zaterdag 25 november 2017

Nogmaal de Verborgen Parel belicht

Vandaag, precies vier weken na de fototentoonstelling "Palestina Anders Belicht", werd in de Openbare Bibliotheek de tentoonstelling "De Verborgen Parel" geopend. Een herhaling in twee opzichten: Tweeëneenhalf jaar geleden, in de aanloop van de herdenking van de genocide van 1915, stond ook al een tentoonstelling met beeldmateriaal over de Arameeërs en de genocide in de Enschedese bibliotheek en de tentoonstelling die vandaag werd geopend stond iets meer dan een jaar geleden in de Openbare Bibliotheek van Hengelo.


Ook toen was dr. Jan van Ginkel uitgenodigd om ter gelegenheid van deze opening een lezing te geven over de historische ontwikkeling van de Aramese taal. Voor de hoofdlijn van zijn betoog verwijs ik dan ook naar mijn verslag van die bijeenkomst. In het onderstaande beperk ik me tot een paar inhoudelijke aanvullingen.

Zo stelde Van Ginkel dat de verschijning van de driedelige uitgave "De Verborgen Parel" in 1995 werd verwelkomd in de academische wereld, omdat het voor een breder publiek inzichtelijk maakte waar het vakgebied van Van Ginkel en collega's over gaat. De culturele ontwikkelingen in het Midden-Oosten waaraan de Aramese gemeenschap een belangrijke bijdrage heeft geleverd door cultuurverschijnselen van omliggende volkeren in zich op te nemen, te bewerken en door te geven. Er wordt vaak gezegd dat het een kwestie van bewaren en doorgeven was, maar het was dus veel meer dan dat.


De vermoedelijk eerste historisch vermelding van Arameeërs kennen we uit Assyrische bronnen. Ze leefden in het gebied tussen het Assyrische Rijk in het huidige Irak, het Hettitische Rijk in Anatolië en Egypte. Tussen deze rivaliserende machten was een soort machtsvacuüm waarin de aanvankelijk nomadische Arameeërs verschillende koninkrijkjes of stadsstaatjes stichtten. Eenmaal gevestigd en zelf historische bronnen achterlatend blijkt dat ze het Feniciërs ontwikkelde alfabet hebben over en de combinatie van de Aramese taal en het aan de Feniciërs ontleende alfabet blijkt een gouden greep te zijn.

Als de Assyriërs, na aanvankelijk door de Hettieten verslagen te zijn, weer opnieuw op het toneel verschijnen en erin slagen een groot deel van het Midden-Oosten te veroveren (het Neo-Assyrische rijk) namen ze vanwege het veel eenvoudiger alfabet dan het Assyrische spijkerschrift, het Aramees over als de officiële rijkstaal, ook voor niet-Aramese bevolkingsgroepen. Deze beslissing van de Assyriërs wordt vervolgens overgenomen door de Babyloniërs die het Assyrische rijk overnemen en de Perzen die dat Babylonische rijk weer overnemen en het uitbreiden tot in Europa en Egypte. Door deze machtsuitbreiding krijgt het Aramees een enorme verspreiding. Diep in Egypte, in Elephantine, hadden de Perzen een door Joden bemenste militaire post waarvan het archief bewaard is gebleven en deze bevat Aramese teksten.
Alexander de Grote verving het Aramees vervolgens door het Grieks. Na het uiteenvallen van zijn rijk ontstaan vooral in het Midden-Oosten weer nieuwe rijkjes waar verschillende varianten van het Aramees ontstaan. Bij Damascus komt een taalgrens te liggen tussen het West-Aramees dat vooral in het huidige Palestina werd gesproken (en thans nog in paar geïsoleerde dorpjes in Zuid-Syrië en Noord-Israël) en het Oost-Aramees (meer richting Irak). Het Rijks-Aramees bleef net als het Latijn in de moderne tijd een geschreven taal die nog werd gebruikt voor communicatie op papier.

In het Laat-Aramese periode verbinden die verschillende dialecten zich met een religieuze stromingen. Zo onstaat er een Joods-Aramees, Samaritaans-Aramees, Christelijk-Aramees en het Mandees. Naast de Aramese dialekten waarmee de mensen in het Midden-Oosten zich in het dagelijks leven bedienen, ontstaan dus ook religieuze taalvarianten die zich over de dialectgrenzen heen uitbreiden. Het christelijk Aramees kent uiteindelijk het grootste verspreidingsgebied tot diep in Centraal-, Oost- en Zuid-Azië. In Centraal- en Oost-Azië is de taal nagenoeg verdwenen, maar in Zuid-India gebruiken miljoenen Indiase christenen het Aramees nog steeds als hun kerkelijke taal. Meer dus dan thans in het Midden-Oosten en in de Aramese diaspora. In Centraal-Azië was de Aramese taal en vooral het alfabet van invloed op het Sogdische alfabet waar uiteindelijk het Mongoolse alfabet van Dzjengis Khan is afgeleid.

Ook werd het christelijk Aramees, dat was gebaseerd op het Aramees zoals dat in Edessa (het huidige Urfa in Turkije) werd gesproken, in het Midden-Oosten dè taal voor de kerk, de wetenschap en het entertainment. Het waren niet de Arabieren maar de Arameeërs die de Griekse filosofische teksten vertaalden, want als christenen hadden zij ook te maken met de Griekse teksten van de kerk.

Het verhaal van de taal die Van Ginkel houdt is, zo benadrukt hij, vooral een historische schetst. Geen taalkundige. Voor de 3000 jaar taalkundige ontwikkeling verwijst hij graag naar het onlangs in het Nederlands verschenen werk van zijn Leidse collega 
Holger Gzella: "De Eerste Wereldtaal. Geschiedenis van het Aramees."


Het is echter niet dit boek dat aan het eind van de middag wordt gepresenteerd, maar het net uitgekomen boek van Johny Messo: "Arameans and the making of the Assyrians". Johny Messo is al bijna tien jaar voorzitter van de World Council of Arameans en komt vooral bij Aramese jongeren die over de hele wereld verspreid leven nogal wat vragen en onzekerheid tegen over hun identiteit. Wie zijn zij nu eigenlijk? Niemand heeft ooit van hen gehoord en ze kunnen ook niet verwijzen naar een nationale staat. Ze zijn een volk zonder land, maar komen wel heel nadrukkelijk ergens vandaan.


En dan komt het verwarrende, want hun land van herkomst is de afgelopen anderhalve eeuw vooral in kaart gebracht door anderen. Europese mogendheden en historici die hun land van herkomst en vervolgens ook de daar levende bevolking als Assyrië en Assyriërs aanduidde. Een tot de verbeelding sprekende identiteit die veel Arameeërs sindsdien hebben aangenomen en waarover bevolkingsgroep zwaar verdeeld is. En die verdeeldheid en verwarring dragen dan weer bij aan de onbekendheid bij de buitenwacht en de onzekerheid over de identiteit bij de eigen gemeenschap. De vanmiddag door wethouder Jurgen van Houdt geopende tentoonstelling kan misschien een bijdrage leveren om daar iets aan te doen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten