbij door de minister van Buitenlandse Zaken gebagatelliseerd. Hij antwoordt keer op keer dat er te weinig overtuigende aanwijzingen zijn en dat de Turkse regering de beschuldigingen ontkent.

Twee maanden geleden, zo stelt Aziz Beth Aho, heeft Erkan Metin duidelijk gemaakt dat de vermoedelijke daders van de ontvoering van en waarschijnlijke moord op de aartsbisschoppen van Aleppo, één jaar eerder, zich in Turkse gevangenschap bevinden, maar dat de Turkse justitie weigert een onderzoek naar hun betrokkenheid bij deze wandaden in te stellen. Vorige maand speelde de rechtszaak tegen deze daders om een heel ander vergrijp en daarbij gaven zij in de rechtszaal nog eens aan dat zij de ontvoerders waren en dat Turkse overheidsdiensten hen hierbij hebben gefaciliteerd. In het voorliggende rapport zijn nog een aantal andere voorbeelden van de betrokkenheid van Turkije bij wandaden in Syrië uitgediept die Erken Metin in zijn presentatie twee maanden geleden wel kort heeft aangestipt maar niet nader heeft kunnen toelichten.

Liesbeth Janssen (Jubilee Campaign) benadrukt dat het rapport gebaseerd is op informatie uit open bronnen, voor een belangrijk deel nieuwsberichten van gerenommeerde media. De meeste aanwijzingen die in het rapport worden opgesomd zijn gebaseerd op meerdere bronnen. Justitieel zal dit alles geen overtuigend bewijs zijn, maar aan de andere kant kan deze veelheid van informatie vanuit verschillende gerenommeerde bronnen ook niet genegeerd of gebagatelliseerd worden. Ze zou een basis moeten vormen voor nader onderzoek. Dat is ook de kern van de aanbevelingen aan het eind van het rapport: laat het navragen, dring aan op een onderzoek of stel zelf een (internationaal) onderzoek in.


Vanuit de Kamer meldt Joël Voordewind (ChristenUnie) dat hij blij is met dit rapport waarin de informatie die de Kamer al eerder bereikte op een overzichtelijke manier en voorzien van bronnen bij elkaar is gebracht. Hij stelt voor dat de opstellers van het rapport deze ook naar de minister van Buitenlandse Zaken sturen en de Vaste Commissie Buitenlandse Zaken tijdens haar procedurevergadering van a.s. donderdag de minister vraagt om met een reactie op het rapport te komen.

Kees van der Staaij (SGP) sluit zich aan bij de woorden van dank en kan zich ook vinden in het procedurevoorstel van Joël Voordewind. Bij de aanbeveling om een internationaal onderzoek te starten is het wel van belang dat ook andere parlementen zich daarachter scharen. Hij vraagt of het de opstellers van het rapport bekend is of ook in andere parlementen dit soort vragen gesteld worden. Liesbeth Janssen antwoordt dat het Zweedse parlementslid Eva-Lena Jansson vragen heeft gesteld over de betrokkenheid van Turkije bij wandaden in Syrië en dat ook de CHP in het Turkse parlement regelmatig vragen stelt over dit onderwerp.

Pieter Omtzigt (CDA) vult aan dat de CDU-fractie in het Duitse parlement hier ook zeker op aanspreekbaar is. Voor een dergelijke internationale actie is een Engelstalige versie van het rapport echter onontbeerlijk en hij vraagt de opstellers of daar voor gezorgd zou kunnen worden. Het rapport zou dan ook aan het Europees Parlement en de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa aangeboden kunnen worden. Peter Bronsveld antwoordt dat het maken van een Engelstalige versie inderdaad in de planning zit; ook de Amerikaanse afdeling van Jubilee Campaign is zeer geïnteresseerd in dit onderwerp en wil de inhoud van het rapport aan Amerikaanse parlementariërs voorleggen.

Verder meldt Peter Bronsveld dat de initiatiefnemers van dit rapport binnenkort nog een, korter, rapport zullen opstellen over de stroom christelijke vluchtelingen uit de onlangs door ISIS veroverde gebieden in Irak die thans in de Koerdische Autonome Regio worden opgevangen. Hij heeft net een overzicht binnen van 2300 gezinnen uit diverse christelijke dorpen in de provincie Nineve die zich in de Koerdische Autonome Regio hebben laten registreren. Het aantal niet geregistreerde vluchtelingen zal, zo leert de ervaring, nog een stuk hoger liggen. De Koerdische Autonome Regio heeft nauwelijks faciliteiten om deze nieuwe vluchtelingenstroom op te vangen en Europa sluit de grenzen. Er is veel aandacht voor de opkomst van ISIS en hoe deze te bestrijden, maar nauwelijks voor de mensen die de door hen in bezit genomen gebieden ontvluchten.

De aanwezige Kamerleden van hun kant melden dat ze in het Nota-overleg over de Mensenrechtenrapportage van de minister van Buitenlandse Zaken nauwelijks steun kregen voor hun pleidooien om specifieke aandacht aan christenen in het Midden-Oosten te geven. Voorstellen van de christelijke partijen om het verdwijnen van het christendom uit het Midden-Oosten en de 100-jarige herdenking van de genocide op Armeense en andere christenen in het Ottomaanse Rijk te agenderen kregen weinig steun. Het eerste voorstel werd afgedaan met de opmerking dat er ook andere groepen in het Midden-Oosten zijn die leiden onder het oorlogsgeweld en het tweede voorstel was te controversieel.

Aziz Beth Aho benadrukt dat verschillende jihadistische groepen, waaronder ISIS, wel degelijk verschil maken tussen christenen en andere burgers in hun operatiegebied. De jihadisten richten zich vaak expliciet op christenen en christelijke instellingen als kerken, kloosters en scholen en ISIS vraagt van christenen in en rond Mosul een speciale belasting of beschermingsgeld. Andere groeperingen in het Midden-Oosten (Koerden, sji’ieten, soennieten) zijn in staat zichzelf met eigen milities of met bondgenoten in de regio te beschermen, maar christenen niet.


====================

Behalve het Reformatorisch Dagblad (waarnaar aan het begin van dit bericht al een link stond) besteedde ook het weekblad Elsevier aandacht aan de aanbieding van deze rapportage.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten