In de tussentijd zijn de spanningen in Israël en Palestina weer schrikbarend opgelopen en een kleine maand geleden ontving de Oecumenische Vrouwengroep Twente-Bethlehem een rondschrijven van Toine van Teeffelen, werkzaam bij het Arab Educational Institute in Bethlehem waarmee de vrouwengroep contact onderhoudt, over de explositieve situatie die hij afsluit met de volgende regels:
Om een vicieuze cirkel van geweld te voorkomen, die veel burgerslachtoffers zal eisen - op de eerste plaats aan Palestijnse kant - is daarom een alternatief vredesproces nodig, anders dan wat er tot nu toe voor doorging. Het moet gaan om een concreet politiek tijdsgebonden perspectief van een einde aan de bezetting, desnoods met een beschermende internationale macht die de bezetting overneemt. Dat perspectief komt er alleen met gerichte politieke en economische druk op Israel. Internationaal kunnen burgers hiertoe een bijdrage leveren door de – vele - Israelische producten te boycotten die de bezetting op een of andere manier in stand of kostenvrij houden. Voor een managen van het conflict, laat staan het aan de zijlijn blijven toekijken, is het te laat.
Ter onderstreping van het feit dat we hier in Twente vanavond niet voor onszelf bij elkaar waren, maar juist in solidariteit met onze contacten in Bethlehem, werd dit schrijven uit Bethlehem integraal voorgelezen door de voorzitter van de Oecumenische Vrouwengroep Twente-Bethlehem, Margreet Stroo. Daarna zette Maarten van Veen die deze avond als Reisgenoot muzikaal omlijstte het eerste lied in waarin het dromen van “een andere tijd en een andere stad” centraal stond. Maar hoe werken we daar aan?
Jan van der Kolk, voorzitter van de werkgroep Kairos Palestina, herinnerde de aanwezigen eraan dat de gezamenlijke Palestijnse kerken zes jaar geleden het Kairos-document hebben uitgebracht waarin ze benadrukten dat zij streefden naar gelijke rechten voor Israëli’s en Palestijnen. Maar wil je daar komen, dan zullen de Israëli’s als bezetters door de internationale gemeenschap gedwongen moeten worden om afstand te doen van hun privileges. Uit zichzelf zullen ze dat niet doen, zoals geen enkele gepriviligeerde groep vrijwillig en uit zichzelf haar bevoorrechte positie zal opgeven. Het einde van de huidige volstrekt ongelijkwaardige situatie is, volgens de Palestijnse kerken, niet alleen in het belang van de Palestijnse bevolking, maar ook in dat Israëlische bevolking die steeds meer gecorrumpeert dreigt te raken door haar bevoorrechte positie.
Er zijn ook veel joodse cq. Israëlische organisaties die dit onderschrijven, zoals Jeremy Milgram van Rabbi’s for Human Rights, die enkele weken geleden nog in Nederland was, en de organisaties Een Ander Joods Geluid en Gate48 van in Nederland levende joden respectievelijk Israëli’s. De Israëlische propaganda staat op de achterste benen als het om BDS gaat en beschuldigt degenen die ervoor pleiten meteen van anti-semitisme, maar het idee wordt dus gesteund door joodse en Israëlische organisaties. Ook in Israël zelf, waar verschillende organisaties oproepen tot een boycot van producten uit de illegale nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. BDS heeft dan ook niets met Israël-pesten te maken, maar vloeit feitelijk voort uit allerlei breed aanvaarde en deels ook in verdragen en regelgeving vastgelegde principes van eerlijke handel.
Israël weet het echter steeds weer in termen van anti-semitisme en Israël-pesten te draaien en wordt daarin ook gesteund door de berichtgeving in bijvoorbeeld de Nederlandse berichtgeving over het conflict in Israël en Palestina. Vooraanstaande activisten uit de anti-Apartheidsbeweging van de jaren ’80, waarop zowel het Kairos-document als de BDS-campagne is geïnsprireerd, hebben inmiddels publiekelijk aangegeven dat het Israëlische Apartheidsregime veel geraffineerder is dan het Zuid-Afrikaanse waarbij optimaal gebruik gemaakt worden van bepaalde sentimenten in de Westerse samenleving ten aanzien van Israël en het jodendom. Niet alleen vanwege de holocaust, maar op basis van Westerse theologie. Die laatste is een groot probleem voor Palestijnse christenen, maar binnen de Nederlandse kerken is nauwelijkse een tegengeluid hoorbaar.
De tweede spreker is Nabil Sahhar, die 28 jaar geleden als Palestijns christen naar Nederland kwam, jarenlang betrokken was bij de Joods-Palestijnse dialoog ook al weer een flink aantal jaren voorzitter is van de in Deventer gevestigde stichting Vrede voor Palestina. Aansluitend bij de laatste opmerking van Jan van der Kolk stelde hij dat de Nederlandse kerken “verjoodst” zijn. Als Palestijns christen, ook nog van protestantse huize, verwachtte hij wel door kerken als mede-christen uitgenodigd te worden om over Israël, Palestina en de Palestijnse christenen te spreken, maar dat is dus niet het geval. Jarenlang kwam hij de Nederlandse kerken alleen maar in als onderdeel van een koppel dat hij in het kader van de Joods-Palestijnse dialoog had gevormd met een joodse spreker die wel continu werd uitgenodigd om te komen spreken en die hem dan steeds meenam om ook het Palestijnse verhaal te vertellen.
De laatste jaren lijkt er wel iets meer aandacht te zijn voor Palestijnse christenen, maar dan past dat weer helemaal in het frame van christenen die in het Midden-Oosten door de moslims worden onderdrukt. Nabil Sahhar benadrukte dat Palestijnse christenen en Palestijnse moslims in de eerste plaats allebei Palestijn zijn en dat de Israëlische bezetting geen onderscheid maakt tussen christenen en moslims, hoewel de Israëlische overheid de laatste tijd wel probeert om op basis van dit onderscheid verdeeldheid te zaaien. Het waren echter juist christenen die de basis legden voor de belangrijkste organisaties binnen de PLO. Palestijnse christenen lijden echter nog altijd onder de Israëlische bezetting en niet onder hun islamitische buren.
Waar Nabil Sahhar baat had bij de gevormde koppels met joodse leden van de Joods-Palestijnse Dialoog omdat hij en zijn verhaal anders überhaupt niet aan bod zou zijn gekomen, hanteren diverse Nederlandse fondsen en organisaties dit principe net op de verkeerde manier. Als je bij de Vereniging Nederlandse Gemeente of diverse fondsen een projectvoorstel wil indienen om een project in Palestina te financieren, dan wordt daar onmiddellijk als eis bij gesteld dat je dan ook partner in Israël bij moet zoeken. Andersom geldt die eis niet. Ook dialoogprojecten, om Israëli’s en Palestijnen in de regio zelf of in Nederland samen te brengen, doen het erg goed in de fondsenwereld. We zijn er dol op. Maar al die goedbedoelde projecten geven de organisatoren en de financiers misschien een goed gevoel, het heeft geen enkele invloed op de onrechtvaardige situatie in Israël en Palestina en verhult de harde werkelijkheid. Alsof het om een conflicten tussen individuen gaat in plaats van een staatssysteem.
Nabil Sahhar ondersteunt daarom de oproep tot BDS om Israël te dwingen om het staatssysteem te veranderen, maar wil daar wel een EIS aan verbinden: Engagement, Investeringen en Sancties jegens Palestina. BDS is een zaak van lange adem en ondertussen voelen de Palestijnen zich steeds meer van alles en iedereen verlaten. Dat Palestijnse jongen nu met messen steken is een uiting van die wanhoop dat er maar niets verandert en de situatie eigenlijk alleen maar erger wordt. Naast het boycotten en desinvesteren van Israël zou je je dus ook moeten engageren met de Palestijnen en daar juist moeten investeren. Dat engageren kan door het land te blijven bezoeken en dan vooral de Palestijnse gebieden, gebruik te maken van Palestijnse reisorganisaties en te overnachten bij Palestijnse families. Dat is al een bepaalde investering in de Palestijnse economie, maar die investering kan nog verder gaan. Op dit moment kan de Palestijnse bevolking niet mee doen aan de internationale BDS-campage omdat hun winkels vol liggen met Israëlische producten. Maar als de Palestijnen met internationale hulp hun eigen zuivelsector zouden kunnen opbouwen bijvoorbeeld, dan zijn ze op dat gebied niet langer afhankelijk van Israëlische producten. Als 2 à 3 miljoen Palestijnse inwoners van de bezette gebieden tot boycot van Israëlische producten over zouden kunnen gaan is dat veel effectiever dan als 2 à 3 miljoen Nederlanders dat zouden doen. Mocht het überhaupt al zover komen. Volgens Nabil Sahhar is de Nederlandse samenleving namelijk nog niet rijp voor BDS, vandaar zijn pleidooi voor een aanvullende EIS.
Karel van Broekhoven is coördinator van de consumentenboycot van DocP, het documentatie en onderzoekscentrum Palestina dat een aantal jaren geleden is opgericht om in Nederland de BDS campagne te organiseren. Als derde spreker is hij het wel eens met de verzuchting van de tweede spreker dat de Nederlandse samenleving nog niet rijp is voor BDS, maar stelt daarnaast dat BDS juist zelf ook een instrument is om er draagvlak voor te creëren en de Nederlandse samenleving er rijp voor te maken. Het is een zaak van lange adem en dat moet je je bewust zijn als je er aan begint.
Een paar jaar geleden heeft de werkgroep consumentenboycot van DocP de Nederlandse supermarktketens benaderd over de producten uit de Israëlische nederzettingen die volgens internationale criteria van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) helemaal niet verkocht zouden mogen worden. Na een geslaagde actie bij de poort van het hoofdkantoor van Ahold, kwam men daadwerkelijk met de leiding van Ahold in gesprek die de werkgroep echter duidelijk maakte dat Ahold nooit in haar eentje tot een boycot van producten uit de nederzettingen zou overgaan en dat alleen als volledige keten wilde doen. Karel van Broekhoven had wel begrip voor de overwegingen van Ahold. Zodra dit bedrijf ook maar de geringste stap in de richting van een boycot zou doen, zou ze de hele Israëlische lobby over zich heen krijgen.
Via Ahold kwam de werkgroep met de supermarktkoepels in gesprek. Er was overeenstemming dat de producten uit de nederzettingen eigenlijk niet verkocht zouden mogen worden en de supermarktkoepels stelden voor dat er beter geëtiketteerd zou moeten worden: op producten uit de nederzettingen zou niet mogen staan dat ze in Israël waren geproduceerd. Het is een stap, hoewel slecht controleerbaar zonder medewerking van de Israëlische autoriteiten. Maar vervolgens bleek dat de supermarkten de keuze vervolgens aan de klanten wilden overlaten: zodra het onderscheid tussen producten uit Israël en uit de nederzettingen duidelijk was, konden deze bepalen wat ze wilden kopen of boycotten. Volgens Karel van Broekhoven een absurd voorstel. Een fietsenmaker mag geen gestolen fietsen verkopen en niemand zou het in zijn hoofd krijgen om dat op te lossen door als fietsenmaker bij de gestolen fietsen een bordje te zetten dat het een gestolen fiets is zodat de consument kan kiezen. Het mag gewoon niet. Punt uit.
Het gesprek is dus vastgelopen en sinds vorig jaar voert de werkgroep consumentenboycot “inspecties” uit bij supermarkten in het land. Natuurlijk verdwijnen de producten daarmee niet uit de winkel, maar je genereert er publiciteit mee, bereikt het winkelend publiek en de winkelmanagers vinden het niet echt leuk en zullen toch bij hun hoofdkantoren gaan vragen of daar niet iets aan te doen is. In Enschede is, zoals gezegd, afgelopen zomer al zo’n inspectie geweest en dat zouden we misschien nog een keer kunnen herhalen. Het blijft een zaak van lange adem, maar al doende bereik je wel het publiek en mogelijk dat over één of twee jaar de winkelketens weer willen praten.
Er zijn ook bedrijven die zich uit Israël of de bezette gebieden terug hebben getrokken. Deze zijn door de organisatie benaderd om vanavond aanwezig te zijn, maar dat bleek niet mogelijk. Pensioenfonds Zorg en Welzijn stuurde wel haar verklaring op die ze op 1 januari 2014 uitbracht om haar besluit toe te lichten zich uit een vijftal Israëlische banken terug te trekken “omdat de nederzettingen in de Palestijnse gebieden worden gezien als volkenrechtelijk onrechtmatig en omdat zij volgens internationale waarnemers een belangrijk obstakel vormen voor een vreedzame (tweestaten-)oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict.” Onze Reisgenoot speelde vervolgens het nummer “Tijd om op te staan”.
Jan van der Kolk, voorzitter van de werkgroep Kairos Palestina, herinnerde de aanwezigen eraan dat de gezamenlijke Palestijnse kerken zes jaar geleden het Kairos-document hebben uitgebracht waarin ze benadrukten dat zij streefden naar gelijke rechten voor Israëli’s en Palestijnen. Maar wil je daar komen, dan zullen de Israëli’s als bezetters door de internationale gemeenschap gedwongen moeten worden om afstand te doen van hun privileges. Uit zichzelf zullen ze dat niet doen, zoals geen enkele gepriviligeerde groep vrijwillig en uit zichzelf haar bevoorrechte positie zal opgeven. Het einde van de huidige volstrekt ongelijkwaardige situatie is, volgens de Palestijnse kerken, niet alleen in het belang van de Palestijnse bevolking, maar ook in dat Israëlische bevolking die steeds meer gecorrumpeert dreigt te raken door haar bevoorrechte positie.
Er zijn ook veel joodse cq. Israëlische organisaties die dit onderschrijven, zoals Jeremy Milgram van Rabbi’s for Human Rights, die enkele weken geleden nog in Nederland was, en de organisaties Een Ander Joods Geluid en Gate48 van in Nederland levende joden respectievelijk Israëli’s. De Israëlische propaganda staat op de achterste benen als het om BDS gaat en beschuldigt degenen die ervoor pleiten meteen van anti-semitisme, maar het idee wordt dus gesteund door joodse en Israëlische organisaties. Ook in Israël zelf, waar verschillende organisaties oproepen tot een boycot van producten uit de illegale nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. BDS heeft dan ook niets met Israël-pesten te maken, maar vloeit feitelijk voort uit allerlei breed aanvaarde en deels ook in verdragen en regelgeving vastgelegde principes van eerlijke handel.
Israël weet het echter steeds weer in termen van anti-semitisme en Israël-pesten te draaien en wordt daarin ook gesteund door de berichtgeving in bijvoorbeeld de Nederlandse berichtgeving over het conflict in Israël en Palestina. Vooraanstaande activisten uit de anti-Apartheidsbeweging van de jaren ’80, waarop zowel het Kairos-document als de BDS-campagne is geïnsprireerd, hebben inmiddels publiekelijk aangegeven dat het Israëlische Apartheidsregime veel geraffineerder is dan het Zuid-Afrikaanse waarbij optimaal gebruik gemaakt worden van bepaalde sentimenten in de Westerse samenleving ten aanzien van Israël en het jodendom. Niet alleen vanwege de holocaust, maar op basis van Westerse theologie. Die laatste is een groot probleem voor Palestijnse christenen, maar binnen de Nederlandse kerken is nauwelijkse een tegengeluid hoorbaar.
De tweede spreker is Nabil Sahhar, die 28 jaar geleden als Palestijns christen naar Nederland kwam, jarenlang betrokken was bij de Joods-Palestijnse dialoog ook al weer een flink aantal jaren voorzitter is van de in Deventer gevestigde stichting Vrede voor Palestina. Aansluitend bij de laatste opmerking van Jan van der Kolk stelde hij dat de Nederlandse kerken “verjoodst” zijn. Als Palestijns christen, ook nog van protestantse huize, verwachtte hij wel door kerken als mede-christen uitgenodigd te worden om over Israël, Palestina en de Palestijnse christenen te spreken, maar dat is dus niet het geval. Jarenlang kwam hij de Nederlandse kerken alleen maar in als onderdeel van een koppel dat hij in het kader van de Joods-Palestijnse dialoog had gevormd met een joodse spreker die wel continu werd uitgenodigd om te komen spreken en die hem dan steeds meenam om ook het Palestijnse verhaal te vertellen.
De laatste jaren lijkt er wel iets meer aandacht te zijn voor Palestijnse christenen, maar dan past dat weer helemaal in het frame van christenen die in het Midden-Oosten door de moslims worden onderdrukt. Nabil Sahhar benadrukte dat Palestijnse christenen en Palestijnse moslims in de eerste plaats allebei Palestijn zijn en dat de Israëlische bezetting geen onderscheid maakt tussen christenen en moslims, hoewel de Israëlische overheid de laatste tijd wel probeert om op basis van dit onderscheid verdeeldheid te zaaien. Het waren echter juist christenen die de basis legden voor de belangrijkste organisaties binnen de PLO. Palestijnse christenen lijden echter nog altijd onder de Israëlische bezetting en niet onder hun islamitische buren.
Waar Nabil Sahhar baat had bij de gevormde koppels met joodse leden van de Joods-Palestijnse Dialoog omdat hij en zijn verhaal anders überhaupt niet aan bod zou zijn gekomen, hanteren diverse Nederlandse fondsen en organisaties dit principe net op de verkeerde manier. Als je bij de Vereniging Nederlandse Gemeente of diverse fondsen een projectvoorstel wil indienen om een project in Palestina te financieren, dan wordt daar onmiddellijk als eis bij gesteld dat je dan ook partner in Israël bij moet zoeken. Andersom geldt die eis niet. Ook dialoogprojecten, om Israëli’s en Palestijnen in de regio zelf of in Nederland samen te brengen, doen het erg goed in de fondsenwereld. We zijn er dol op. Maar al die goedbedoelde projecten geven de organisatoren en de financiers misschien een goed gevoel, het heeft geen enkele invloed op de onrechtvaardige situatie in Israël en Palestina en verhult de harde werkelijkheid. Alsof het om een conflicten tussen individuen gaat in plaats van een staatssysteem.
Nabil Sahhar ondersteunt daarom de oproep tot BDS om Israël te dwingen om het staatssysteem te veranderen, maar wil daar wel een EIS aan verbinden: Engagement, Investeringen en Sancties jegens Palestina. BDS is een zaak van lange adem en ondertussen voelen de Palestijnen zich steeds meer van alles en iedereen verlaten. Dat Palestijnse jongen nu met messen steken is een uiting van die wanhoop dat er maar niets verandert en de situatie eigenlijk alleen maar erger wordt. Naast het boycotten en desinvesteren van Israël zou je je dus ook moeten engageren met de Palestijnen en daar juist moeten investeren. Dat engageren kan door het land te blijven bezoeken en dan vooral de Palestijnse gebieden, gebruik te maken van Palestijnse reisorganisaties en te overnachten bij Palestijnse families. Dat is al een bepaalde investering in de Palestijnse economie, maar die investering kan nog verder gaan. Op dit moment kan de Palestijnse bevolking niet mee doen aan de internationale BDS-campage omdat hun winkels vol liggen met Israëlische producten. Maar als de Palestijnen met internationale hulp hun eigen zuivelsector zouden kunnen opbouwen bijvoorbeeld, dan zijn ze op dat gebied niet langer afhankelijk van Israëlische producten. Als 2 à 3 miljoen Palestijnse inwoners van de bezette gebieden tot boycot van Israëlische producten over zouden kunnen gaan is dat veel effectiever dan als 2 à 3 miljoen Nederlanders dat zouden doen. Mocht het überhaupt al zover komen. Volgens Nabil Sahhar is de Nederlandse samenleving namelijk nog niet rijp voor BDS, vandaar zijn pleidooi voor een aanvullende EIS.
Karel van Broekhoven is coördinator van de consumentenboycot van DocP, het documentatie en onderzoekscentrum Palestina dat een aantal jaren geleden is opgericht om in Nederland de BDS campagne te organiseren. Als derde spreker is hij het wel eens met de verzuchting van de tweede spreker dat de Nederlandse samenleving nog niet rijp is voor BDS, maar stelt daarnaast dat BDS juist zelf ook een instrument is om er draagvlak voor te creëren en de Nederlandse samenleving er rijp voor te maken. Het is een zaak van lange adem en dat moet je je bewust zijn als je er aan begint.
Een paar jaar geleden heeft de werkgroep consumentenboycot van DocP de Nederlandse supermarktketens benaderd over de producten uit de Israëlische nederzettingen die volgens internationale criteria van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) helemaal niet verkocht zouden mogen worden. Na een geslaagde actie bij de poort van het hoofdkantoor van Ahold, kwam men daadwerkelijk met de leiding van Ahold in gesprek die de werkgroep echter duidelijk maakte dat Ahold nooit in haar eentje tot een boycot van producten uit de nederzettingen zou overgaan en dat alleen als volledige keten wilde doen. Karel van Broekhoven had wel begrip voor de overwegingen van Ahold. Zodra dit bedrijf ook maar de geringste stap in de richting van een boycot zou doen, zou ze de hele Israëlische lobby over zich heen krijgen.
Via Ahold kwam de werkgroep met de supermarktkoepels in gesprek. Er was overeenstemming dat de producten uit de nederzettingen eigenlijk niet verkocht zouden mogen worden en de supermarktkoepels stelden voor dat er beter geëtiketteerd zou moeten worden: op producten uit de nederzettingen zou niet mogen staan dat ze in Israël waren geproduceerd. Het is een stap, hoewel slecht controleerbaar zonder medewerking van de Israëlische autoriteiten. Maar vervolgens bleek dat de supermarkten de keuze vervolgens aan de klanten wilden overlaten: zodra het onderscheid tussen producten uit Israël en uit de nederzettingen duidelijk was, konden deze bepalen wat ze wilden kopen of boycotten. Volgens Karel van Broekhoven een absurd voorstel. Een fietsenmaker mag geen gestolen fietsen verkopen en niemand zou het in zijn hoofd krijgen om dat op te lossen door als fietsenmaker bij de gestolen fietsen een bordje te zetten dat het een gestolen fiets is zodat de consument kan kiezen. Het mag gewoon niet. Punt uit.
Het gesprek is dus vastgelopen en sinds vorig jaar voert de werkgroep consumentenboycot “inspecties” uit bij supermarkten in het land. Natuurlijk verdwijnen de producten daarmee niet uit de winkel, maar je genereert er publiciteit mee, bereikt het winkelend publiek en de winkelmanagers vinden het niet echt leuk en zullen toch bij hun hoofdkantoren gaan vragen of daar niet iets aan te doen is. In Enschede is, zoals gezegd, afgelopen zomer al zo’n inspectie geweest en dat zouden we misschien nog een keer kunnen herhalen. Het blijft een zaak van lange adem, maar al doende bereik je wel het publiek en mogelijk dat over één of twee jaar de winkelketens weer willen praten.
Er zijn ook bedrijven die zich uit Israël of de bezette gebieden terug hebben getrokken. Deze zijn door de organisatie benaderd om vanavond aanwezig te zijn, maar dat bleek niet mogelijk. Pensioenfonds Zorg en Welzijn stuurde wel haar verklaring op die ze op 1 januari 2014 uitbracht om haar besluit toe te lichten zich uit een vijftal Israëlische banken terug te trekken “omdat de nederzettingen in de Palestijnse gebieden worden gezien als volkenrechtelijk onrechtmatig en omdat zij volgens internationale waarnemers een belangrijk obstakel vormen voor een vreedzame (tweestaten-)oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict.” Onze Reisgenoot speelde vervolgens het nummer “Tijd om op te staan”.
Na de pauze ontspon zich een geanimeerde discussie die begon met de vraag hoe het met de Nederlandse banken stond. Volgens Jan van der Kolk kunnen alleen Triodos en ASN door de beugel, maar richt de Nederlandse BDS-campagne zich niet op banken maar op de pensioenfondsen en dan met name op het ABP. Als consument kun je echter van bank veranderen en ook het schrijven van brieven met vragen over hun investeringen kan helpen. Er zijn diverse voorbeeldbrieven, maar het schrijven van een eigen brief heeft de voorkeur en volgens één van de deelnemers blijkt een 25-tal brieven over een onderwerp al voldoende om een heroverweging in gang te zetten. Richtlijnen over maatschappelijk verantwoord ondernemen geven vaak voldoende aanknopingspunten.
Er wordt een oproep gedaan om tot een BDS-contactgroep in Twente te komen die breder is dan Enschede voor Vrede en de Oecumenische Vrouwengroep Twente-Bethlehem en een volgende inspectieronde op poten zou kunnen zetten. Opgemerkt wordt dat zo’n groep zich ook op Twentse bedrijven en instellingen zou kunnen richten. Denk aan de Universiteit Twente. Het is niet onwaarschijnlijk dat deze in een Europees onderzoeksproject zit waar ook Israëlische universiteiten of bedrijven aan deelnemen. In ieder geval is bekend dat als een onderzoeksgroep aan de universiteit met een Palestijnse universiteit in zee wil gaan, de EU voorschrijft dat er dan ook een Israëlische partner gezocht moet worden. Eén van de aanwezigen was betrokken bij een gastcollege waar de Palestijnse ambassadeur zou spreken waarop de universiteit besloot dat ook de Israëlische ambassadeur uitgenodigd moest worden. Andersom gebeurt dat niet en verder blijkt dan dat die Israëlische ambassadeur een enorme entourage meeneemt waarmee deze zijn gastheren en -dames inpakt.
Een ander onderwerp dat langs komt is de bepleite stimulering van de import van Palestijnse producten. De Raad van Kerken in Nederland riep hiertoe op in reactie op het Kairos-document waarbij ze overigens de EIS niet zozeer naast maar als alternatief tegenover de BDS plaatste. Dus geen BDS, maar wel Palestijnse producten kopen. De organisatie Canaan Fair Trade die olijfolie en andere producten uit Palestina naar Nederland importeerde is inmiddels echter gestopt en toen de Oecumenische Vrouwengroep Twente-Bethlehem aan de vernieuwbouwde Ontmoetingskerk avondmaalswijn van het Cremisan-klooster in Bethlehem wilde aanbieden, bleek zij slechts de tien laatste flessen te kunnen krijgen omdat ook deze import was gestopt. Volgens Jan van der Kolk omdat er gewoon te weinig belangstelling was voor deze producten en hij verwijt niet alleen de Raad van Kerken in Nederland, maar ook de progressievere lidkerken als de Quakers, de Doopsgezinden en de Remonstranten dat ze zich niet krachtiger inzetten voor een adequatere reactie op het Kairosdocument.
Naar aanleiding van deze discussie wil één van de deelnemers van Nabil Sahhar weten hoe het met de steun van de moskeeverenigingen staat. Deze stelt dat je de wijze waarop de kerken er mee omgaan niet kunt vergelijken met de wijze waarop de moskeeën ermee omgaan. Kerken organiseren gespreksavonden als deze, maar gaan pas na lang aarzelen de straat op. Moskeeën roepen hun achterbannen eerder op om de straat op te gaan dan dat ze er gespreksavonden over organiseren. Dat betekent ook dat je bij de laatste Palestina-demonstraties veel moslims zag en Jan van der Kolk zag ook heel veel moslims in de Haagse kerk waar eerder dit jaar de Palestijnse aartsbisschop werd ontvangen. Volgens Nabil Sahhar onderstreept dit zijn eerdere stelling dat Palestijnen in de eerste plaats Palestijn zijn en dat het verschil tussen christenen en moslims secundair is.
Dat Palestina steeds meer is gaan leven bij ook Marokkaanse en Turkse jongeren in Nederland heeft volgens hem ook weer te maken met de confrontatie met de Nederlandse cultuur waarin de holocaust breed wordt uitgemeten en de nakba nauwelijks wordt behandeld. Met hun schoolklassen worden leerlingen van Marokkaanse en Turkse afkomst naar het Anne Frankhuis meegenomen of zelfs naar het holocaust-museum maar tegelijkertijd zien ze dat de nakba wordt doodgezwegen. Dat maakt ze opstandig ten aanzien van dit onderwerp en tot veel vuriger bepleiter van de Palestijnse zaak. Nabil Sahhar vertelt dat zijn (christen-Palestijnse) kinderen door Marokkaanse jongeren in hun omgeving als helden worden behandeld.
Eén van de bestuursleden van de Oecumenische Vrouwengroep Twente-Bethlehem brengt in herinnering dat een krap jaar geleden een bijeenkomst met Toine van Teeffelen in Enschede die in samenwerking met de Raad voor Levensbeschouwingen en Religies werd georganiseerd, leidde tot een contact met één van de moskeeën in Enschede. Er heeft een interessant en heel plezierig gesprek plaatsgevonden, maar het wachten is op een volgende stap. Ook dat is kennelijk een proces van lange adem.
Na dit relaas stelt één van de deelnemers dat je het conflict niet in religieuze termen moet trekken. Het conflict is niet religieus maar gaat om land. Dat het steeds meer in religieuze termen wordt getrokken is juist een groot probleem en maakt het steeds onoplosbaarder. Nabil Sahhar is dat met haar eens. Door het als religieus conflict te beschouwen en zelfs als onderdeel van een wereldwijde botsing tussen de joods-christelijke beschaving en de islam zoals een zekere Nederlandse politicus steevast doet doe je niet alleen de Palestijnse christenen het onrecht ze aan de verkeerde kant in te delen maar ontneem je ook het zicht op het eigenlijke conflict en de mogelijke oplossing.
Na nog één laatste vraag hoe we vanuit Nederland de Palestijnse economie zouden kunnen bevorderen en het antwoord dat die Palestijnse economie grotendeels vernietigd is – letterlijk door de Gaza-oorlog van 2014 waarbij Israël de door Nederland gefinancierde bloementeelt en zeehaven heeft vernield – sluit de voorzitter de avond af met de constatering dat veel Nederlanders van goede wil aarzelen over het zetten van de stap richting boycot terwijl er feitelijk al een heel effectieve boycot gaande is van de Palestijnse economie. Dat verdient ook eens nadrukkelijk onder de aandacht gebracht te worden. Waarna de Reisgenoot de avond afsluit met een oproep om “anders dan de rest” te zijn.
Er wordt een oproep gedaan om tot een BDS-contactgroep in Twente te komen die breder is dan Enschede voor Vrede en de Oecumenische Vrouwengroep Twente-Bethlehem en een volgende inspectieronde op poten zou kunnen zetten. Opgemerkt wordt dat zo’n groep zich ook op Twentse bedrijven en instellingen zou kunnen richten. Denk aan de Universiteit Twente. Het is niet onwaarschijnlijk dat deze in een Europees onderzoeksproject zit waar ook Israëlische universiteiten of bedrijven aan deelnemen. In ieder geval is bekend dat als een onderzoeksgroep aan de universiteit met een Palestijnse universiteit in zee wil gaan, de EU voorschrijft dat er dan ook een Israëlische partner gezocht moet worden. Eén van de aanwezigen was betrokken bij een gastcollege waar de Palestijnse ambassadeur zou spreken waarop de universiteit besloot dat ook de Israëlische ambassadeur uitgenodigd moest worden. Andersom gebeurt dat niet en verder blijkt dan dat die Israëlische ambassadeur een enorme entourage meeneemt waarmee deze zijn gastheren en -dames inpakt.
Een ander onderwerp dat langs komt is de bepleite stimulering van de import van Palestijnse producten. De Raad van Kerken in Nederland riep hiertoe op in reactie op het Kairos-document waarbij ze overigens de EIS niet zozeer naast maar als alternatief tegenover de BDS plaatste. Dus geen BDS, maar wel Palestijnse producten kopen. De organisatie Canaan Fair Trade die olijfolie en andere producten uit Palestina naar Nederland importeerde is inmiddels echter gestopt en toen de Oecumenische Vrouwengroep Twente-Bethlehem aan de vernieuwbouwde Ontmoetingskerk avondmaalswijn van het Cremisan-klooster in Bethlehem wilde aanbieden, bleek zij slechts de tien laatste flessen te kunnen krijgen omdat ook deze import was gestopt. Volgens Jan van der Kolk omdat er gewoon te weinig belangstelling was voor deze producten en hij verwijt niet alleen de Raad van Kerken in Nederland, maar ook de progressievere lidkerken als de Quakers, de Doopsgezinden en de Remonstranten dat ze zich niet krachtiger inzetten voor een adequatere reactie op het Kairosdocument.
Naar aanleiding van deze discussie wil één van de deelnemers van Nabil Sahhar weten hoe het met de steun van de moskeeverenigingen staat. Deze stelt dat je de wijze waarop de kerken er mee omgaan niet kunt vergelijken met de wijze waarop de moskeeën ermee omgaan. Kerken organiseren gespreksavonden als deze, maar gaan pas na lang aarzelen de straat op. Moskeeën roepen hun achterbannen eerder op om de straat op te gaan dan dat ze er gespreksavonden over organiseren. Dat betekent ook dat je bij de laatste Palestina-demonstraties veel moslims zag en Jan van der Kolk zag ook heel veel moslims in de Haagse kerk waar eerder dit jaar de Palestijnse aartsbisschop werd ontvangen. Volgens Nabil Sahhar onderstreept dit zijn eerdere stelling dat Palestijnen in de eerste plaats Palestijn zijn en dat het verschil tussen christenen en moslims secundair is.
Dat Palestina steeds meer is gaan leven bij ook Marokkaanse en Turkse jongeren in Nederland heeft volgens hem ook weer te maken met de confrontatie met de Nederlandse cultuur waarin de holocaust breed wordt uitgemeten en de nakba nauwelijks wordt behandeld. Met hun schoolklassen worden leerlingen van Marokkaanse en Turkse afkomst naar het Anne Frankhuis meegenomen of zelfs naar het holocaust-museum maar tegelijkertijd zien ze dat de nakba wordt doodgezwegen. Dat maakt ze opstandig ten aanzien van dit onderwerp en tot veel vuriger bepleiter van de Palestijnse zaak. Nabil Sahhar vertelt dat zijn (christen-Palestijnse) kinderen door Marokkaanse jongeren in hun omgeving als helden worden behandeld.
Eén van de bestuursleden van de Oecumenische Vrouwengroep Twente-Bethlehem brengt in herinnering dat een krap jaar geleden een bijeenkomst met Toine van Teeffelen in Enschede die in samenwerking met de Raad voor Levensbeschouwingen en Religies werd georganiseerd, leidde tot een contact met één van de moskeeën in Enschede. Er heeft een interessant en heel plezierig gesprek plaatsgevonden, maar het wachten is op een volgende stap. Ook dat is kennelijk een proces van lange adem.
Na dit relaas stelt één van de deelnemers dat je het conflict niet in religieuze termen moet trekken. Het conflict is niet religieus maar gaat om land. Dat het steeds meer in religieuze termen wordt getrokken is juist een groot probleem en maakt het steeds onoplosbaarder. Nabil Sahhar is dat met haar eens. Door het als religieus conflict te beschouwen en zelfs als onderdeel van een wereldwijde botsing tussen de joods-christelijke beschaving en de islam zoals een zekere Nederlandse politicus steevast doet doe je niet alleen de Palestijnse christenen het onrecht ze aan de verkeerde kant in te delen maar ontneem je ook het zicht op het eigenlijke conflict en de mogelijke oplossing.
Na nog één laatste vraag hoe we vanuit Nederland de Palestijnse economie zouden kunnen bevorderen en het antwoord dat die Palestijnse economie grotendeels vernietigd is – letterlijk door de Gaza-oorlog van 2014 waarbij Israël de door Nederland gefinancierde bloementeelt en zeehaven heeft vernield – sluit de voorzitter de avond af met de constatering dat veel Nederlanders van goede wil aarzelen over het zetten van de stap richting boycot terwijl er feitelijk al een heel effectieve boycot gaande is van de Palestijnse economie. Dat verdient ook eens nadrukkelijk onder de aandacht gebracht te worden. Waarna de Reisgenoot de avond afsluit met een oproep om “anders dan de rest” te zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten